Geduld is niet eindeloos
Jezus is geduldig. Hij geeft tijd om te bekeren. Dit betekent voor de gemeente te Thyatira (Openbaring 2:18-29) dat Christus nog niet heeft ingegrepen. Als God in geval van onrecht niet ingrijpt, moeten wij hierin een blijk zien van Zijn geduld en een gelegenheid om afstand te nemen van wat God niet goedkeurt. (Zie 2 Petrus 3:9 en vooral Prediker 8:11). Wie zich door Gods vriendelijke correctie en geduld niet wil laten gezeggen, loopt het gevaar tegenover Hem te komen staan in Zijn straffende gerechtigheid.
Het oordeel van God komt terecht op de goddelozen, maar ook wie christen beweert te zijn verschijnt op een dag voor de rechterstoel. Ieders leven hangt aan een zijden draadje, klaar voor de toorn van God. Tegelijkertijd strekt Gods liefde zich uit naar een mens om hem van dat oordeel te redden. De boom wordt extra verzorgd, al draagt hij nog geen vrucht. Het onkruid, de slechte, mag opgroeien, samen met de tarwe, de goede, opdat niet beiden teniet gaan (Matteüs 13:37). God is geduldig en stelt Zijn toorn zo lang mogelijk uit. ‘Jeruzalem, Jeruzalem…, hoe dikwijls heb ik je kinderen willen samenbrengen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels bij elkaar brengt…’ (Matteüs 23:37). Zo is God.
Maar sommigen in Thyatira hebben ondanks Gods geduld de bekering die blijk geeft van de juiste keuzes niet gewild. Dan komt het oordeel vast en zeker. Het compromis blijft niet straffeloos duren. Na het geduld en de waarschuwing komt voor de rank die geen vrucht draagt de brandstapel.
Jef De Vriese
Het oordeel van God komt terecht op de goddelozen, maar ook wie christen beweert te zijn verschijnt op een dag voor de rechterstoel. Ieders leven hangt aan een zijden draadje, klaar voor de toorn van God. Tegelijkertijd strekt Gods liefde zich uit naar een mens om hem van dat oordeel te redden. De boom wordt extra verzorgd, al draagt hij nog geen vrucht. Het onkruid, de slechte, mag opgroeien, samen met de tarwe, de goede, opdat niet beiden teniet gaan (Matteüs 13:37). God is geduldig en stelt Zijn toorn zo lang mogelijk uit. ‘Jeruzalem, Jeruzalem…, hoe dikwijls heb ik je kinderen willen samenbrengen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels bij elkaar brengt…’ (Matteüs 23:37). Zo is God.
Maar sommigen in Thyatira hebben ondanks Gods geduld de bekering die blijk geeft van de juiste keuzes niet gewild. Dan komt het oordeel vast en zeker. Het compromis blijft niet straffeloos duren. Na het geduld en de waarschuwing komt voor de rank die geen vrucht draagt de brandstapel.
Jef De Vriese