Geduld

Ad Kooijmans • 89 - 2013 • Uitgave: 6
Geduld is het voltooid deelwoord van dulden, gebruikt als een zelfstandig naamwoord. Het woord ‘dulden’ (‘upomone’) wordt meestal vertaald als ‘volharding’ en soms als ‘dragen’ of ‘verduren’. Een ander woord (‘makrothomia’) wordt in de NBG bijna altijd vertaald als ‘lankmoedigheid’ en in de HSV als ‘geduld’. In sommige teksten komen beide woorden samen voor (bijvoorbeeld Kolossenzen 1:11).

Het begrip ‘geduld’ wordt in actieve en in passieve vorm gebruikt en het kan verwijzen naar ‘wachten’ of ‘lijden’. De actieve vorm verwachten we vooral bij God, zoals in Romeinen 2:4 en 2 Petrus 3:9. In beide gevallen is de gedachte dat God het oordeel uitstelt om de grootst mogelijke kans op bekering te bieden. In Romeinen 2:4 wordt ook Gods verdraagzaamheid genoemd, evenals in Romeinen 3:25-28 aangeduid door een ander werkwoord dat terughoudendheid aangeeft.

Actief geduld
In Matteüs 18:26,29 is het duidelijk dat God van ons verwacht dat we Hem navolgen in onze houding tot de naaste. We zouden dat tolerantie kunnen noemen, maar we moeten er ons wel van bewust zijn, dat tolerantie grenzen heeft. Dat is heel duidelijk in 1 Korintiërs 5:9-11. Elke zondaar is een kandidaat voor behoud door het bloed van Christus, maar degene die openlijk in zonde leeft en claimt een broeder in Christus te zijn, moet radicaal van de gemeenschap worden uitgesloten omdat hij de vader der leugen volgt en geen gemeenschap met Christus kan hebben. Paulus waarschuwt om de genade Gods niet tevergeefs te ontvangen (2 Korintiërs 6:1). De Here wil dat we ook actief geduld hebben met elkaar. In Galaten 5:22 is het een aspect van de vrucht van de Geest. Daarom lezen we ook in Kolossenzen 3:12 ‘Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.’ Dat is de vorming van Christus’ beeld in ons.

Volharding
De passieve vorm heeft alles te maken met wat in de Psalmen herhaaldelijk voorkomt: wachten op de Here. Die vorm drukt vooral volharding in lijden uit, waarvan Job het klassieke voorbeeld is (Jakobus 5:11). Dat geduld wordt gesterkt door de hoop die voor ons is gesteld (Romeinen 8:25) en natuurlijk door het onfeilbare Woord van God (Romeinen 15:4-5).
De ouderdom komt vaak met problemen en teleurstellingen. Het is dan belangrijk zich vast te klemmen aan Gods trouw en te volharden (Titus 2:2). Na een uitgebreide weergave van zijn lijden en zwakte geeft Paulus aan dat zijn apostelschap werd bevestigd door zijn volharding (2 Korintiërs 12:12). Ook Jakobus geeft aan dat volharding in de beproeving onberispelijkheid uitwerkt en dat het daarom, ondanks de strijd die ermee gepaard gaat, een aanleiding tot vreugde is (Jakobus 1:3-4). Petrus noemt het verduren zelfs genade (1 Petrus 2:20).
In 2 Korintiërs 1:6 wordt in de NBG de volharding weergegeven als ‘doorstaan’. Het is daar duidelijk dat Paulus zijn houding in zijn lijden als voorbeeld stelt aan zijn geadresseerden. Ook in 2 Korintiërs 6:4 beschrijft hij zijn dienst als ‘in veel dulden’. We zien hieruit dat ‘volharding’ niet alleen nodig is voor onze eigen geestelijke stabiliteit, maar ook dient als een getuigenis voor anderen die ons waarnemen. Voor Johannes gold dat juist in volharding de wonderbare openbaring van Jezus Christus hem werd toevertrouwd (Openbaring 1:9).

Het volgen van Christus
Een houding van geduld heeft veel consequenties, die uitdrukking vinden in het volgen van Christus. Hij zegt ons: ‘Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag op de rechterwang geeft, keer hem ook de andere toe; en wil iemand u rechten en uw hemd nemen, laat hem ook uw mantel’ (Matteüs 5:39-40) en Paulus onderricht in 1 Korintiërs 6:7 ‘Waarom lijdt gij niet liever onrecht? Waarom laat gij u niet liever tekort doen?’ De Bijbelse leer van geduld is een radicale breuk met het egocentrische leven; het is het volgen van Christus, die als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt (1 Petrus 2:21-23). Daartoe zijn we geroepen en dat maakt ons geheel anders, namelijk als we de oude mens afleggen, ‘die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten’ (Efeziërs 4:20-22). Christus droeg het onrecht om ons te rechtvaardigen. Mogen velen behouden worden door ons geduldig volgen van Hem.
Paulus vermaant ons te wandelen ‘waardig der roeping, waarmede gij geroepen zijt met… lankmoedigheid, en elkander in liefde te verdragen’ (Efeziërs 4:1-2). We worden erbij bepaald om die roeping te bevestigen om toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Heer en Heiland, Jezus Christus te verkrijgen (2 Petrus 1:10-11). Het is dus een levenshouding die ons klaarmaakt om door de Here te worden opgenomen in de eerste opstanding met allen die zullen delen in de vestiging van Zijn Koninkrijk van vrede en gerechtigheid. De weg van de Here is dikwijls voor ons verborgen. Daarom moeten we met geduld wachten, hoe Hij leidt (Psalm 37:34). Mijn moeder zei altijd als er zich moeilijkheden voordeden: “Ge zult het na dezen verstaan.”

Tot zegen zijn
De Here genas een man die 38 jaar ziek geweest was (Johannes 5:5,8). De Here wist natuurlijk al lang dat hij daar lag. Toen Hij de eerste maal naar Jeruzalem kwam (Lucas 2:42-43), had hij al meer dan twintig jaar gelegen. Waarom moest hij 38 jaar wachten? Ik denk dat de Here hem tegen zichzelf wilde beschermen en verhoeden dat hij terug zou keren naar zijn zondige leven (Johannes 5:14).
De Here heeft altijd het goede met ons voor. Voor sommigen betekent dat, dat hun ziekte dient om Hem dieper te leren kennen en ze dan te gebruiken om voor anderen ten zegen te zijn. Bekend is bijvoorbeeld het geval van Joni Eareckson, die als jong meisje bij een duik in ondiep water verlamd raakte. In haar machteloze staat werd zij een evangeliste die voor velen tot zegen is. Ik heb eens het voorrecht gehad om tolk te mogen zijn voor de bekende Engelse prediker Austin Sparks. Ik kan me niet herinneren waarover hij sprak, maar een voorval dat hij noemde, vergeet ik nooit. Hij zei: “Als jong predikant werd ik geroepen om met een vrouw te spreken die twintig jaar op bed had gelegen. Ik wist echt niet wat ik zeggen moest, maar toen ik bij haar vandaan kwam, was ik degene die vertroost was.”

Ad Kooijmans