Image

Gelukkig zijn omdat je God hebt leren kennen

Oscar Lohuis • 97 - 2021 • Uitgave: 12

Twee korte verzen uit de Bijbel laten ons een bepaald contrast zien. In Romeinen 3:18 lezen wij: ‘De vreze Gods staat hun niet voor ogen.’ Dat is een soort samenvatting van de zondige conditie van de mens, waarin er geen respect voor de Heere God is. Het idee om naar God te luisteren, Hem te willen gehoorzamen en alles ten diepste voor Hem te doen, staat de zondige mens niet aan.

Het andere vers vinden wij in Psalm 16:8 ‘Ik stel mij de Heere voortdurend voor ogen.’ Dat getuigt van een geheel andere houding ten opzichte van de Heere. David, de schrijver van deze Psalm, wil steeds de Heere in gedachten houden, Hem in het vizier houden. Niet God vergeten, of God negeren, of God en Zijn geboden links laten liggen, maar je bewust zijn van Zijn aanwezigheid. Hem voor ogen houden staat ook voor willen luisteren naar wat Hij tegen je zegt en bereid zijn om Hem te gehoorzamen. Dit alles doe je om Hem te eren, omdat je een verlangen hebt gekregen om Hem te aanbidden en Hem te verheerlijken met je leven.  

Leven voor Gods aangezicht

Als gelovigen worden wij opgeroepen om ons leven te leiden voor het aangezicht van de Heere God. Gelovige Joden dragen een keppeltje, waardoor ze hele dag herinnerd worden aan Gods aanwezigheid en dat zij hun leven voor Zijn aangezicht leiden. Ik heb begrepen dat de bekende Engelse prediker en schrijver Dr. Martyn Lloyd-Jones eens heeft gezegd: “Een christen is iemand die leeft voor het aangezicht van God.”  

In een eerder artikel (Zoeklicht nr. 11) schreef ik over de invloed van het New-Age denken in onze cultuur en ook in de kerk. Als gevolg daarvan draait het zo vaak om onszelf, om ons geloof en om de vraag hoe ons leven kan verbeteren door ons geloof. We zijn niet meer gewend aan preken waarin het gaat over God. Die gerichtheid op de mens, op onszelf en op wat wij van God kunnen verkrijgen voert te vaak de boventoon. Er moet een soort Copernicaanse revolutie plaatsvinden in ons denken. Copernicus ontdekte dat (wiskundig gezien) de aarde om de zon draait en niet, zoals men tot dan toe dacht, de zon om de aarde. Niet de aarde staat in het middelpunt, maar de zon. Wat hij beweerde wekte veel weerstand op en hij is erom verguisd en verketterd, maar hij had wel gelijk. Sindsdien is het wetenschappelijke denken in de astronomie helemaal veranderd door deze ontdekking.
Dat heeft geleid tot een revolutie in het denken. Evenzo vindt er bij ons een verandering van denken plaats wanneer wij ontdekken dat het niet om onszelf draait in ons bestaan, maar om de Heere God. Wij zijn niet het middelpunt en het doel van ons leven, maar wij zijn geschapen voor Hem. Het doel van ons leven betreft niet onszelf,  ons leventje, ons geluk en ons kleine koninkrijkje. Maar wij allemaal hebben als doel van ons leven de Heere voortdurend voor ogen te houden, met alles wat we doen Hem te aanbidden en dan te gaan ervaren: ‘overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht’ (Psalm 16:11).  

In Hem verblijden
Het is goed voor ons om de tijd te nemen om gewoon onze aandacht op Hem te richten. Henri Nouwen sprak eens met moeder Theresa. Hij deelde iets van zijn worstelingen in het leven en vroeg om raad. Toen zei moeder Theresa tegen hem: “Als je iedere dag een uur neemt om Hem te adoreren en je vermijdt het doen van slechte dingen, dan zal het goed met je gaan.” We zullen slechte dingen vermijden als we de Heere voor ogen houden. God heeft Zijn Zoon naar deze wereld gezonden om ons met Hemzelf te verzoenen. Dat betekent dat wij daardoor Hem leren kennen. Hemzelf. We worden door de verzoening in staat gesteld om ons in Hem te gaan verblijden, om Hem te gaan waarderen, om te gaan inzien hoe geweldig groot en hoe onvoorstelbaar goed Hij is. Het gaat dus niet vooral om onze grootheid en het geweldige potentieel van de mens, maar om zicht op onze Schepper en Verlosser, de God van Israël.  

Onze vreugde is kwetsbaar
Het is niet goed als in de prediking of in de samenzang de nadruk ligt op alles wat wij van God kunnen verkrijgen. Er zijn honderden zegeningen die wij van God krijgen, maar onze vreugde moet niet in de eerste plaats liggen in alles wat God ons geeft. Als we onze vreugde af laten hangen van de zegeningen, de omstandigheden, dan is onze vreugde zeer kwetsbaar. Maar als onze vreugde is in Hemzelf, als onze grootste blijdschap is wie de Heere is, dan is onze vreugde bestendig. Augustinus schreef: “Velen roepen uit naar de Heere om verliezen te vermijden of om rijkdom te vergaren, voor de veiligheid van hun vrienden of voor de veiligheid van hun huis, voor tijdelijk geluk of voor wereldlijke onderscheiding, ja zelfs voor louter fysieke gezondheid, die de enige erfenis is van de arme man. Helaas, het is gemakkelijk om dingen van God te vragen en niet God zelf te willen; alsof het geschenk ooit te verkiezen zou zijn boven de Gever.”
Daarna illustreerde Augustinus dit met een eenvoudige vergelijking: “Veronderstel dat een man een ring zou maken voor zijn verloofde en zij zou meer van de ring houden dan van haar verloofde, zou haar hart dan niet schuldig zijn aan ontrouw? God heeft je alle dingen gegeven; houd van Hem die ze heeft gemaakt.” Daarom riep deze kerkvader op tot het verlangen naar God Zèlf: “Het hele leven van een goede christen is een heilig verlangen, dat is, een verlangen naar God. U hebt ons voor uzelf gemaakt, o Heer, en onze harten zijn onrustig totdat ze rusten in U.”  

Meer willen
We worden door onze cultuur en door de tijdgeest, en door alle informatie en advertenties die dagelijks op ons afkomen, gestimuleerd om alsmaar meer dingen te willen hebben. Meer eten, beter eten, meer kleren, meer apparaten, meer vierkante meters, meer ervaringen, meer reizen, meer genot. Toen een van de rijkste mannen van de twintigste eeuw gevraagd werd wat genoeg voor hem was, antwoordde hij: “Slechts een klein beetje meer.” Maar het is nooit genoeg, want de dingen van dit leven kunnen het menselijke hart nooit tevreden stellen. Er komt echter een geweldige ontspanning, rust en vrede, blijdschap en hoop, als je met David kunt zeggen: ‘De Heer is mijn herder, mij ontbreekt niets’ (Psalm 23:1). Het is zoals ik een zuster eens in een samenkomst hoorde bidden: “In U, o Heere, zijn al onze verlangens vervuld.”  

Oscar Lohuis