Gods wet verbonden aan Gods schepping…

Feike ter Velde • 89 - 2013 • Uitgave: 14/15
De Schepper van hemel en aarde, die Zichzelf aan de mens openbaart in Zijn Woord, de Bijbel, heeft de mens ook geboden gegeven. Zijn geboden, Zijn richtlijnen om in deze wereld te kunnen leven.
Toen de auto op de weg kwam moesten er ook verkeersregels worden gemaakt. Die moesten als dwingende wet worden opgelegd om mensen tegen elkaar te beschermen. Zo is het ook met Gods wet. Zo worden we tegen elkaar en tegen onszelf beschermd. Maar Gods wet hoort bij Zijn schepping en is gegeven aan de mens.


Als God de mens niet had geschapen, had Hij ook Zijn geboden niet behoeven te geven. Want die geboden zitten in de hele natuur al verweven. Wij noemen dat natuurwetten. Alleen de mens heeft aparte wetten nodig om het leven in de schepping te ordenen en de mens in een gevallen wereld – in zonde gevallen! – te beschermen. Toen de Here God alles had gemaakt, maakte Hij ook nog de mens – naar Zijn beeld en gelijkenis. Dat wil zeggen: Hij maakte een goed mens, vol van liefde, zoals Hijzelf was en is.
Adam leek op God. Hij kon zeggen: Wie mij heeft gezien heeft God gezien. Hij verheugde zich daarin en werd als een soort rentmeester over het Paradijs aangesteld. Adam leek op God en was daarom de eerste die voor Gods tuin zou kunnen zorgen. Hij zou met respect en eerbied omgaan met de werken van de Here… die prachtige schepping. De hele plantengroei, de dierenwereld, alles was in harmonie en bevond zich in een betoverend mooie staat. De wereld van Adam was Gods tuin en de mens mocht daarover het beheer voeren. Alle ingrediënten daartoe zaten al in de mens.
Adam had geen speciale wetten nodig. Hij kende Gods aard en bedoeling met de schepping. Alles was gericht op Zijn glorie en heerlijkheid. Ook de mens zelf, Adam, was daarop gericht. Bekleed met de mantel van Gods gerechtigheid en Gods heerlijkheid wandelde hij met God in de hof.

Toen kwam de zonde
De zonde heeft door dat alles een dikke streep gezet. De mens werd egocentrisch en op zichzelf gericht. Hij kwam niet meer opdagen bij de dagelijkse ontmoeting in het Paradijs, waar God en hij hun wandeling maakten en de dingen bespraken. God was er wél… Adam niet. God riep Adam, want Hij wilde hem in niet in zijn eigen sop gaar laten koken. Hij wilde hem redden uit de verschrikkelijke situatie waar hij, Adam, in terecht was gekomen. En niet alleen Adam, maar heel de schepping sleurde hij daarin mee.
Tot dan toe was Adam deel van de schepping, de kroon ervan, dragende het merkteken van de Maker. ‘Made in heaven’ stond in de kraag van Adam en op alle andere schepselen, dieren en planten. De zonde heeft die oorsprong, dat merkteken van God, van de schepping afgescheurd. Mens en dier en mens en mens werden elkaars vijanden. Wat zo prachtig was, is tot een verschrikking geworden. Wat een treurigheid! Ontredderd en naakt stonden Adam en Eva voor Gods aangezicht. Ze wisten niet waar ze kijken moesten. Alles was anders geworden!
Maar God liet het er niet bij zitten. Hij was niet veranderd! Hij maakte eerst een kledingstuk voor Adam en Eva om hun naaktheid te bedekken. Gods heerlijkheid, de mantel van Zijn gerechtigheid, was immers van de mens afgevallen.

De wet
Maar nu moesten er eerst wetten komen. Nieuwe wetten waarvan sommige al automatisch waren ingetreden: de dood deed zijn intrede in de schepping. Nu kon de mens niet meer eeuwig leven, want dan zou hij eeuwig zondaar blijven en groeien in de vijandschap tegen Zijn Maker.
Dat is ook gebleken. Op een gegeven moment moest de zondvloed een einde aan alles maken. Heel de mensheid, met uitzondering van Noach en zijn gezin, kwam om in het water. Volgens de bekende professor A.M. Rehwinkel, die een boek over de zondvloed schreef, moesten er ongeveer twaalf miljoen(!) mensen op aarde zijn geweest. Deze berekening is voorzichtig gedaan. Het zouden er zo maar nog veel meer geweest kunnen zijn. Na de zondvloed breidde de mensheid zich opnieuw uit en ontstonden uit de zonen en schoondochters van Noach de volkeren van de wereld. Bij de toren van Babel, een rijk dat werd gesticht door de geweldenaar Nimrod, bleek dat de mensheid niet was veranderd. Zij wilden zich groter maken dan God.
Dan verkiest de Here zich een volk, dat Hijzelf gaat scheppen uit een verstorven ouderpaar: Israël. Door dit volk geeft Hij Zijn wetten, met de bedoeling dat alle volken over de hele aarde dit zullen horen! Dit volk werd ook weer als de andere volken, maar God ging eerst een principe laten zien, namelijk dit principe: door oordelen heen kan Hij verlossen! Dat wordt de Exodus, de verlossing uit Egypte. Die wordt aan alle(!) volken getoond, door de wereldwijde plagen over Egypte.
Aan het verloste volk geeft Hij nu de Tien Geboden, de samenvatting van alle andere geboden. Tien woorden, op de berg Sinaï waar de heerlijkheid Gods aan Mozes werd getoond.

Duivelse tegenstand
Ook dat ging niet zonder slag of stoot. Beneden aan de berg wachtte het volk op Mozes. Maar in de hemelse gewesten maakten de demonische geesten zich op om te verhinderen dat Israël de geboden Gods zou krijgen. In hun gedachten kwam het idee om een nieuwe godheid of nieuwe goden te scheppen (Exodus 32:1). Ook Aäron, de hogepriester(!) raakt in de ban van deze duivelse misleiding! Hij verklaarde met een leugen aan Mozes (:24) toen hij ter verantwoording werd geroepen en gaf het volk de schuld (:22). Hadden ze zóveel wonderen en tekenen gezien en nochtans waren priester en volk tot dit in staat. Ze hebben de heerlijkheid des Heren gezien (Exodus 24:17), maar ook dat had hen niet veranderd! Gods ontferming over Zijn volk, Zijn wonderen, Zijn oordelen en Zijn verlossing, niets bleek voldoende om hen te veranderen.

We moeten hieruit een bijzondere les leren. Natuurlijk waren het de duivel en zijn demonische geesten die het volk hiertoe aanzetten. Het volk wilde de Here wel dienen, dat hadden ze ook openlijk verklaard (Exodus 24:7). Maar de geboden van God worden bestreden door de boze geesten vanuit de hemelse gewesten (Efeziërs 6:12) en de mens wordt verleid tot wetteloosheid en goddeloosheid. Dat is vandaag nog zo tot in regering en wetgeving toe!
Mozes vernietigde de stenen tafelen in heilige toorn. Dan komt er een tweede kans. Maar Mozes moet nu zelf twee stenen tafelen uithouwen. De bereidwilligheid van de mens om de wet te ontvangen en te doen ligt hierin mogelijk besloten: Mozes hakt zelf de tafelen uit en biedt ze de Here aan. De Here zal ze beschrijven met Zijn wet. Mozes zegt namens het hele volk: ‘Spreek Here, hier zijn de tafelen’ en God biedt dan Zijn Wet aan!
Voorafgaande komt eerst die wonderbare openbaring dat Hij de God is die vergeeft, maar ook die wetteloosheid bestraft. Dan pas, als we dat hebben begrepen, kunnen we de Tien Geboden tot ons nemen. Nu is het een keuze geworden. Een keuze vóór het leven!

Kroon op de schepping
De Here verbindt Zijn verlossing aan Zijn wet en begint met: ‘Ik ben de HERE’ – dat is Zijn naam – en vervolgens biedt Hij zichzelf aan: ‘Uw God’

. Maar er waren rondom onder volken zo veel goden. Daarom preciseert Hij wie Hij is: ‘die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb.’ En dan kan er geen plaats zijn voor andere goden! Maar gaandeweg verbindt Hij zich ook aan Zijn schepping: ‘Want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag!’
Bij de sabbat hoort tevens een scheppingsordening. Zoals heel de schepping onderworpen is aan natuurwetten: alles draait in het heelal op duizendsten van seconden, nauwkeurig en volledig betrouwbaar, zo moet ook de mens zich onderwerpen aan de scheppingsordening. Toen in de communistische en goddeloze Sovjet-Unie onder Lenin een werkweek van tien dagen werd ingesteld, was binnen zeer korte tijd de ganse natie ziek. God heeft Zijn wetten in de natuur gelegd en ook in ons lichaam(!). Die wetten zijn tevens principes die voor de hele mensheid gelden, gelovig en ongelovig. Wie zich niet aan Gods wet houdt, raakt in de versukkeling en komt om.
Pleit ik hier voor het houden van de sabbat? Nee, want daar ligt ook iets specifieks in voor Israël. Dit is een volk dat apart is gezet. Toch geldt het principe van de sabbat voor elk mens. Maar je mag je vrije dag, je rustdag, ook op een andere dag zetten. Dat maakt geen verschil. Het principe is: zes dagen werken en dan een rustdag. De zevende dag, op welke dag die ook valt in iemands leven, is het voldaan te rusten van het gedane werk. Eigenlijk is de zevende dag de kroon op de schepping, zei iemand eens. Daar zit iets in.
Na de zondvloed lezen we niets meer over het beheer, zoals in het paradijs. De mens moet heersen over de schepping en de schrik voor de mens ligt op elk dier. Het knuffelen van wilde dieren of van boomstammen is dan ook voor elk denkend mens belachelijk. Verantwoordelijk gedrag voor het milieu moet niet ontaarden in de schepping als de moderne godheid. De mens en de schepping zijn onderworpen aan Gods principes, Gods geboden!

Feike ter Velde