Geestelijke machten - engelvorsten

Feike ter Velde • 78 - 2002/03 • Uitgave: 16
De geschiedenis, zowel als de wereld van vandaag, leren ons dat volkeren leven onder goden en geesten.
Ook de Bijbel, vooral de profeten, leren ons achter de dingen te kijken, naar de machten en krachten in de hemelse gewesten. De oude culturen, de oude wereldrijken, hadden machtige goden, die wij kennen vanuit de profetie als 'afgoden'. Die afgoden waren en zijn engelen, geesten en demonen uit het rijk der duisternis. In het indrukwekkende boek "De negende koning" (uitg. Barnabas) beschrijft Dr. Willem Ouweneel de resultaten van zijn onderzoek naar deze geestelijke werkelijkheden in onze wereld.

Dr. Willem J. Ouweneel:
"Samenvattend heeft het er alles van dat wij onder allerlei verschillende Oud-Oosterse namen steeds stuiten op een en dezelfde geestelijke werkelijkheid. Er is een bijzonder opmerkelijke continuïteit tussen de engelvorsten van Egypte, Assur, Babel, Griekenland en Rome. We moeten ons daarbij niet laten misleiden door schijnbare verschillen. Zo wordt Hermes een 'incarnatie' van de Egyptische god Thoth genoemd, die de raadgever is van Osiris. Daarin lijkt hij dus onderscheiden te worden van Osiris, net zoals Hermes, de boodschapper van de goden, onderscheiden is van Zeus (vgl. Hand. 14: 12). Maar in andere opzichten vallen hun attributen weer samen, net zoals we zagen dat vader en zoon - Osiris en Horus, Bel/Mardoek en Nebo, Kronos en Zeus, Zeus en Apollo - vaak 'samenvallen'.
Het lijkt er sterk op dat een en dezelfde engel-macht, ook al kunnen daarin mogelijk verschillende engelfiguren onderscheiden worden, de geschiedenis van de zeven wereldrijken beheerst. Soms staan deze rijken tegenover elkaar; als ze elkaar opvolgen, onderwerpt het volgende rijk het vorige. Dan keert dus de ene engelvorst zich tegen de andere. Maar Dan. 10 maakt al duidelijk dat in werkelijkheid de engelvorsten één gecombineerde macht vormen wier eigenlijkste, werkelijkste tegenstander nooit een bepaald ánder rijk is, maar het volk van God, en de God der goden die achter dat volk staat. Het gaat slechts om verschillende verschijningsvormen van dezelfde diabolische macht, die staat tegenover JHWH en zijn volk".


De Bijbel zegt over Babel, dat Gods oordeel zal komen:
"Want de sterren en de sterrenbeelden des hemels doen hun licht niet stralen, de zon is bij haar opgang verduisterd en de maan laat haar licht niet schijnen. Dan zal ik aan de wereld het kwaad bezoeken en aan de goddelozen hun ongerechtigheid en Ik zal de trots der overmoedigen doen ophouden en de hoogmoed der geweldenaars vernederen.....daarom zal Ik de hemel doen wankelen en de aarde zal bevend van haar plaats wijken door de verbolgenheid van de Here der heerscharen, ten dage van Zijn brandende toorn" (Jes.13:10-13).

Dan volgt een spotlied (Jes. 14:4) op de koning van Babel: "Hoe zijt gij uit de hemel gevallen Gij morgenster, zoon des dageraads, Hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen; boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogte der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen" (Jes. 14:12-14).

De Schrift verbindt hier de koning van Babel met de persoon van Satan. De macht àchter de koning van Babel is "de gevallen morgenster, de zoon des dageraads" — namen voor de duivel.


Europa
De geestelijke macht achter Babylon behoort tot dezelfde hiërarchie als de machten achter de andere drie rijken die op Babylon volgen: het Perzische, Griekse en Romeinse wereldrijk. Met het Romeinse rijk komen we dan bij de ontwikkelingen in Europa. Het christelijk geloof wordt spoedig vermengd met de `christelijke' religie, waarin allerlei geestesstroming — misleidende geesten — binnendringen. De Europese cultuur wordt gedomineerd door de Pontifex Maximus — zoals eerst de Romeinse keizers en later de paus van Rome zich zou noemen. Achter dat (christelijke) Europa gaat dezelfde geestelijke macht — een engelvorst - schuil als achter het oude Babylon.

Opnieuw Dr. Willem Ouweneel (in `De negende Koning'):
"In dat opzicht geven de kerkvaders ons een treffend antwoord. Uiteraard wisten zij heel wel van het bestaan van nationale engelvorsten. Zo zegt Pseudo-Clemens, dat God de naties der aarde in 72 delen verdeeld en over elk een engel gesteld heeft, maar over Israël de grootste onder de aartsengelen (Michaël — ftv). Volgens Clemens Alexandrinus heeft God engelen gesteld over volken en staten; elders zinspeelt hij kennelijk op Deut. 32:8 en wel op de eerder genoemde, waarschijnlijk juiste lezing van Qumran en de antieke versies ervan ('zonen Gods' in plaats van 'zonen Israëls'). Ook Origenes spreekt vaak over volksengelen naar aanleiding van Deut. 32:8v.

Waar het nu om gaat, is dat de kerkvaders niet alleen wisten van volksengelen in het algemeen, maar ook van een dergelijke engelvorst voor de christenheid. Zij maken hier melding van in het kader van de reeds vroeg ingeslopen leer als zou de christelijke kerk de positie, de zegeningen en de beloften van Israël hebben overgenomen (de kerk als het 'geestelijk Israël'). In dit verband wordt ook Michaël, de engelvorst van Israël, door de kerkvaders geannexeerd. Zo lezen we: "Michaël... die het gezag heeft over dit volk en over hen regeert"; de uitdrukking 'dit volk' slaat oorspronkelijk natuurlijk op de Joden, maar wordt hier toegepast op de christenheid. Elders vinden we de opvatting als zouden de engelen vlak voor de verwoesting van Jeruzalem in 70 n.C. het verworpen volk verlaten hebben, en met hen ook Michaël, en dezen zouden dan zijn "overgelopen" naar de bekeerde heidenen. Uiteraard werpen we deze gedachte van het overlopen van Michaël beslist van ons. Immers, Dan. 12 en Openb. 12 wijzen erop dat Michaël tot aan de wederkomst van Christus de zaakwaarnemer (om niet te zeggen de engelvorst) van Israël blijft. Waar het mij nu om gaat, is slechts aan te tonen dat de oude kerk vertrouwd was met de gedachte van nationale engelvorsten, en zelfs met de idee van een engelvorst van de christenheid, ook al vergisten zij zich in de identiteit van deze engelvorst.

Uit de vergissing blijkt trouwens wel dat de kerkvaders intuïtief een parallel aanvoelden tussen Israël en de christenheid. Zolang Israël nog met JHWH zijn weg ging, was het Diens rechtstreekse erfdeel en was er geen sprake van de tussenkomst van een engelvorst. Maar, Israël week van JHWH af en ging de weg der heidenen op, ja, werd ten slotte zelfs in ballingschap weggevoerd onder de heidenen. Daaruit is het in zekere zin nog nooit écht teruggekeerd, omdat van Zerubbabel tot de val van Jeruzalem in 70 n.C. de Joden in Palestina deel bleven uitmaken van de respectieve wereldrijken en daardoor feitelijk ballingen in eigen land waren (Neh. 9:37). Welnu, vanaf Israëls afgoderij en de daarop volgende ballingschap werd ook Israël onder toezicht van een engelvorst geplaatst. Weliswaar was dit Michaël, de voornaamste van de engelvorsten, maar het was toch een 'tussenwezen tussen JHWH en Israël (Dan. 10:21; 12:1).

Ook de van God afgeweken christenheid is onder een dergelijke engelvorst komen te staan. Maar dit is geen goede engel zoals Michaël. In het boek Openbaring is de 'grote hoer' het in Rome gecentreerde naamchristendom, dat rijdt op het 'beest', het Romeinse rijk. Zij vormen als twee vleugels, een religieuze en een politieke, één macht, die onder toezicht staat van de 'draak', de engelvorst van het Romeinse rijk.
Een verminkt, syncretistisch 'christendom' veroverde het voorheen heidense Romeinse rijk. Binnen dat christendom bevonden zich vele ware christenen, die als martelaars hun leven gaven voor hun hemelse Heer. Maar het systeem waarvan zij deel uitmaakten, stond onder de macht en de invloed van Samaël, de engelvorst van Rome.

Vooral na de kerstening van het rijk onder Constantijn en zijn opvolgers verloor de massa van de 'christenen' de persoonlijke, levende band met de God van Jakob. Daardoor werd het mogelijk dat ook hier 'tussenwezens', maar dan diabolische machten, tussen de God der goden en het gekerstende Westen, het 'volk der christenen' kwamen te staan.
Door alle eeuwen heen heeft een 'rest' van getrouwe gelovigen de levende gemeenschap met Christus bewaard. Maar het gros van de christenheid kende en kent deze levende band niet. Het heeft niet de persoonlijke band met Israëls God; het kent slechts de engelvorsten, de tussenwezens die de plaats van Christus de facto hebben ingenomen en in Zijn plaats een voorwerp van verering en dienstbetoon zijn geworden (vgl. Kol. 2: 18).

In deze visie is het uiteraard van essentieel belang, dat deze engelvorsten door (het gros van) de christenheid worden aangezien voor Christus Zelf óf Zijn apostelen, met name Petrus. Als men zich op dit standpunt stelt, gaat er een totaal nieuw licht over de geschiedenis van de christenheid oftewel van de Westerse cultuur op. De 'Petrus' die in de kerk van Rome vereerd wordt, is niet de apostel Petrus uit het Nieuwe Testament. En de 'Christus' die door de massa van de christenen (kortweg: de christenheid) vereerd wordt, is niet de Christus der Schriften. Die wordt slechts gekend door de smalle lijn van Schriftgetrouwe gelovigen, die door de hele kerkgeschiedenis heenloopt. Zelfs dat wat in de Reformatie waarlijk een groots werk Gods was, is uiteindelijk niet anders dan een smalle lijn in de geschiedenis gebleven. En ook binnen het protestantisme heeft grosso modo slechts een 'rest' de band met de Christus der Schriften gekend.

Het is helemaal niet zo vreemd om de verering van zulke 'christussen' in de kerkgeschiedenis aan te nemen. De Here Zelf heeft gewaarschuwd (Matt. 24:24; vgl. Mark. 13:22):
‘Want er zullen valse christussen ( Gr. pseudochristo) en valse profeten opstaan en grote tekenen en wonderen geven, zodat zij zo mogelijk ook de uitverkorenen misleiden'.
Tot zover dr. Ouweneel.

De geest van Babylon en de andere wereldrijken zijn nog springlevend onder ons en domineren de wereld waarin wij leven vanuit het `geestelijk centrum' - het rijk der duisternis.

Feike ter Velde