Geopende ogen voor het geheimenis
Wie kent niet de geschiedenis van Saulus die door een ingrijpen van God de dertiende apostel werd. Door woede verblind is hij met een volmacht van het Sanhedrin op weg naar Damascus. En dan gebeurt het. Vanuit de hemel klinkt: “Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij” (Hand. 9:4). Gearresteerd door Christus, of zoals hij het later zelf als Paulus zegt: ‘door Christus gegrepen’ (Fil. 3:12).
Dit historisch dramatisch gebeuren op de weg naar Damascus, deze botsing tussen het Licht en donker, heeft grote gevolgen: ‘…hiertoe ben Ik u verschenen om u aan te wijzen als dienaar en getuige daarvan, dat gij Mij gezien hebt en dat Ik aan u verschijnen zal, u verkiezende uit dit volk en de heidenen, waarheen Ik u zend, om hun ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God opdat zij vergeving van zonden en een erfdeel onder de geheiligden zouden ontvangen door het geloof in Mij’ (Hand. 26:16-18). Niet alleen werd in Damascus Paulus’ letterlijke zicht hersteld, maar tegelijk opent God geestelijk zijn ogen, geeft openbaring, onthulling. Waarvan? Het geheimenis, mustèrion in het Grieks.
Zijn moment
In het alledaags spraakgebruik van toen en nu gaat het bij het Griekse begrip mustèrion (mysterie) om kennis die is achtergehouden, verborgen (denk aan bijv. toen de gnostiek en nu nog steeds de maçonnieke ordes e.d.), in de Bijbel gaat het in mustèrion echter om waarheid die geopenbaard - onthuld is. Het gaat in die openbaring van het geheimenis niet om iets nieuws, maar om een openen van de ogen voor iets dat is geweest, is én zijn zal.
Het geheimenis, dat God bij uitstek aan Paulus openbaarde, blijkt van eeuwigheid voorbeschikt, van voor de grondlegging der wereld. Paulus omschrijft het als ‘de verborgen wijsheid Gods’ (1Kor. 2:7), ‘eeuwenlang verzwegen maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God… bekendgemaakt…’ (Rom. 16:25,26), ‘…dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden…’ (Ef. 3:5), ‘dat van eeuwen her verborgen is gebleven’ (Ef. 3:9), ‘dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard’ (Kol. 1:26). Kortom, het geheimenis is van eeuwigheid, van voor de wereld begon. Spreekt Petrus niet van het zoeken en vorsen van de profeten, hun naspeuren op welke wijze de Geest van Christus in hen doelde (1Petr. 1:10-12) toen Hij vooraf getuigenis gaf…? Zelfs engelen hebben wat graag willen weten waar het om ging (vers 12), maar God heeft met openbaring gewacht tot Zijn moment.
Hoewel de inhoud van het goddelijke geheimenis in brede gedachte is neergelegd in het Oude Testament en gedetailleerder wordt in onder andere het spreken van Jezus in de evangeliën, kan met recht worden gesteld dat het begrip geheimenis juist in de brieven van Paulus tot zijn uiteindelijke betekenis komt. Door de ontvangen openbaring gaven de boeken van het Oude Testament aan Paulus plotseling hun geheim prijs en lieten hun werkelijke inhoud en doel zien.
Meerdere aspecten
De apostel besefte dat aan hem niet alleen het eeuwenlang verborgen geheimenis van het evangelie door openbaring bekend is gemaakt, maar bovenal dat hem als dienaar van Christus het beheer ervan is toevertrouwd: ‘de genade van God gegeven aan mij voor u’ (Ef. 3:2,7).
Omdat Paulus met het oog op het toevertrouwde beheer spreekt over geheimenissen (meervoud – 1Kor. 4:1) is de vraag gegrond of het nu om één geheimenis gaat of om meerdere. Het beste is om in deze de Bijbel zelf te raadplegen. Onderzoek van de nieuwtestamentische gegevens toont aan, dat allereerst Jezus het begrip als meervoud gebruikt: ‘…het [is] u gegeven de - mystèria - geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen…’ (Matt. 13:11). Vervolgens blijkt, dat het geopenbaarde geheimenis een zaak is die meerdere aspecten kent. Vandaar het meervoud. Het geheimenis kent verwezenlijkte aspecten zoals: de Messias - het zaad dat zou komen, Zijn geboorte, Zijn leven, Zijn zalving, lijden en verheerlijking. Ook de prediking van redding voor de heidenen. Deze heerlijkheid van het kruis - het geheimenis - bestaat niet alleen in het hier en nu deel krijgen aan de verlossing, het kindschap en de bevestiging van het Messiasschap van Jezus. De heerlijkheid van het geheimenis behelst ook - als nog niet verwezenlijkt aspect - het straks deel mogen hebben, bij de laatste bazuin, aan de opstanding uit de doden (1Kor. 15:51), of zoals door Paulus omschreven: ‘de uitopstanding tussen de doden uit’ (Fil. 3:11). Ze bestaat ook in het dan ontvangen van de erfenis, het zoonschap (Rom. 8:15-17), het Hem gelijkvormig worden (Rom. 8:29-30). Het geheimenis mag hierbij inhouden dat ook de heidenen (als zonen), mede-erfgenamen zijn van de beloften in Christus Jezus door het evangelie (Ef. 3:6). Maar er blijft ook daarbij een nog te realiseren aspect over: zodra de volheid der heidenen binnengaat, zal God zich opnieuw Zijn verbond met Israël herinneren en hun zonden wegnemen (Rom. 11:25vv.). De positie van Israël, in de verhouding tot de gemeente, is onder geheimenis een bijzondere (vgl. Rom. 9-11).
De ogenschijnlijk meerdere geheimenissen zijn vanuit een zorgvuldig bestuderen van de Bijbelse gegevens te beschouwen als één geheimenis, te brengen onder de noemer: het Koninkrijk der hemelen. Het geheimenis in Christus, met als hart het kruis - Jezus Christus en die gekruisigd (1Kor. 2:2) - kent uiteindelijk een duidelijk eschatologische, op het einde - de eindtijd - gerichte geladenheid en is eigenlijk niets anders dan een verwijzen naar de hele boodschap van het evangelie. Het is de kennis van de gekruisigde die al de aspecten tot één verbindt, terwijl het geheimenis voleindigd heet bij het geklank van de laatste, zevende bazuin (Op. 10:7). Het geopenbaarde geheimenis vindt haar toespitsing en vervulling in het (toe)komende rijk, het Koninkrijk der hemelen. Paulus plaatst het geheimenis dan ook onder de noemer de volheid der tijden (Ef. 1:10).
Geopende ogen
De inhoud van de ontvangen openbaring van Christus - die in Paulus’ omgang met God resulteerde in een steeds vollere en diepere openbaring - wordt heel in het bijzonder duidelijk in de Efezebrief. Deze brief is dan ook een uitzonderlijke weergave van het lange verloop van de Zelfopenbaring van God en beschrijft het geheel van Zijn eeuwige voornemen. Paulus zelf geeft bij deze brief aan: ‘Daarnaar kunt gij bij het lezen u een begrip vormen van mijn inzicht…’ (Ef. 3:4). Het is zijn vurig verlangen dat de lezer begrijpt waar het in het geheimenis om gaat. Dat ook de lezer geopende ogen krijgt! Paulus zegt aanhoudend voor zijn lezers te bidden, dat zij de Geest van wijsheid en openbaring mogen ontvangen om óók Jezus Christus recht te kennen - verlichte ogen van het hart (Ef. 1:15-18).
Wat Paulus geopenbaard zag in het aangezicht van Jezus, wil hij ‘krachtens de bediening (die hem) door God is toevertrouwd (als) woord van God tot zijn volle recht doen komen’ (Kol. 1:25).
Tot slot. Het uit meerdere aspecten bestaande geheimenis spitst zich toe in het geheim dat Paulus omschrijft als groot - de relatie tussen Christus en de gemeente: ‘Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en (op) de gemeente’ (Ef. 5:32). Hij geeft daarbij een diepere zin aan het huwelijk, met name als het gaat om éénheid. Een éénheid die straks in de bruiloft van het Lam bevestigd wordt. Het huwelijk wordt zo een demonstratie van het geheimenis!
Heeft de gemeente van vandaag ten aanzien hiervan - het als bruid bestemd zijn voor Christus - geopende ogen, of heerst hier (al meer) duisternis? Daarover meer in het volgende artikel.
Drs. J.G. Hoekstra
Dit is het eerste van drie artikelen n.a.v. het onlangs verschenen boek Geopende ogen - dit geheimenis is groot, geschreven door drs. J.G. Hoekstra en uitgegeven bij Teologia (een fonds van Importantia Publishing), Dordrecht 2008. ISBN 978 90 5719 162 6. De titel van het volgende artikel is: Geopende ogen voor het grote geheimenis - het huwelijk, Gods doel. De titel van het laatste artikel is Geopende ogen voor de ethische consequenties van het grote geheimenis - Gods doel, het huwelijk. Dit eerste artikel kan gezien worden als een introductie op de volgende twee.
Dit historisch dramatisch gebeuren op de weg naar Damascus, deze botsing tussen het Licht en donker, heeft grote gevolgen: ‘…hiertoe ben Ik u verschenen om u aan te wijzen als dienaar en getuige daarvan, dat gij Mij gezien hebt en dat Ik aan u verschijnen zal, u verkiezende uit dit volk en de heidenen, waarheen Ik u zend, om hun ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God opdat zij vergeving van zonden en een erfdeel onder de geheiligden zouden ontvangen door het geloof in Mij’ (Hand. 26:16-18). Niet alleen werd in Damascus Paulus’ letterlijke zicht hersteld, maar tegelijk opent God geestelijk zijn ogen, geeft openbaring, onthulling. Waarvan? Het geheimenis, mustèrion in het Grieks.
Zijn moment
In het alledaags spraakgebruik van toen en nu gaat het bij het Griekse begrip mustèrion (mysterie) om kennis die is achtergehouden, verborgen (denk aan bijv. toen de gnostiek en nu nog steeds de maçonnieke ordes e.d.), in de Bijbel gaat het in mustèrion echter om waarheid die geopenbaard - onthuld is. Het gaat in die openbaring van het geheimenis niet om iets nieuws, maar om een openen van de ogen voor iets dat is geweest, is én zijn zal.
Het geheimenis, dat God bij uitstek aan Paulus openbaarde, blijkt van eeuwigheid voorbeschikt, van voor de grondlegging der wereld. Paulus omschrijft het als ‘de verborgen wijsheid Gods’ (1Kor. 2:7), ‘eeuwenlang verzwegen maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God… bekendgemaakt…’ (Rom. 16:25,26), ‘…dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden…’ (Ef. 3:5), ‘dat van eeuwen her verborgen is gebleven’ (Ef. 3:9), ‘dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard’ (Kol. 1:26). Kortom, het geheimenis is van eeuwigheid, van voor de wereld begon. Spreekt Petrus niet van het zoeken en vorsen van de profeten, hun naspeuren op welke wijze de Geest van Christus in hen doelde (1Petr. 1:10-12) toen Hij vooraf getuigenis gaf…? Zelfs engelen hebben wat graag willen weten waar het om ging (vers 12), maar God heeft met openbaring gewacht tot Zijn moment.
Hoewel de inhoud van het goddelijke geheimenis in brede gedachte is neergelegd in het Oude Testament en gedetailleerder wordt in onder andere het spreken van Jezus in de evangeliën, kan met recht worden gesteld dat het begrip geheimenis juist in de brieven van Paulus tot zijn uiteindelijke betekenis komt. Door de ontvangen openbaring gaven de boeken van het Oude Testament aan Paulus plotseling hun geheim prijs en lieten hun werkelijke inhoud en doel zien.
Meerdere aspecten
De apostel besefte dat aan hem niet alleen het eeuwenlang verborgen geheimenis van het evangelie door openbaring bekend is gemaakt, maar bovenal dat hem als dienaar van Christus het beheer ervan is toevertrouwd: ‘de genade van God gegeven aan mij voor u’ (Ef. 3:2,7).
Omdat Paulus met het oog op het toevertrouwde beheer spreekt over geheimenissen (meervoud – 1Kor. 4:1) is de vraag gegrond of het nu om één geheimenis gaat of om meerdere. Het beste is om in deze de Bijbel zelf te raadplegen. Onderzoek van de nieuwtestamentische gegevens toont aan, dat allereerst Jezus het begrip als meervoud gebruikt: ‘…het [is] u gegeven de - mystèria - geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen…’ (Matt. 13:11). Vervolgens blijkt, dat het geopenbaarde geheimenis een zaak is die meerdere aspecten kent. Vandaar het meervoud. Het geheimenis kent verwezenlijkte aspecten zoals: de Messias - het zaad dat zou komen, Zijn geboorte, Zijn leven, Zijn zalving, lijden en verheerlijking. Ook de prediking van redding voor de heidenen. Deze heerlijkheid van het kruis - het geheimenis - bestaat niet alleen in het hier en nu deel krijgen aan de verlossing, het kindschap en de bevestiging van het Messiasschap van Jezus. De heerlijkheid van het geheimenis behelst ook - als nog niet verwezenlijkt aspect - het straks deel mogen hebben, bij de laatste bazuin, aan de opstanding uit de doden (1Kor. 15:51), of zoals door Paulus omschreven: ‘de uitopstanding tussen de doden uit’ (Fil. 3:11). Ze bestaat ook in het dan ontvangen van de erfenis, het zoonschap (Rom. 8:15-17), het Hem gelijkvormig worden (Rom. 8:29-30). Het geheimenis mag hierbij inhouden dat ook de heidenen (als zonen), mede-erfgenamen zijn van de beloften in Christus Jezus door het evangelie (Ef. 3:6). Maar er blijft ook daarbij een nog te realiseren aspect over: zodra de volheid der heidenen binnengaat, zal God zich opnieuw Zijn verbond met Israël herinneren en hun zonden wegnemen (Rom. 11:25vv.). De positie van Israël, in de verhouding tot de gemeente, is onder geheimenis een bijzondere (vgl. Rom. 9-11).
De ogenschijnlijk meerdere geheimenissen zijn vanuit een zorgvuldig bestuderen van de Bijbelse gegevens te beschouwen als één geheimenis, te brengen onder de noemer: het Koninkrijk der hemelen. Het geheimenis in Christus, met als hart het kruis - Jezus Christus en die gekruisigd (1Kor. 2:2) - kent uiteindelijk een duidelijk eschatologische, op het einde - de eindtijd - gerichte geladenheid en is eigenlijk niets anders dan een verwijzen naar de hele boodschap van het evangelie. Het is de kennis van de gekruisigde die al de aspecten tot één verbindt, terwijl het geheimenis voleindigd heet bij het geklank van de laatste, zevende bazuin (Op. 10:7). Het geopenbaarde geheimenis vindt haar toespitsing en vervulling in het (toe)komende rijk, het Koninkrijk der hemelen. Paulus plaatst het geheimenis dan ook onder de noemer de volheid der tijden (Ef. 1:10).
Geopende ogen
De inhoud van de ontvangen openbaring van Christus - die in Paulus’ omgang met God resulteerde in een steeds vollere en diepere openbaring - wordt heel in het bijzonder duidelijk in de Efezebrief. Deze brief is dan ook een uitzonderlijke weergave van het lange verloop van de Zelfopenbaring van God en beschrijft het geheel van Zijn eeuwige voornemen. Paulus zelf geeft bij deze brief aan: ‘Daarnaar kunt gij bij het lezen u een begrip vormen van mijn inzicht…’ (Ef. 3:4). Het is zijn vurig verlangen dat de lezer begrijpt waar het in het geheimenis om gaat. Dat ook de lezer geopende ogen krijgt! Paulus zegt aanhoudend voor zijn lezers te bidden, dat zij de Geest van wijsheid en openbaring mogen ontvangen om óók Jezus Christus recht te kennen - verlichte ogen van het hart (Ef. 1:15-18).
Wat Paulus geopenbaard zag in het aangezicht van Jezus, wil hij ‘krachtens de bediening (die hem) door God is toevertrouwd (als) woord van God tot zijn volle recht doen komen’ (Kol. 1:25).
Tot slot. Het uit meerdere aspecten bestaande geheimenis spitst zich toe in het geheim dat Paulus omschrijft als groot - de relatie tussen Christus en de gemeente: ‘Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en (op) de gemeente’ (Ef. 5:32). Hij geeft daarbij een diepere zin aan het huwelijk, met name als het gaat om éénheid. Een éénheid die straks in de bruiloft van het Lam bevestigd wordt. Het huwelijk wordt zo een demonstratie van het geheimenis!
Heeft de gemeente van vandaag ten aanzien hiervan - het als bruid bestemd zijn voor Christus - geopende ogen, of heerst hier (al meer) duisternis? Daarover meer in het volgende artikel.
Drs. J.G. Hoekstra
Dit is het eerste van drie artikelen n.a.v. het onlangs verschenen boek Geopende ogen - dit geheimenis is groot, geschreven door drs. J.G. Hoekstra en uitgegeven bij Teologia (een fonds van Importantia Publishing), Dordrecht 2008. ISBN 978 90 5719 162 6. De titel van het volgende artikel is: Geopende ogen voor het grote geheimenis - het huwelijk, Gods doel. De titel van het laatste artikel is Geopende ogen voor de ethische consequenties van het grote geheimenis - Gods doel, het huwelijk. Dit eerste artikel kan gezien worden als een introductie op de volgende twee.