Geen doorbraak maar breuk
Er waren er heel wat bij die alles kerkelijk heel goed op een rijtje hadden, maar wisten dat het niet zonder wedergeboorte en bekering kon. Mijn vader was één van hen maar werd in zijn kerk onder tucht gesteld, met als uiteindelijk resultaat dat hij in het grote gebed vanwege zijn dwaling de kerk werd uitgebeden. Voor een groot deel van ons talrijke gezin is dit uiteindelijk een bron van grote zegen geworden. Het kwam toen in zijn kerk niet tot een geestelijke doorbraak, maar tot een breuk.
In nummer 12 gaven we de titel 'breuk of doorbraak' mee aan ons opinie artikel. We relateerden ons verhaal aan allerlei situaties in de kerkgeschiedenis. Hoe nieuwe bijbelse inzichten konden leiden tot een zegenrijke doorbraak of hoe door weerstand van goedbedoelende theologen of de tegenstand van naamchristenen tegen deze zuiver bijbelse inzichten konden leiden tot een breuk in een plaatselijke gemeente of een landelijk verband. Nu mceten we constateren dat iets waarvan we gehoopt hadden dat zou kunnen leiden tot een reveil, soms juist het tegenovergestelde bewerkstelligt.
DE AANLEIDING
Een predikant in een kerk van de gereformeerde gezindte komt tot de ontdekking dat er in de gemeenten die hij mag dienen met Het Woord veel valse gerustheid is. Hij ontdekt verder dat voor zover er sprake is van geestelijk leven dit vaak niet echt bruisend is. Waar zijn de bijbelse vruchten van het werk des geloofs en de inspanning der liefde. Hij probeert achter de oorzaak daarvan te komen. Hij luistert en observeert en komt tot bepaalde conclusies. Hij ziet wel dat er heel wat werk verzet wordt in de kerk. Er wordt vergaderd en er wordt georganiseerd, maar hij vraagt zich almaar af 'Is dit nu 'het werk des geloofs'? Er is wel inzet en vaak zelfs nog voldoende broeders die zich beschikbaar stellen voor het ambt. Er is nog genoeg inspanning uit plichtsbesef en verantwoordelijkheidsgevoel, maar is dit wel de 'inspanning der liefde' , waar Paulus over spreekt? Het kerkelijk leven loopt nog wel tamelijk gesmeerd en in vergelijking met andere kerken is er eigenlijk niets te klagen, maar toch nog dat knagende gevoel dat er iets grondig mis is.
OP ZOEK
De predikant gaat op zoek naar wat er nu eigenlijk mis is. Hij wil erachter komen waarom het in geestelijk opzicht toch niet echt gaat zoals verwacht zou mogen worden. In allerlei contacten in de kerk bespeurt hij een streven om als christen goed te leven. Het lijkt er sterk op dat men met veel inspanning moet proberen een goed christen te zijn of te worden. Het schijnt voor heel velen een proces van vallen en opstaan. Bij de zelfbeoordeling komt men dan vaak tot de conclusie dat men er niet zoveel van terecht brengt. Ootmoed is dan niet veel meer dan de erkenning van een voortdurend falen. Bij anderen is er soms een totale onverschilligheid of zelfs een vrees om over geestelijke zaken te spreken. Daar tegenover staat dat er bij sommigen een echtheid en zuiverheid wordt ontdekt, die jaloers maakt. Bij hen is het hele leven doortrokken van de persoonlijke omgang met de Here. Deze mensen stralen een bepaalde geestelijke warmte uit.
AAN DE KANT VAN HET PROBLEEM
Hoe komt het dat het kenmerk van die persoonlijke omgang met de Here niet de hele gemeente doortrekt? Wat is de oorzaak van dat almaar streven? Wat ligt er achter al dat 'moeten'. De voorganger komt tot de conclusie dat dit wel eens heel veel te maken zou kunnen hebben met de verbondsmatige leer over belofte en eis. Elke keer als de dominee de wet voorleest krijgt hij het gevoel dat hij het gehoor stimuleert in deze houding en in dit streven. Worden die 'strebers' hiermee niet allemaal op het verkeerde been gezet? Voor hen worden de beloften van de Here God pas echt geconcretiseerd als er aan de eis der wet wordt voldaan. De onverschilligen hebben het ondertussen opgegeven. Het komt maar zoals het komt, maar ik ga me er voortaan niet meer (erg) druk om maken. Maar wat is nu het geheim van die derde groep, die helemaal niet gebukt gaat onder de eis der wet, maar het als een vreugdevolle ervaring beleeft om te wandelen met de Here?
AAN DE KANT VAN DE OPLOSSING
Het blijkt dat die geestelijk gezinde mensen van binnenuit een evenwicht hebben gevonden tussen het sacrale en het seculiere, het zondagse en het alledaagse. Ze schijnen geen wettische dwang van buitenaf meer nodig te hebben, omdat ze van binnenuit gedrongen worden te wandelen in de weg van de Here. Ze staan geestelijk goed op de rails en zo ervaren ze zichzelf ook. Ze zijn ooit in hun leven op een punt terecht gekomen, dat ze alle eigen plannen en pogen hebben opgegeven en sedertdien was het christenleven niet meer een last, maar een lust. Voor hen zelf onbegrijpelijk, misschien ook wel voor hun omgeving. Het geheim was een innerlijke ommekeer en gerichtheid. Sommigen hebben die stap bewust meegemaakt, anderen misschien minder bewust of na een bepaalde periode. Men wist er in sommige gevallen toen ook niet eens direct een naam aan te geven. Bij nader inzien weten ze dat ze de bijbelse weg van bekering en wedergeboorte hebben meegemaakt. Er bestaat nu een sterk verlangen om de Here bij voortduring de kans te geven om door hen heen te laten werken, waaruit al hun verken voor Hem uit voort komt. Zij hebben nu in eerste instantie geen aanvechtingen meer vanwege hun tekortkomingen, maar vanwege dat ene wat hen kan ontglippen: 'De volkomen overgave'. Ze zijn zich nu bewust dat ze op grond van eigen inspanning niet bij de Here God in een goed blaadje kunnen komen. Omdat ze goed op de rails staan spreken ze niet meer van een dagelijkse bekering. Er kan nog genoeg mankeren aan wat er op de rails staat, maar de Bijbel geeft in 1 Joh. 1 alles aan om alles weer vlot te trekken.
EEN DWAALLEER
Het eigenaardige van het bovenstaande verhaal is dat deze ervaring en de bijbelse verklaring die er voor gegeven wordt in een bepaald kerkgenootschap in Nederland als onconfessioneel gezien wordt. Ook in hun zusterkerken in het buitenland wordt dit aangemerkt als een dwaalleer. Men beweert dat ook uit de liturgische formulieren duidelijk aangetoond kan worden dat deze leer niet klopt. Men mist het aspect van de dagelijkse bekering, zoals die omschreven wordt in de Heidelbergse Catechismus. Het blijkt bovendien nog in strijd te zijn met de verbondsleer. Om de mensen bij de leer der kerk te houden wordt ingespeeld op gevoelens van angst voor geestdrijverij, zoals dat eerder in de kerkgeschiedenis is voorgekomen. Het is zeker niet in overeenstemming met wat in hun Vrijgemaakte kerk geleerd wordt over bekering en wedergeboorte. Als er nog zo pertinent ingegaan wordt tegen bovenstaande gedachten, hoe moet het dan in de verdere toekomst met het proces van samenwerking met de Christelijke Gereformeerden? Als er zo duidelijk gesteld wordt dat de gedachten van ds. Van Hulst uit Tasmanië niet behoren tot het beproefde gereformeerde belijden over bekering en wedergeboorte, wat moeten nu al die evangelische mensen in de Vrijgemaakte kerk, die dit wel zo ervaren hebben en het ook graag aldus expliciet willen belijden?
Niets nieuws onder de zon!
Voor de oorlog kwam de Zoeklicht-tentorganisatie ook naar de Friese wouden. In het licht van de wederkomst van Christus werden de luisteraars ook heel persoonlijk opgeroepen om zich voor honderd procent te geven aan de Here Jezus. Uitnodigingsliederen, zoals 'Het is maar een stap tot Jezus', werden gezongen. Er waren er heel wat bij die alles kerkelijk heel goed op een rijtje hadden, maar wisten dat het niet zonder wedergeboorte en bekering kon. Mijn vader was één van hen, maar werd in zijn kerk onder de tucht gesteld, met als uiteindelijk resultaat dat hij in het grote gebed vanwege zijn dwaling de kerk werd uitgebeden. Voor een groot deel van ons talrijke gezin is dit uiteindelijk een bron van grote zegen geworden. Het kwam toen in zijn kerk niet tot een geestelijke doorbraak, maar tot een breuk. We bemerken ondertussen dat het nog steeds niet doordringt tot vele goedbedoelende kerkelijke mensen, dat het van binnenuit moet komen en dat het niet gaat om een vernisje aan de buitenkant. Om het tot besluit met de dichter te zeggen:
Vroeger was 't een pogen, nu een rust in Hem
Vroeger twijf'len dralen, nu volg ik Zijn Stem
Vroeger hield ik Jezus, nu houdt Hij mij vast
Vroeger angstig zorgen, nu draagt Hij mijn last
Vroeger was 't mijn werken, nu Zijn werk in mij
Vroeger hielp ik Jezus, nu gebruikt Hij mij
Vroeger vast in vormen, nu volkomen vrij
Vroeger op Hem hopen, nu heb'k zekerheid
Christus al in alles, Hij alleen, daar wil 'k heen
Enig alles Jezus, Jezus Hij alleen.
Joop Schotanus
In nummer 12 gaven we de titel 'breuk of doorbraak' mee aan ons opinie artikel. We relateerden ons verhaal aan allerlei situaties in de kerkgeschiedenis. Hoe nieuwe bijbelse inzichten konden leiden tot een zegenrijke doorbraak of hoe door weerstand van goedbedoelende theologen of de tegenstand van naamchristenen tegen deze zuiver bijbelse inzichten konden leiden tot een breuk in een plaatselijke gemeente of een landelijk verband. Nu mceten we constateren dat iets waarvan we gehoopt hadden dat zou kunnen leiden tot een reveil, soms juist het tegenovergestelde bewerkstelligt.
DE AANLEIDING
Een predikant in een kerk van de gereformeerde gezindte komt tot de ontdekking dat er in de gemeenten die hij mag dienen met Het Woord veel valse gerustheid is. Hij ontdekt verder dat voor zover er sprake is van geestelijk leven dit vaak niet echt bruisend is. Waar zijn de bijbelse vruchten van het werk des geloofs en de inspanning der liefde. Hij probeert achter de oorzaak daarvan te komen. Hij luistert en observeert en komt tot bepaalde conclusies. Hij ziet wel dat er heel wat werk verzet wordt in de kerk. Er wordt vergaderd en er wordt georganiseerd, maar hij vraagt zich almaar af 'Is dit nu 'het werk des geloofs'? Er is wel inzet en vaak zelfs nog voldoende broeders die zich beschikbaar stellen voor het ambt. Er is nog genoeg inspanning uit plichtsbesef en verantwoordelijkheidsgevoel, maar is dit wel de 'inspanning der liefde' , waar Paulus over spreekt? Het kerkelijk leven loopt nog wel tamelijk gesmeerd en in vergelijking met andere kerken is er eigenlijk niets te klagen, maar toch nog dat knagende gevoel dat er iets grondig mis is.
OP ZOEK
De predikant gaat op zoek naar wat er nu eigenlijk mis is. Hij wil erachter komen waarom het in geestelijk opzicht toch niet echt gaat zoals verwacht zou mogen worden. In allerlei contacten in de kerk bespeurt hij een streven om als christen goed te leven. Het lijkt er sterk op dat men met veel inspanning moet proberen een goed christen te zijn of te worden. Het schijnt voor heel velen een proces van vallen en opstaan. Bij de zelfbeoordeling komt men dan vaak tot de conclusie dat men er niet zoveel van terecht brengt. Ootmoed is dan niet veel meer dan de erkenning van een voortdurend falen. Bij anderen is er soms een totale onverschilligheid of zelfs een vrees om over geestelijke zaken te spreken. Daar tegenover staat dat er bij sommigen een echtheid en zuiverheid wordt ontdekt, die jaloers maakt. Bij hen is het hele leven doortrokken van de persoonlijke omgang met de Here. Deze mensen stralen een bepaalde geestelijke warmte uit.
AAN DE KANT VAN HET PROBLEEM
Hoe komt het dat het kenmerk van die persoonlijke omgang met de Here niet de hele gemeente doortrekt? Wat is de oorzaak van dat almaar streven? Wat ligt er achter al dat 'moeten'. De voorganger komt tot de conclusie dat dit wel eens heel veel te maken zou kunnen hebben met de verbondsmatige leer over belofte en eis. Elke keer als de dominee de wet voorleest krijgt hij het gevoel dat hij het gehoor stimuleert in deze houding en in dit streven. Worden die 'strebers' hiermee niet allemaal op het verkeerde been gezet? Voor hen worden de beloften van de Here God pas echt geconcretiseerd als er aan de eis der wet wordt voldaan. De onverschilligen hebben het ondertussen opgegeven. Het komt maar zoals het komt, maar ik ga me er voortaan niet meer (erg) druk om maken. Maar wat is nu het geheim van die derde groep, die helemaal niet gebukt gaat onder de eis der wet, maar het als een vreugdevolle ervaring beleeft om te wandelen met de Here?
AAN DE KANT VAN DE OPLOSSING
Het blijkt dat die geestelijk gezinde mensen van binnenuit een evenwicht hebben gevonden tussen het sacrale en het seculiere, het zondagse en het alledaagse. Ze schijnen geen wettische dwang van buitenaf meer nodig te hebben, omdat ze van binnenuit gedrongen worden te wandelen in de weg van de Here. Ze staan geestelijk goed op de rails en zo ervaren ze zichzelf ook. Ze zijn ooit in hun leven op een punt terecht gekomen, dat ze alle eigen plannen en pogen hebben opgegeven en sedertdien was het christenleven niet meer een last, maar een lust. Voor hen zelf onbegrijpelijk, misschien ook wel voor hun omgeving. Het geheim was een innerlijke ommekeer en gerichtheid. Sommigen hebben die stap bewust meegemaakt, anderen misschien minder bewust of na een bepaalde periode. Men wist er in sommige gevallen toen ook niet eens direct een naam aan te geven. Bij nader inzien weten ze dat ze de bijbelse weg van bekering en wedergeboorte hebben meegemaakt. Er bestaat nu een sterk verlangen om de Here bij voortduring de kans te geven om door hen heen te laten werken, waaruit al hun verken voor Hem uit voort komt. Zij hebben nu in eerste instantie geen aanvechtingen meer vanwege hun tekortkomingen, maar vanwege dat ene wat hen kan ontglippen: 'De volkomen overgave'. Ze zijn zich nu bewust dat ze op grond van eigen inspanning niet bij de Here God in een goed blaadje kunnen komen. Omdat ze goed op de rails staan spreken ze niet meer van een dagelijkse bekering. Er kan nog genoeg mankeren aan wat er op de rails staat, maar de Bijbel geeft in 1 Joh. 1 alles aan om alles weer vlot te trekken.
EEN DWAALLEER
Het eigenaardige van het bovenstaande verhaal is dat deze ervaring en de bijbelse verklaring die er voor gegeven wordt in een bepaald kerkgenootschap in Nederland als onconfessioneel gezien wordt. Ook in hun zusterkerken in het buitenland wordt dit aangemerkt als een dwaalleer. Men beweert dat ook uit de liturgische formulieren duidelijk aangetoond kan worden dat deze leer niet klopt. Men mist het aspect van de dagelijkse bekering, zoals die omschreven wordt in de Heidelbergse Catechismus. Het blijkt bovendien nog in strijd te zijn met de verbondsleer. Om de mensen bij de leer der kerk te houden wordt ingespeeld op gevoelens van angst voor geestdrijverij, zoals dat eerder in de kerkgeschiedenis is voorgekomen. Het is zeker niet in overeenstemming met wat in hun Vrijgemaakte kerk geleerd wordt over bekering en wedergeboorte. Als er nog zo pertinent ingegaan wordt tegen bovenstaande gedachten, hoe moet het dan in de verdere toekomst met het proces van samenwerking met de Christelijke Gereformeerden? Als er zo duidelijk gesteld wordt dat de gedachten van ds. Van Hulst uit Tasmanië niet behoren tot het beproefde gereformeerde belijden over bekering en wedergeboorte, wat moeten nu al die evangelische mensen in de Vrijgemaakte kerk, die dit wel zo ervaren hebben en het ook graag aldus expliciet willen belijden?
Niets nieuws onder de zon!
Voor de oorlog kwam de Zoeklicht-tentorganisatie ook naar de Friese wouden. In het licht van de wederkomst van Christus werden de luisteraars ook heel persoonlijk opgeroepen om zich voor honderd procent te geven aan de Here Jezus. Uitnodigingsliederen, zoals 'Het is maar een stap tot Jezus', werden gezongen. Er waren er heel wat bij die alles kerkelijk heel goed op een rijtje hadden, maar wisten dat het niet zonder wedergeboorte en bekering kon. Mijn vader was één van hen, maar werd in zijn kerk onder de tucht gesteld, met als uiteindelijk resultaat dat hij in het grote gebed vanwege zijn dwaling de kerk werd uitgebeden. Voor een groot deel van ons talrijke gezin is dit uiteindelijk een bron van grote zegen geworden. Het kwam toen in zijn kerk niet tot een geestelijke doorbraak, maar tot een breuk. We bemerken ondertussen dat het nog steeds niet doordringt tot vele goedbedoelende kerkelijke mensen, dat het van binnenuit moet komen en dat het niet gaat om een vernisje aan de buitenkant. Om het tot besluit met de dichter te zeggen:
Vroeger was 't een pogen, nu een rust in Hem
Vroeger twijf'len dralen, nu volg ik Zijn Stem
Vroeger hield ik Jezus, nu houdt Hij mij vast
Vroeger angstig zorgen, nu draagt Hij mijn last
Vroeger was 't mijn werken, nu Zijn werk in mij
Vroeger hielp ik Jezus, nu gebruikt Hij mij
Vroeger vast in vormen, nu volkomen vrij
Vroeger op Hem hopen, nu heb'k zekerheid
Christus al in alles, Hij alleen, daar wil 'k heen
Enig alles Jezus, Jezus Hij alleen.
Joop Schotanus