Genade zo oneindig groot

Feike ter Velde • 76 - 2000/01 • Uitgave: 23
Dominee David Zimmerman vertelde zijn gemeente over een aangrijpende gebeurtenis in een rechtszaal in Zuid-Afrika.

Een tengere en kleine zwarte vrouw van in de zeventig stond in de rechtszaal. Haar gelaat toonde de sporen van haar leeftijd. Er stonden enkele blanke politiemannen terecht voor de moord op haar man en haar zoon. Eerst werd haar zoon doodgeschoten en ergens verbrand. Later werd haar man meegenomen. Ze hoorde niets meer van hem totdat de politieman B. terugkwam om ook de vrouw op te halen. Ze werd naar een plaats aan de rivier gebracht. Daar zag ze haar man terug, vastgebonden, kennelijk mishandeld, liggend op een stapel hout. De laatste woorden van zijn lippen waren "Vader, vergeef hen" toen ze hem overgoten met benzine en in de brand staken.

Politieman B. en enkele helpende collega's werden schuldig bevonden. op de dag van de uitspraak vroeg de rechter aan de kleine zwarte vrouw: "Wat zou u willen? Hoe kan er recht worden gedaan aan een man als B., die uw gezin zo gruwelijk heeft vernietigd?"

Het oude vrouwtje zei, na enkele ogenblikken van stilte: "ik zou graag drie dingen willen. Ten eerste naar die afgelegen plaats worden gebracht waar mijn man werd verbrand om te zien wat er over is. wat ik vind wil ik waardig begraven". Ze pauzeerde een moment en vervolgde toen: "Mijn man en zoon waren mijn enige familie.

Daarom wil ik, op de tweede plaats, dat mijnheer B. mijn zoon wordt. ik zou willen dat hij mij tenminste tweemaal per maand zou bezoeken in de sloppenwijk waar ik woon om daar de dag met me door te brengen, zodat ik de liefde die nog in mij is
aan hem kan geven.

Ten derde", zei ze "Ik wil dat mijnheer B. weet, dat ik hem mijn vergeving aanbied, omdat Jezus Christus stierf om te vergeven. Dit was ook de wens en het gebed van mijn man. ik wil iemand vriendelijk vragen mij te ondersteunen naar de andere kant van deze zaal, zodat ik mijnheer B. kan omarmen om hem te laten weten dat hij waarlijk vergeving heeft ontvangen".

Toen een ambtenaar van het gerechtshof de oude vrouw begeleidde naar de andere kant van de grote zaal, viel B., overweldigd door hetgeen hij had gehoord, flauw.

Vanuit het publiek in rechtszaal, bekenden en buren van het oude vrouwtje, klonk zachtjes een melodie, die sterker aanzwelde tot een voluit gezongen lied:

Genade, zo oneindig groot,
dat ik, die 't niet verdien,
het leven vond, want ik was dood
en blind, maar nu kan 'k zien.

Want Jezus droeg mijn zondelast
en tranen aan het kruis.
Hij houdt mij door genade vast
en brengt mij veilig thuis.


FtV