Geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 38:23
"Haast U, mij ter hulpe Here, mijn heil" Ps. 38:23
In zijn gedenken is David aan het juiste adres: de Here! Hij gedenkt wat hem is overkomen, hij overziet zijn leven en hij komt tot de ontdekking dat er meer reden is tot klagen dan tot danken. Verreweg het grootste deel van deze psalm bevat Davids jammerklacht over zijn lichamelijk en geestelijk lijden. Hij voelt het als de toorn van God (:2) als pijlen die hem diep in zijn ziel raken en als de hand des Heren die op hem is neergedaald. De hand van God drukte hem neer.
We hebben dat eerder gelezen: "want dag en nacht drukte Uw hand zwaar op mij" (Ps. 32:4). Hier gaat het om de overtuiging van zonde. Dat is een werk van de Heilige Geest in het leven van de gelovige. De Geest brengt uiteindelijk een diepe verbrokenheid, als hij een mens van zonde overtuigt. David vat dat hier samen met de 'pijlen Gods' die op hem neerkomen en de 'hand van God' die hem terneerdrukt. Hij brult het uit in benauwdheid, bijna in doodsnood. Hij beschrijft zijn toestand als een dodelijke ziekte....-vanwege mijn zonde" (:4), maar ook vanwege de gramschap van God! Die twee dingen komen hier samen: de toorn van God en de schuld van de mens. In die situatie kan een mens niet overleven. Wiens ogen worden geopend voor die werkelijkheid heeft nog maar één gebed: "Haast U mij ter hulpe, Here, mijn heil".
Een mens ziet eigen zonde, tekorten, falen. Dat licht breekt vaak eerst echt door als de dokter komt met de mededeling dat het een ziekte ten dode is. Wat er misschien altijd al was breekt dan eerst in volle werkelijkheid door; de werkelijkheid van de zonde en de werkelijkheid van Gods rijke genade. Die genade voor een verloren mens heeft Hij in de Here Jezus tentoongespreid. Elke gelovige weet dat wel in theorie, maar het moet dieper tot ons doordringen. Het geloof meet door de Geest dieper in ons bestaan worden binnen gebracht. Als we nog teveel zelf kunnen, teveel aan ons hoofd hebben, te veel uitvluchten bedenken, komen we niet tot die volle overgave aan Hem. Het leidt in deze psalm van diepe klachten tot het volledig vastgrijpen aan de Here Jezus Christus. Maar dan ook een echt vastgrijpen aan Hem als "de Here, mijn God" (:16).
Het is zo belangrijk dat we gaan zien dat David spreekt over 'Jahweh' en 'Adonai'. Twee namen, waarbij de Schrift leert dat Jahweh staat voor de naam van God de Vader en Adonai - of Adon - voor God de Zoon. In onze bijbelvertalingen zijn deze namen beide met 'Here' vertaald. Als HERE echter met hoofdletters is gedrukt staat er Jahweh en met kleine letters Adon of Adonai. In Ps. 110:1 zien we beiden genoemd, HERE en Here, of, zoals in de Statenvertaling: HEERE en Heere. De Vader spreekt in deze psalm tot de Zoon. In psalm 38 vinden we driemaal God de Vader genoemd, HERE, en driemaal God de Zoon, Here. Hij wordt genoemd: "Here, mijn heil" zoals onze tekst luidt. Samengevat: de Here Jezus is ons heil, onze redding. In deze belijdenis ligt de ware redding voor tijd en eeuwigheid.
Feike ter Velde
In zijn gedenken is David aan het juiste adres: de Here! Hij gedenkt wat hem is overkomen, hij overziet zijn leven en hij komt tot de ontdekking dat er meer reden is tot klagen dan tot danken. Verreweg het grootste deel van deze psalm bevat Davids jammerklacht over zijn lichamelijk en geestelijk lijden. Hij voelt het als de toorn van God (:2) als pijlen die hem diep in zijn ziel raken en als de hand des Heren die op hem is neergedaald. De hand van God drukte hem neer.
We hebben dat eerder gelezen: "want dag en nacht drukte Uw hand zwaar op mij" (Ps. 32:4). Hier gaat het om de overtuiging van zonde. Dat is een werk van de Heilige Geest in het leven van de gelovige. De Geest brengt uiteindelijk een diepe verbrokenheid, als hij een mens van zonde overtuigt. David vat dat hier samen met de 'pijlen Gods' die op hem neerkomen en de 'hand van God' die hem terneerdrukt. Hij brult het uit in benauwdheid, bijna in doodsnood. Hij beschrijft zijn toestand als een dodelijke ziekte....-vanwege mijn zonde" (:4), maar ook vanwege de gramschap van God! Die twee dingen komen hier samen: de toorn van God en de schuld van de mens. In die situatie kan een mens niet overleven. Wiens ogen worden geopend voor die werkelijkheid heeft nog maar één gebed: "Haast U mij ter hulpe, Here, mijn heil".
Een mens ziet eigen zonde, tekorten, falen. Dat licht breekt vaak eerst echt door als de dokter komt met de mededeling dat het een ziekte ten dode is. Wat er misschien altijd al was breekt dan eerst in volle werkelijkheid door; de werkelijkheid van de zonde en de werkelijkheid van Gods rijke genade. Die genade voor een verloren mens heeft Hij in de Here Jezus tentoongespreid. Elke gelovige weet dat wel in theorie, maar het moet dieper tot ons doordringen. Het geloof meet door de Geest dieper in ons bestaan worden binnen gebracht. Als we nog teveel zelf kunnen, teveel aan ons hoofd hebben, te veel uitvluchten bedenken, komen we niet tot die volle overgave aan Hem. Het leidt in deze psalm van diepe klachten tot het volledig vastgrijpen aan de Here Jezus Christus. Maar dan ook een echt vastgrijpen aan Hem als "de Here, mijn God" (:16).
Het is zo belangrijk dat we gaan zien dat David spreekt over 'Jahweh' en 'Adonai'. Twee namen, waarbij de Schrift leert dat Jahweh staat voor de naam van God de Vader en Adonai - of Adon - voor God de Zoon. In onze bijbelvertalingen zijn deze namen beide met 'Here' vertaald. Als HERE echter met hoofdletters is gedrukt staat er Jahweh en met kleine letters Adon of Adonai. In Ps. 110:1 zien we beiden genoemd, HERE en Here, of, zoals in de Statenvertaling: HEERE en Heere. De Vader spreekt in deze psalm tot de Zoon. In psalm 38 vinden we driemaal God de Vader genoemd, HERE, en driemaal God de Zoon, Here. Hij wordt genoemd: "Here, mijn heil" zoals onze tekst luidt. Samengevat: de Here Jezus is ons heil, onze redding. In deze belijdenis ligt de ware redding voor tijd en eeuwigheid.
Feike ter Velde