Geloof en discipelschap (6)
Hoe belangrijk is geloof voor discipelschap? Kan er sprake zijn van discipelschap zonder een volkomen en vast vertrouwen te hebben in God? Ik ben ervan overtuigd dat niemand op aarde zich volledig wil inzetten voor iets waar hij of zij niet in gelooft.
Zo zal er niemand zijn die geld geeft aan een organisatie als je niet in het werk van die organisatie gelooft. Daarom zal een mens zichzelf ook niet kunnen geven om een discipel van de Heere Jezus te zijn, zonder dat hij of zij daadwerkelijk in Hem gelooft. Wanneer je dus geen vast vertrouwen hebt in de Heer, dan zul je je ook niet volledig voor Hem willen inzetten. Wie grote daden voor God wil verrichten, moet allereerst Hem volledig vertrouwen. De bekende zendeling Hudson Taylor van The China Inland Mission heeft ooit gezegd dat alle “grote godsmannen- en vrouwen zwakke mensen zijn geweest, die grote dingen voor God gedaan hebben, alleen omdat zij erop vertrouwden dat Hij met hen zou zijn.”
Onze overtuiging
Als we kijken naar de betekenis van ‘geloof’, dan is geloof altijd gebaseerd op het Woord van God. Het is een opdracht of een belofte die de Heere in Zijn Woord ons geeft. We kunnen eigenlijk zeggen dat ‘bovennatuurlijk geloof’ pas geactiveerd wordt door het Woord van God. De Hebreeënschrijver zegt dat ‘het geloof een vaste grond is van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet’ (Hebreeën.11:1). Geloof richt zich op de hoop, dat wil zeggen: de zekerheid. Ook richt het geloof zich op God en de Heere Jezus. Dat is onze overtuiging waardoor en waarvoor wij leven.
Het moet ons verlangen zijn om ons geloof te activeren door ons gericht te houden op de Heer en ons te verdiepen in Zijn Woord. In Romeinen 10 staat het zo treffend: ‘Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God’ (vers 17).
Door de Bijbel heen zien we dat geloof opereert in het onmogelijke. Alleen in het levensverhaal van Abraham zien we dit al: ‘Zou er iets voor de HEERE te wonderlijk zijn? Op de vastgestelde tijd, over een jaar, zal Ik bij u terugkomen, en Sara zal een zoon hebben!’ (Genesis 18:14).
We zien dat voor God niets te moeilijk is om te doen en dat geloof God op het toneel brengt. ‘Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn’ (Lukas 1:37). God maakt het onmogelijke mogelijk en niet wij mensen. Dat lezen we verderop in Lukas 18: ‘De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God’ (vers 27). Geloof neemt beslag op Gods belofte. De Heere Jezus zegt daarover: ‘Als u kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft’ (Markus 9:23).
Het antwoord op ongeloof
Iedere discipel die het besluit genomen heeft door het geloof te wandelen, kan er zeker van zijn dat het geloof beproefd wordt. Vroeger of later zullen wij aan het eind van onze menselijke mogelijkheden komen. In de grootste nood worden wij verzocht om hulp bij mensen te zoeken. Wanneer wij werkelijk op de Heer vertrouwen, zullen wij alleen op God zien en alleen hulp van Hem verwachten.
Wanneer we niet gericht zijn op God, dan kan er in ons leven ongeloof komen. We kunnen vragen hebben als: ‘Hoe kan ik het goed doen?’ ‘Hoe gaat God mij in deze situatie voorzien?’ ‘Wat zal de uitkomst zijn?’ Zo kunnen er duizenden vragen in ons hart ontstaan als teken van ongeloof. Het antwoord op ons ongeloof is: God! Hierin zien we dat ongeloof kijkt naar de hindernissen en omstandigheden. Het maakt de hindernissen als het ware groter dan dat ze zijn. Geloof daarentegen ziet op de uitkomst. Ongeloof ziet dat het zo donker is als de nacht, terwijl geloof ziet dat het daglicht doorbreekt.
Menselijke wijsheid
Paulus herinnert ons eraan dat ‘wij door het geloof wandelen en niet door aanschouwen’ (2 Korinthe 5:7). Door aanschouwen wandelen wil zeggen, dat we tastbare reserves voor de toekomst opgebouwd hebben. Het betekent: menselijke wijsheid, waardoor we ons verzekeren tegen onvoorziene gebeurtenissen.
De weg van het geloof is precies het tegenovergestelde. Dat is een voortdurend, volkomen vertrouwen op God. Dat is een altijd voortdurende beslissing dat men afhankelijk wil zijn van God.
Het is normaal voor ons als discipelen dat wij verlangen om te groeien (Lukas 17:5). We hebben ons leven al toevertrouwd aan Christus wat betreft onze eeuwige redding. Nu moet ons verlangen gericht zijn op de Heere en ons leven onderworpen zijn aan Zijn wil. Wanneer ziekte, verzoekingen, moeite of verdriet ons overkomen, leren we God op een nieuwe en diepere manier kennen. Op die manier wordt ons geloof versterkt. Hoe beter wij God kennen, des te meer zullen we beseffen dat God te vertrouwen is.
Mocht dit verlangen niet aanwezig zijn, laat je dan bemoedigen door Psalm 27 te lezen. Hier zien we hoe David gesterkt wordt in de Heere. Hij weet en gelooft dat de Heere zijn licht, heil en levenskracht is. Valt het je ook op dat vers 1 over het heden gaat, vers 2 over het verleden en vers 3 over de toekomst? De Heere is altijd te vertrouwen.
Als we menselijk naar geloof kijken, dan lijkt het onredelijk en onlogisch. Denk aan Jozua toen hij Jericho aanviel. Of denk aan Gideon die de Midianieten aanviel. Maar toch is geloof het meest redelijke en logische. Wat is meer redelijk dan dat een schepsel volledig vertrouwt op Zijn schepper? Geloof verheerlijkt God en geeft Hem alle eer. God is voor honderd procent te vertrouwen. Ongeloof daarentegen onteert God en je zegt daarmee eigenlijk dat God een leugenaar is.
Een discipel van Jezus zal in geloof wandelen en we stellen ons vertrouwen op Hem. Hij geeft uitkomst! Als ons geloof beproefd wordt, dan moeten we Hem zoeken in het Woord en Hem vragen in gebed om ons te versterken en te groeien in geloof.
Laat deze tekst tot je doordringen en onderzoek je eigen leven:
‘Onderzoek uzelf of u in het geloof bent, beproef uzelf. Of weet u niet van uzelf dat Jezus Christus in u is? Of het moet zijn dat u op enigerlei wijze verwerpelijk bent’ (2 Korinthe 13:5).
Joël Oosterhagen
Dit artikel is geschreven naar aanleiding van het boek ‘Spoor je goed?! – over waar discipelschap’ van William MacDonald.