Gods grote trouw

Jan van Barneveld • 88 - 2012 • Uitgave: 9
We zingen graag “Groot is uw trouw, o Heer”. Inderdaad is trouw een van de belangrijkste eigenschappen die God over Zichzelf heeft geopenbaard. De HERE is trouw aan Zijn Woord, trouw aan Zijn verbonden, trouw aan Zijn beloften en trouw aan Zijn verlossingsplan. Zijn trouw gaat ook en vooral uit naar Israël: ‘Zo zegt de HERE, de Verlosser van Israël… die getrouw is, die Heilige van Israël, die u verkoren heeft’ (Jesaja 49:7). God was, is en blijft de trouwe Verlosser van Israël. Dit geestelijke feit wordt al 1800 jaar door hoofdstromingen van de Christenheid ontkend.

De visie dat de kerk de positie en de roeping van Israël heeft overgenomen (vervangingsleer) zaait veel verwarring. De HERE is momenteel bezig Zijn volk Israël te herstellen. Dit feit wordt krachtig bevestigd door frappante vervullingen van eeuwenoude profetieën. Gelovigen die, juist in verband met Israël, Gods profetieën letterlijk willen nemen, krijgen spot, wrevel en boosheid over zich heen. We geven u nu een paar argumenten uit de vervangingsleer en zetten daar tegenover wat God zegt.

1. Verbond
Zij zeggen: Israël heeft het verbond verbroken. Daarom heeft God een nieuw, geestelijk Israël uitverkoren. Dat is de kerk. Bijvoorbeeld de landbelofte geldt niet meer. Dat moeten we geestelijk zien. God zegt: ‘Zelfs wanneer zij in het land van hun vijanden zijn, versmaad IK hen niet… zodat IK hen zou vernietigen en mijn verbond met hen verbreken’ (Leviticus 26:44,45).

2. Ontrouwe echtgenote
Zij zeggen: God heeft de ontrouwe echtgenote verstoten en haar een scheidbrief gegeven (Jeremia 3:8). Maar God houdt de deur voor Israël open (lees Jeremia 3:14-4:4). En door Jesaja vraagt God: ‘Waar is toch de scheidbrief van uw moeder, waarmee IK haar verstoten heb?’ (Jesaja 50:1). Hoe zou God kunnen ‘scheiden’ terwijl Hij zo nadrukkelijk roept: ‘IK haat de echtscheiding, zegt de HERE’ (Maleachi 2:16).

3. Blind en doof
Zij zeggen: Israël heeft Christus verworpen en verwerpt Hem nog steeds als de gekomen Messias. Daardoor is Israël uit de status van Gods uitverkoren volk gestapt. Daarom heeft God de Gemeente van Christus uitverkoren. God zegt (over Israëlieten, die in onze tijd uit de ballingschap terugkeren): ‘IK doe u nakroost van het oosten komen en vergader u van het westen. IK zeg tot het noorden: Geef, en tot het zuiden: Houdt niet terug, breng mijn zonen van verre en mijn dochters van het einde van de aarde… Doet het volk uitgaan dat blind is, al heeft het ook ogen, en dat doof is al heeft het ook oren’ (Jesaja 43:5-8). Het gaat hier niet over de terugkeer uit de Babylonische ballingschap, maar uit alle streken van de wereld. We zien dit nu voor onze eigen ogen gebeuren. God zegt niet: “Breng die ongelovige Joden maar terug.” Nee, Hij noemt die ‘blinde en dove’ Israëli’s ‘mijn zonen en mijn dochters’.

4. De uitverkoren gemeente
Zij zeggen dat de Gemeente nu de genadegaven en de roeping van Israël heeft overgenomen. Immers, zeggen zij, het ‘vleselijke, natuurlijke Israël’ heeft afgedaan en wij, als ‘geestelijk Israël’ erven nu de beloften van God. Maar Paulus zegt, als hij over zijn ‘broeders, verwanten naar het vlees’ (Romeinen 9:3) spreekt: ‘De genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk’ (Romeinen 11:29). God komt niet terug op Zijn roeping. De HERE vergist Zich nooit, ook niet in Zijn keuzes.

5. Niet in plaats van, maar samen
Zij zeggen: Het heil van God is nu naar de heidenen gegaan. Die zullen het dan ook horen! Zie Handelingen 28:28,29. Alle heil is alleen in Christus en de ‘ware Gemeente’ heeft dat gegrepen en Israël niet. Paulus legt echter uit dat wij, gelovigen-uit-de-volken, ‘mede-erfgenamen, medeleden en medegenoten zijn van de belofte in Christus Jezus.’ Wij hebben het ‘burgerschap van het Koninkrijk’ niet overgenomen, maar zijn ‘medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God’ (Zie Efeziërs 2:19 en 3:6). Dus niet ‘in plaats van’, maar de nadruk ligt herhaaldelijk op ‘mede’, samen!
We zien hetzelfde in Romeinen 11:17-24. Daar vergelijkt Paulus Israël met een edele olijf. Hij volgt hierbij de profeet Jeremia, die Israël vergelijkt met een ‘bladerrijke olijfboom met welgevormde vruchten’ (Jeremia 11:16, HSV). In de tijd van Paulus zijn ‘enkele van de takken weggebroken’ en wij, gelovigen-uit-de-volken, zijn ‘als wilde loot daartussen geënt’ (Romeinen 11:17). Het woord ‘daartussen’ heeft dezelfde betekenis als bovengenoemd woordje ‘mede’. Er is dus niets vervangen, maar wij zijn er in en door de Here Jezus bijgekomen.

6. Het nieuwe Verbond
Zij zeggen: Het Oude Verbond voor Israël is verouderd en heeft afgedaan. Het nieuwe Verbond is voor de gelovigen in de Here Jezus. God zegt: ‘IK zal met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond tot stand brengen’ (Hebreeën 8:8 en Jeremia 31:31). Bovendien zegt Paulus over wat men de ‘ongelovige Joden’ noemt: ‘…zij zijn Israëlieten voor hen zijn… de verbonden’ (Romeinen 9:4). Verbonden, in meervoud dus. Het Oude en Nieuwe Verbond. Niet ‘waren de verbonden’, maar de tegenwoordige tijd, ‘zijn’! In Christus Jezus zijn wij erbij gekomen.

7. Gods lof
Zij (en wij) zingen: “Wij zullen de wereld vullen met Gods lof.” Maar zij (wij) vergeten vaak dat God zegt: ‘Het volk dat IK Mij geformeerd heb (Israël), zal mijn lof verkondigen’ (Jesaja 43:21). En: ‘Het woord van de HERE zal van Jeruzalem uitgaan’ (Jesaja 2:3). In dit verband even de beroemde Psalm 117: ‘Looft de HERE, alle gij volken, prijst Hem alle gij natiën; want zijn goedertierenheid is machtig over ons en de trouw van de HERE is tot in eeuwigheid.’
Wanneer en waarom gaan de volken de HERE loven? Als Gods goedertierenheid en trouw machtig zijn over Israël! Immers de Psalmen zijn in de eerste plaats liederen van Israël.

Ten slotte
God is de eeuwig Trouwe. Immers, hun ontrouw zal Gods trouw niet tenietdoen (Romeinen 3:3). ‘Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw, want Zichzelf verloochenen kan Hij niet’ (2 Timoteüs 2:13). Dat geldt voor Israël en ook voor ons.

Jan van Barneveld