‘Gij zult niet stelen…’

Yme Horjus • 90 - 2014 • Uitgave: 13
Een collega-voorganger nam afscheid van zijn gemeente en vroeg in het gemeenteblad alle ruim vijftig boeken terug die hij in de loop van zijn verblijf daar aan gemeenteleden had uitgeleend. Het succes van deze actie was niet daverend. Zuchtend noemde hij dit tegenover mij: ‘evangelisch lenen’. Ik heb hem niet gevraagd of het woord stelen meer op zijn plaats was. Waarschijnlijk verweet hij zichzelf ook er niet een goede administratie op na te hebben gehouden.

Bij het stelen komt de menselijke hebzucht al snel in het vizier. Als onderdeel van de Tien Geboden wordt dit gebod vrijwel elke zondag in vele kerken van reformatorische snit gelezen. Je zou dus zeggen dat het stelen onder kerkmensen nauwelijks moet voorkomen. Bovendien is het verbod op diefstal ook iets dat in het burgerlijk strafrecht is verankerd. De meeste van de Tien Geboden zullen voor een Nederlandse rechtbank voor niet-ontvankelijk worden verklaard, maar over dit gebod is men het binnen en buiten de kerk roerend eens: gij zult niet stelen.
Des te verwonderlijker is het dat in de laatste tijd berichten in de krant verschenen waarin melding gemaakt werd van frauduleuze handelingen door mensen die hun eigen geloofsgemeenschap op deze wijze benadeelden. Een vrijwilliger die jaarlijks het geld telde op de pinksterconferentie van Opwekking heeft ruim 175.000 euro achterovergedrukt. Omdat dit zich uitstrekte over 28 jaar, was een deel van dit vergrijp ook al weer verjaard. Toch werd de man veroordeeld tot een halfjaar celstraf. Ook de Doopsgezinde Kerk in Den Haag heeft aangifte gedaan tegen een echtpaar dat mogelijk 650.000 euro uit de kerkkas heeft verduisterd. Pikant detail was dat de vrouw haar man in 2010 opvolgde als penningmeester van de kerk. Het echtpaar kon zo nog ongestoord zijn gang gaan en werd de verduistering nog niet ontdekt.

Vele vormen van stelen
Het zou flauw zijn van mij op te merken dat deze beide zaken zich afspeelden in kerken en geloofsgemeenschappen waar ’s zondag de wet niet wordt voorgelezen. Dan kun je ook zoiets verwachten, is vervolgens de logische gedachte. Ik denk dat er ook voorbeelden van te vinden zijn binnen de kerken van de Reformatie. Want daar leeft een diep besef van menselijk tekortschieten: een mens is geneigd tot alle kwaad.
Toch zouden wij het ‘stelen’ ernstig versmallen wanneer we dit zouden beperken tot het ontvreemden van materieel bezit. Natuurlijk gaat het daar ook om, maar niet minder om zaken van immateriële aard. Joodse uitleggers menen dat er vele vormen van stelen zijn: het stelen van tijd, het stelen van gedachten, het stelen van de goede naam van een mens, het stelen van iemands integriteit, etc.

Door nood gedreven
Velen zullen zich nog kunnen herinneren dat wijlen bisschop Tiny Muskens de gemoederen in beweging bracht met de uitspraak dat een arme een brood mag stelen als hij honger heeft. Hij riep daarmee een golf van verontwaardiging op en men sprak er schande van dat een bisschop dát naar voren bracht, maar had bisschop Muskens niet een punt?
Als een samenleving mensen onder de armoedegrens laat leven, valt er dan geen verwijt te maken aan de rijken in die samenleving? Wie steelt dan van wie? Bovendien staat er in de Schrift een heel intrigerend woord in Spreuken 6:30, ‘Men veracht een dief niet wanneer hij steelt om zijn begeerte te bevredigen, als hij honger heeft…’ Dat mogen we niet over het hoofd zien. Net zomin als het vervolg van dit vers: ‘maar betrapt zijnde moet hij zevenvoudige vergoeding geven…’ De Bijbel praat diefstal niet goed, maar toont begrip voor de omstandigheden waarin iemand door de nood gedreven tot zoiets komt.

Ethiek
Het moge duidelijk zijn: diefstal, fraude en verduistering zijn ten enenmale ontoelaatbaar. Gods Woord leert ons tevreden te zijn met wat we hebben. Voortdurend om ons heen kijken naar wat anderen bezitten, kan hebzuchtig maken en ontevredenheid voortbrengen. Dan willen wíj ook hebben wat zíj hebben.
Waar de christelijke ethiek en het burgerlijk strafrecht zo met één mond spreken over deze zaak, moet dat ons alert maken ten aanzien van bonnetjes voor declaraties, het verhalen van schade op verzekeringsmaatschappijen, het meenemen van spullen van je werk, je mond houden als er te weinig voor producten die je koopt wordt gerekend.

‘Evangelisch lenen’
Over het stelen van de goede naam van iemand las ik ergens een prachtig Joods verhaal. Iemand verspreidde roddelpraatjes. Dat kwam uit en hij belandde bij de rabbi. Deze zei: “Verzamel een zak vol kippenveren. Ga daarmee door het hele dorp en leg op ieder erf, bij elke deur één veertje.” De kwaadspreker deed dat en kwam bij de rabbi terug om verslag uit te brengen. Hij kreeg een nieuwe opdracht. “Je moet een zak nemen, langs alle huizen gaan en elk veertje dat je hebt neergelegd, weer oppakken.” De roddelaar protesteerde: “Dat is onmogelijk, alles is allang door de wind weggeblazen.” De rabbi zei: “Laat dat voor jou een les zijn. Roddel- en lasterpraatjes zijn als veertjes die door de wind worden meegenomen. Je spreekt ze zo gemakkelijk uit, maar terughalen kun je ze niet.”
Nog onlangs las ik nog een voorbeeld van ‘evangelisch lenen’. Leen la Rivière deed zijn beklag over een plaag binnen de christelijke wereld: het illegaal downloaden en kopiëren van muziek. Niemand schijnt dit te ervaren als stelen, maar dat is het wel. Stelen van het eigendom van creatieve geesten die muziek en teksten maken en daar ook van leven. Alle auteursrechten worden ontweken met de vrome smoes: ‘het is toch voor de Heer’? Maar ook dit valt onder het achtste gebod ‘Gij zult niet stelen…’

Yme Horjus