Evolutie of design

Ad Kooijmans • 89 - 2013 • Uitgave: 9
Evolutie is ontwikkeling en dat is een zeer algemeen verschijnsel in Gods schepping. We zien dat van de foetus tot de baby bij geboorte en verder van kind tot volwassene. Soms zien we het zelfs op spectaculaire wijze, zoals de ontwikkeling van een rups via een pop tot een vlinder. Maar de zogenaamde evolutieleer is juist een ontkenning van die goddelijke schepping.

Houdbare theorie?
Het is de theorie dat alles wat leven heeft, spontaan ontstaan is uit de dode elementen, te beginnen bij een eencellig individu, dat bovendien zelf propagerend is en waaruit vervolgens alle plantaardige en dierlijke species zouden zijn ontstaan en ten slotte ook de mens.
Om deze theorie staande te houden, komt men voor enorme problemen te staan. De logica dat er veel meer tussenvormen zouden moeten bestaan dan duidelijke species, hetgeen eenvoudig niet zo is, is maar één van de vele onverklaarbaarheden die de houdbaarheid van de theorie bemoeilijken.
God heeft zowel in het menselijk als in het dierlijk lichaam organen gegeven die een bepaald doel dienen, waardoor dat lichaam functioneert als een chemische fabriek met vele onderling afhankelijke elementen, die in harmonische samenwerking het leven mogelijk maken. Als we aan een chemische fabriek denken, dan weten we dat die het product is van ingenieurs en dat hij niet vanzelf ontstaan is. Als we zo’n spontane ontwikkeling zouden beweren, zou ieder ons voor krankzinnig houden. Is het niet nog veel dwazer om een veel meer gecompliceerd leven aan een toevallige ontwikkeling toe te schrijven? Waar design is, daar staat intelligentie achter en intelligentie is een persoonlijke eigenschap.

Vooroordeel
De evolutietheorie is onwetenschappelijk, omdat het berust op vooroordeel. Dat vooroordeel is dat het bestaan van God bij voorbaat wordt buitengesloten als een menselijk bedenksel. Als een evolutionist geconfronteerd wordt met het probleem van de evolutie van een wezen zonder ogen tot een wezen met ogen, wat is dan de theorie? De logische conclusie is ‘een scheppingsdaad’, maar dat wordt als onmogelijk afgewezen. Als dat geen vooroordeel is, wat is het dan wel? Men zegt dat de ontwikkeling er is door de natuur en die is onpersoonlijk.
Het is een ontkenning van God en daarom ook van intelligent design. Paulus zegt daarover: ‘De dingen van Hem die onzichtbaar zijn, worden sinds de schepping van de wereld uit Zijn werken gekend en doorzien, namelijk én Zijn eeuwige kracht én Zijn Goddelijkheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn. Want zij hebben, hoewel zij God kennen, Hem niet verheerlijkt of gedankt, maar zij zijn verdwaasd in hun overwegingen en hun onverstandig hart is verduisterd. Terwijl zij zich uitgaven voor wijzen, zijn zij dwaas geworden’ (Romeinen 1:20-22, HSV). Dat stemt volkomen overeen met wat David duizend jaar eerder reeds zei: ‘De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God’ (Psalm 14:2). Hij zegt niet ‘in zijn hoofd’, maar ‘in zijn hart’. Immers, als hij zijn hoofd zou gebruiken, zou hij het niet zeggen.

Gods tegenzet
We herkennen het oude complot van de satan, die het verlangen in de mens wekte om te zijn als God (Genesis 3:5). Zijn leugen was: “Je zult niet sterven en kunt je eigen ethica stellen; daar is geen God voor nodig.” Het boek Genesis wordt door de evolutionisten als een lachertje terzijde geschoven, maar het is het boek van de principes die we in heel Gods Woord terugvinden en die onweerlegbaar zijn. Niemand kan weerleggen dat de mens een sterfelijke zondaar (= onvolmaakt mens) is. De reden is dat hij onafhankelijk van God wilde zijn.
In datzelfde hoofdstuk van Genesis (vers 15) zien we Gods tegenzet: Hij beloofde dat er een Mens geboren zou worden, die sterker zou zijn dan de duivel en hem ten onder zou doen gaan. Die Zoon des mensen is gekomen en Zijn kracht was, dat Hij ook de Zoon van God was, voorzegd door de profeten. Dat is heel duidelijk in Jesaja 9:5 ‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.’

Nieuw leven
Hij bracht een keer in het leven van allen die zich aan Hem toevertrouwen door de duivel en de dood te overwinnen. We lezen van Hem: ‘Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet te doen, en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren’ (Hebreeën 2:14-15, HSV). Allen die Hem toebehoren, krijgen deel in het eeuwige leven, dat niet ophoudt als we dit sterfelijke lichaam verlaten. Jezus zei: ‘Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven’ (Johannes 11:25).
We mogen dat nieuwe leven reeds hier beleven en leren daardoor de grootheid van Gods schepping te zien. David drukte zich uit in bewondering: ‘Als ik Uw hemel zie, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren, die U hun plaats gegeven hebt, wat is dan de sterveling, dat U aan hem denkt’ (Psalm 8:4-5, HSV). Als God de wetenschap vergunt om steeds meer te ontdekken van de wonderen van de natuur, dan verdiept zich de bewondering en aanbidding van Gods kinderen voor Zijn schepping, zoals in Romeinen 11:33-34 (HSV) ‘O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?’

Imitatie
Daar tegenover staat de trots van de atheïst voor iedere ontdekking in Gods schepping zonder de Auteur ervan te erkennen. Ze zien ook de evolutie in techniek en medische kennis. Maar elk van hun ‘scheppingen’, zij het computer, satelliet, kunstnier of pacemaker, is niet anders dan het imiteren en toepassen van de principes en krachten in Gods schepping.
We zien dat het kwaad zichzelf straft, want Godloosheid kweekt anderzijds een onstuitbare criminaliteit, die de samenleving ten slotte ondraaglijk maakt. De enige hoop is dan een Goddelijk ingrijpen. Dat is de komst van de Vredevorst, waarvan Gods Woord zegt: ‘Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over Zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid van nu aan tot in eeuwigheid. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen’ (Jesaja 9:6).

Ad Kooijmans