Gods levensadem in ons

ds. Theo Niemeijer • 92 - 2016 • Uitgave: 10
‘Te dien dage zult gij weten dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u’ (Johannes 14:20).

In Johannes 14 bereidt de Here Jezus Zijn apostelen voor op Zijn afscheid. Hij zal hen niet als wezen achterlaten en belooft de komst van de andere Trooster, de Heilige Geest. Hij zei hen dat het zelfs beter was dat Hij heen zou gaan, omdat anders de Heilige Geest niet kon komen.
In de periode waarin de Here Jezus op aarde was, kon Hij maar op één plaats tegelijk aanwezig zijn. Hij was in Jeruzalem, of in Galilea, maar nooit op beide plaatsen tegelijkertijd. Wanneer de Heilige Geest zou komen, werd het voor de Here Jezus wél mogelijk om op vele plaatsen tegelijk te zijn.


Het Pinksterfeest werd dat jaar precies vijftig dagen na de opstandingsdag van de Here Jezus gevierd. In Leviticus 23:15-16 lezen we dat vijftig dagen nadat het feest van de eersteling gevierd werd, het ‘Wekenfeest’, oftewel het Pinksterfeest gevierd werd. Zowel het feest van de Eersteling als het Pinksterfeest werden op de dag na de Sabbat, dus op de eerste dag van de week, gevierd. Dit betekent dat de Here Jezus precies op de dag van het ‘feest der Eerstelingen’ uit de doden als ‘de Eersteling’ (zie 1 Korintiërs 15:20) opstond, maar ook dat precies vijftig dagen later, op de eerste dag van het Pinksterfeest Gods Geest uitgestort werd. Zo vonden deze voorjaarsfeesten in Christus hun volkomen vervulling.

De verlossing van Israël
Deze feestenkalender zien we ook terug in het Oude Testament, waar we kunnen lezen over het slachten van het Paaslam op de avond van 14 Nissan, waarop de verlossing van Israël uit Egypte plaats vond, maar ook drie dagen later het omhoogklimmen van het volk uit de Rode Zee, waarmee de opstanding van de Here Jezus en wij met Hem, aangekondigd werd.
Vijftig dagen later ontving Gods volk de wet rond de Horeb van het Sinaï-gebergte. Hier werden Gods geboden op het volk gelegd en werd volledige gehoorzaamheid van het volk verlangt, een opdracht waaraan het volk niet kon voldoen. Bij de terugkeer van Mozes en de komst van de twee stenen tafelen met de wet daarop geschreven, werden ongeveer drieduizend mensen gedood (Exodus 32:28), omdat ze de eerste drie geboden al overtreden waren en zij rond een gouden kalf gedanst hadden.
Daarom is het zo sprekend dat op de Pinksterdag in Jeruzalem, waarop Gods Geest uitgestort werd, juist drieduizend mensen tot levend geloof kwamen (Handelingen 2:41).
Het verschil tussen de wetgeving bij Horeb en de uitstorting van Gods Geest in Jeruzalem ligt in het feit, dat bij Horeb Gods wil op het volk gelegd werd en in Jeruzalem Gods wil in de gelovigen gelegd werd. Zo veranderde het geloofsleven van iets dat de mensen opgelegd werd tot een leven dat van binnenuit gevoed werd.

Gods levensadem
Hiermee komen we terecht bij een gedeelte van het Bijbelvers dat boven dit artikel staat: ‘gij in Mij en Ik in u’. Door het Pinksterfeest worden we één gemaakt met Christus. Deze eenheid wordt door Paulus in Efeziërs 5:32 als een groot geheim beschreven en vergeleken met een huwelijk tussen man en vrouw. In Johannes 17:21 leert de Here Jezus ons ook over deze eenheid, waarbij onze eenheid met Christus vergeleken wordt met de eenheid tussen de Vader en de Zoon: ‘Opdat zij allen één zijn, gelijk Gij Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn.’
Toen de Here God de eerste mens schiep, blies Hij Zijn eigen levensadem in de mens, waardoor de mens deel kreeg aan de goddelijke natuur. Zo werd de mens naar Gods beeld en Zijn gelijkenis geschapen. De mens werd in Gods schepping geplaatst, maar de Here God was ook in de mens, zo waren God en de mens onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door de zonde werd de mens van God gescheiden (Jesaja 59:2), waarmee de eerste mens het contact met God kwijtraakte en zo het door Hem ingeblazen goddelijke leven verloor.
In Johannes 20:22 lezen we dat de Here Jezus na Zijn opstanding aan Zijn apostelen verscheen en op hen blies, waarbij Hij de woorden uitsprak: ‘Ontvang de Heilige Geest.’ Hiermee kondigde de Here Jezus de gebeurtenis aan waarover we in Handelingen 2 kunnen lezen. Het Pinksterfeest begon met een geweldige windvlaag uit de hemel (vers 2), waarmee Lucas aangeeft dat de Here God opnieuw Zijn levensadem in het leven van de gelovigen blaast en hen tot nieuwe mensen schept. Zo kwam Gods Geest in de harten van de gelovigen wonen en door de inwoning van de Heilige Geest kwamen ook God de Vader en God de Zoon woning in het hart van de gelovige maken (Johannes 14:23).

Beelddrager van God
Door de uitstorting van de Heilige Geest zijn we een nieuwe schepping geworden en hebben we deel gekregen aan het Goddelijke leven in ons. Hierdoor zijn we beelddragers van God geworden en hebben we de opdracht gekregen om in ons leven te laten zien wie Hij is.
Tijdens het Oude Testament sprak Hij door de profeten tot het volk Israël. In de periode waarin de Here Jezus op aarde leefde, woonde de Here God onder de mensen en deed Hij vele wonderen en tekenen om te laten zien dat God Hem gezonden had en wie God is. Na de uitstorting van de Heilige Geest koos de Here God er voor om in de verlosten te wonen en Zichzelf, door hen heen, aan de wereld te openbaren.
In Efeziërs 4:10 lezen we dat de Here Jezus ver boven alle hemelen opgevaren is om alles tot volheid te brengen. Hij zet Zijn werk, waarvoor Hij op aarde het fundament gelegd heeft, op dit moment aan de rechterhand van de Vader vanuit de hemel voort. Vanuit de hemel wil Hij ons leven tot volheid brengen. Zoals de zonnestralen de schepping tot leven verwekken en alles uit doen lopen en zo de schepping tot volheid brengen, zo is het Zijn verlangen om ook ons tot volheid te brengen. We hebben het nieuwe leven door Gods Geest in ons gekregen, maar de Here Jezus is nu bezig om vanuit de hemel dit in ons geplante leven daadwerkelijk tot volheid te brengen. Mag Hij dat ook bij u doen?

Theo Niemeijer