Gods werk gaat verder dan onze organisatie en protocollen

Paul Prijt • 96 - 2020 • Uitgave: 11
’Toch woont de Allerhoogste niet in een huis dat door mensenhanden is gemaakt’ (Handelingen 7:48)

De samenleving lijkt zich op allerlei terreinen te reorganiseren naar aanleiding van het coronavirus. De koning constateerde in de Troonrede dat ‘de coronacrisis ons ernstig op de proef stelt in alles wat van waarde is’. De vraag daarbij is in hoeverre dat ook voor de kerk geldt? Zullen de banken en stoelen van de kerk minder gevuld zijn dan tevoren? Moeten we elkaar meer digitaal ontmoeten?

Nu heeft de kerk zich in haar vorm en structuur door de eeuwen heen wel vaker aangepast. We mogen daarin ook zien dat de Heer telkens op vaak onverwachtse wijze doorgaat met Zijn werk. Hij Die de kloof tussen hemel en aarde heeft overbrugd zal ons toch ook in staat stellen de anderhalve meter te overbruggen!?

Betekenisvol aanwezig
Deze tijd bepaalt ons bij de kern van onze christelijke opdracht: hoe kunnen we als gemeente van de Here Jezus Christus getuigend en betekenisvol aanwezig zijn voor Hem, elkaar en de wereld? De Here God is Zelf immers de Aanwezige, Die er is en zijn wil in ons bestaan. Soms op een verborgen manier en soms zo duidelijk merkbaar. We zingen ervan, maar hoe laten we dat ook getuigend merken in onze omgeving? Zit die aanwezigheid in ons gebouw, onze organisatie, kerkstructuren, onze tradities of in wat we zijn voor Hem en de wereld om ons heen? En wat betekent die anderhalve meter afstand?

Ik moest denken aan de eerste gemeente in Jeruzalem. In deze kleine kwetsbare huisgemeente ontstond ook een virus dat voor afstand zorgde. Sociale afstand omdat kwetsbare mensen tekort werden gedaan in de verzorging van de maaltijden. Bij alle noodzakelijke aandacht voor de prediking van Gods Woord kwam de pastorale aandacht in de knel. Het zorgde ook voor geestelijke verwijdering. De gemeente komt dan met een soort reorganisatie om de sociale en geestelijke crisis tegen te gaan. Naast de apostelen voor het gebed en de verkondiging werden er zeven wijze betrouwbare mannen vol van Gods Geest aangesteld met de diaconale taken. Het leek erop dat de gemeente zo een goed lopende organisatie was geworden, alles keurig geregeld in structuur en protocollen.

Hij is altijd groter
Een man viel daarbij op: Stefanus, een belangrijke spil op het gemeentelijke veld in crisistijd, die de sociale en geestelijke afstand gedicht leek te hebben. En dan gebeurt er iets onverwachts: Stefanus werd zelf getroffen door het antichristelijke virus. Hij werd vals beschuldigd en zou uiteindelijk gestenigd worden. Juist hij die zo dienstbaar wilde zijn en de gemeente die het zo voor elkaar had. Voordat Stefanus gestenigd wordt, houdt hij een lange rede over de geschiedenis van God en Israël en de wereld. Hij spreekt dan niet over zijn pastorale organisatie, hij zegt niet: “jullie nemen me mijn levenswerk af”. Nee, hij spreekt over de Here God als de Aanwezige de hele geschiedenis door! Hij noemt zelfs de tempel van Salomo als voorbeeld. Hoe mooi en indrukwekkend ook gebouwd door Salomo, uiteindelijk woont de Here God niet in dat gebouw door mensenhanden gebouwd. Hij is altijd groter dan wat wij bouwen en organiseren.

Dat laat ook Rembrandt zien als hij later Stefanus schildert. Rembrandt schildert Stefanus dan niet naakt, maar met waardigheid van een diaken in een prachtig kleed onder een open hemel als een krachtig getuigenis: de kerk laat zich zijn diaconale dienstbaarheid en getuigenis niet afnemen! Ze zal vast nieuwe wegen vinden ook vanuit deze coronacrisis. Boven het hoofd van Stefanus zien we Rembrandt in zelfportret. Hij ziet zichzelf, u en mij, met de opdracht het dienstwerk om Gods Aanwezigheid gestalte te geven in ons leven, op de plaats waar God ons gesteld heeft: als levende stenen van genade, geloof, trouw, hoop en liefde in misschien wel verrassend nieuwe vormen, totdat Hij komt!

Paul Prijt