Genade verandert mensen

Joop Schotanus • 77 - 2001/02 • Uitgave: 23
U hebt het waarschijnlijk al begrepen: Onze titel is de titel van het boek van Aad Kamsteeg. Kamsteeg reisde de wereld door en kwam allerlei mensen tegen (vooral in Amerika) met vaak een totaal andere kerkelijke achtergrond dan de zijne. Hij bezocht kerken en theologische opleidingen. Hij ontmoette mensen die diepe indruk op hem maakten. Hij las boeken als van Watchman Nee en Martin Lloyd Jones. Hij ontdekte hun geheim, waardoor hij naar zijn gevoel beter zicht kreeg op de geestelijke werkelijkheid van het normale christen-leven. Zijn artikelen in het Nederlands Dagblad raakten doorspekt van illustraties, om die nieuwe werkelijkheid goed in beeld te brengen. Hoe groot de invloed van zijn schrijven voor zijn mensen hier in Nederland is en nog zal zijn zal de eeuwigheid openbaren.

EEN BIJZONDERE NADRUK
Zijn nadruk ligt op een manier van leven van een christen, zoals dat eigenlijk heel vanzelfsprekend zou moeten zijn, maar door verkeerde benaderingen onduidelijk blijft. Iets wat de boventoon zou moeten voeren komt heel vaak niet duidelijk aan de oppervlakte. Wordt de vrede en de vreugde in Christus wel voldoende zichtbaar om de wereld tot jaloersheid te verwekken?

Er zijn veel mensen die op gezette tijden om vergeving vragen voor hun zonden, maar hun leven verandert er niet door. Hun vragen om vergeving lijkt een soort aanvulling op hun tekortkomingen. Kennen we een leven dat zich in alles op God richt? Of is ons leven gedeeld in een godsdienstig en een seculier gedeelte? Een stukje eigen gebied en een stukje godsdienstig gebied?

WELKE INVALSHOEK?
Is er een diep verlangen om te veranderen naar het beeld van Christus? We kunnen toch zien dat in het Nieuwe Testament dit het hoofdmotief is van de wandel in het licht. Christus kreeg wat ik verdiende en ik mag krijgen wat Hij voor mij verdiende. Er valt voor ons helemaal niets meer te verdienen. Christus is in mijn plaats getreden en heeft mij daarmee aanvaard met alle zegeningen die daarbij horen. Hoe vaak denken mensen nog in Gods gunst te kunnen komen door goede dingen te doen en de verkeerde dingen na te laten? Maar we moeten ervan doordrongen zijn dat wij van onze kant niets kunnen bewerkstelligen om bij God in de gunst te komen. Ik kan niet pas bemind worden door de Here als ik dat door mijn inspanningen heb verdiend. We kunnen ook niets doen om Gods gunst te verliezen. Gods genade is altijd groter dan mijn falen. Er staat nergens in de Bijbel dat ik niet kan falen. Wel, dat ik niets als mijn werk in rekening kan brengen, omdat mijn bekwaamheid Gods werk is (2 Kor. 3:4-6). Het bijzondere (in tegenstelling met allerlei andere godsdiensten) is mijn absolute hulpeloosheid als uitgangspunt. We kunnen zeggen dat we in het volbrachte werk van Christus geloven, maar dat staat dan niet automatisch gelijk aan het ervaren van de werkelijkheid daarvan. Echt geloven stijgt ver uit boven het "ja" zeggen met mijn verstand.

LEVEN UIT GENADE!
Hoe ziet zo'n leven uit genade er uit? Als de Here Jezus wijst op een gerechtigheid, die de gerechtigheid van schriftgeleerden moet overstijgen, dan betekent dat niet dat ik ijveriger in de weer moet zijn met de wet. Hij heeft het niet over de eerste indruk van het uiterlijk gedrag. Dat zou wel eens heel veel op elkaar kunnen lijken. Waar het de Here Jezus om gaat is het hart. De Here Jezus prikt voortdurend door mijn buitenkant heen. Hoe staat het er van binnen met me voor? Pas als ik van binnen verander door de genade, stijgt de kracht van mijn goede werken uit boven die van de vrome, religieuze mens. Er zijn christenen die erop hameren, dat ik vooral mijn best moet doen om aan de eis van de wet te voldoen. Ze spreken wel van genade, maar het is genade, maar! Genade, maar je moet wel je richten op Gods eisen. Genade, maar hoe staat het met je gehoorzaamheid. Genade, maar ik blijf de arme zondaar, die ik was. Wat blijft er dan nog over van de genade? Voor hen die mijn boekje over Verzoening en Bevrijding hebben gelezen, hebben al ontdekt dat ik in dit opzicht helemaal overeenstem met bovenstaande aanhalingen uit het boek van Kamsteeg. We kunnen beide boekjes lezen om e.e.a. nog duidelijker te verstaan.
Voor dat verstaan nog een kleine toevoeging mijnerzijds.

ZONDAAR OF NIEUWE SCHEPPING
Mijn denken en doen wordt bepaald door mijn identiteitsbesef. Hoe ik mezelf beschouw. Als ik denk dat ik in wezen een arme zondaar ben, dan straal ik dat ook uit. Daar zou niets mis mee zijn als we daarmee zouden beantwoorden aan Gods bedoeling. Als het onze roeping zou zijn om de arme zondaar uit te hangen, dan blijft ons niets anders te doen. Maar Paulus spreekt in Romeinen 5:8-10 over: Toen wij nog zondaars waren en toen wij nog vijanden waren. Zondaar en vijand zijn hier synoniem. De Here God ziet ons nu gelukkig niet meer als vijanden en evenmin als zondaar. Dat is niet meer onze wezenlijke identiteit. We kregen een nieuwe naam en dat is de uitdrukking van een nieuwe identiteit. We werden een nieuwe schepping. Het oude is voorbijgegaan. Het is alles nieuw geworden. Die nieuwe schepping laat mij weten dat wanneer ik zondig, ik de last die ik daarvan heb bij de Here mag brengen.

Dat de gemeenschap die even verbroken was, hersteld kan worden. Was mijn oude mens (de arme zondaar) mijn wezenskenmerk, dan zou ik geen last hebben van een verbroken gemeenschap. Nu die nieuwe schepping mijn identiteit is en ik in het licht wandel heb ik last van zonden en de drang om een zuivere gemeenschap met de Here en medegelovigen te ervaren. De mensen die zich niet onder het licht stellen kunnen ook niet echt last hebben van de verbroken gemeenschap. Paulus weet zelfs uit eigen ervaring dat als het ik centraal staat je er ellendig aan toe bent. Hij noemt gelovigen die de zonde blijven koesteren vleselijk.

DE DRAAIDEUR MENTALITEIT
Billy Graham gebruikte om het zondigen van gelovigen te illustreren het beeld van vogels die om je hoofd kunnen vliegen. "Ik kan niet voorkomen dat ze om mijn hoofd vliegen, maar wel dat ze in mijn haren gaan nestelen". Ziet u het verschil van dingen die u overkomen en de dingen die u koestert? Iemand die gelegenheid geeft tot nestelen is dus de vleselijke christen van Romeinen 7. Daar is het een kwestie van een houding van toegeven aan, totdat je in wanhoop uitroept “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen enz.” Als je dan Gode zij dank in Romeinen 8 terecht komt ervaar je een bevrijding van het bewust toegeven aan, omdat je een kracht ervaart die je boven je eigen ik uittilt. Iemand die denkt dat er niets anders voor hem op zit dan van ogenblik tot ogenblik heen en weer te gaan tussen Romeinen 7 en 8, heeft een soort draaideur mentaliteit. Hoe is dat dan in overeenstemming te brengen met de bijbelse aanmoediging om in te gaan in de rust. Honger naar meer? Schaf de genoemde boeken aan!

Joop Schotanus