Geestelijk overspel
Overspel komt niet alleen fysiek voor, doordat een man of een vrouw zich lichamelijk hecht aan iemand buiten het huwelijk. Overspel kan ook geestelijk worden gepleegd, wanneer Gods volk ontrouw is aan het verbond met God en zich verbindt met de geest van de wereld, van de afgoden. De profeet Hosea kreeg de niet benijdenswaardige taak het geestelijke overspel van het volk te illustreren in zijn huwelijk (Hosea 1:2).
Dat ongelovigen zich aan de passies van de wereld overgeven is niet vreemd. Zij kunnen niet anders. Maar dat gelovigen wereldse hartstochten volgen is een huwelijksdrama, een barst in de band tussen God en Zijn bruid. Wie één is met God, en zich dan verbindt aan de wereld, die begaat trouwbreuk.
God wil ons helemaal (Deuteronomium 6:5). Onze liefde voor God ruilen voor liefde voor genot en dingen van de wereld past niet in de gemeente (2 Timotheüs 3:4; 1 Johannes 2:15). Indien wij vriendschap sluiten met de wereld, wisselen wij God in voor de genoegdoening van een afgod, en is de liefde van de Vader niet in ons. Dan verbinden wij onze genegenheid aan de vijand. Wij doen dat niet altijd bewust, maar vaak flirten wij subtiel, zonder openlijk tegen God te willen kiezen, in naam van de aanpassing aan de cultuur of het verlangen niet als sektarisch of wereldvreemd bestempeld te worden. Dat wij niet bewust tegen God kiezen, doet echter niets af aan de feiten: indien wij streven naar de liefde van de wereld en verlangen naar wat de wereld liefheeft, dan zijn wij tegenstanders van God.
Jef De Vriese
Dat ongelovigen zich aan de passies van de wereld overgeven is niet vreemd. Zij kunnen niet anders. Maar dat gelovigen wereldse hartstochten volgen is een huwelijksdrama, een barst in de band tussen God en Zijn bruid. Wie één is met God, en zich dan verbindt aan de wereld, die begaat trouwbreuk.
God wil ons helemaal (Deuteronomium 6:5). Onze liefde voor God ruilen voor liefde voor genot en dingen van de wereld past niet in de gemeente (2 Timotheüs 3:4; 1 Johannes 2:15). Indien wij vriendschap sluiten met de wereld, wisselen wij God in voor de genoegdoening van een afgod, en is de liefde van de Vader niet in ons. Dan verbinden wij onze genegenheid aan de vijand. Wij doen dat niet altijd bewust, maar vaak flirten wij subtiel, zonder openlijk tegen God te willen kiezen, in naam van de aanpassing aan de cultuur of het verlangen niet als sektarisch of wereldvreemd bestempeld te worden. Dat wij niet bewust tegen God kiezen, doet echter niets af aan de feiten: indien wij streven naar de liefde van de wereld en verlangen naar wat de wereld liefheeft, dan zijn wij tegenstanders van God.
Jef De Vriese