Evangelische spiritualiteit of reformatorische bevinding?

Joop Schotanus • 78 - 2002/03 • Uitgave: 25
Een veertigtal predikanten van de Christelijke Gereformeerde Kerken hebben een schrijven gepubliceerd over de relatie met de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Men heeft een groot aantal Vrijgemaakte preken beluisterd en daar de conclusie uit getrokken, dat ondanks mooie woorden, de toeeigening van het geloof niet in deze prediking tot z'n recht komt. In zo'n discussie komt dan ook vooral het verwijt naar voren dat men bij de Vrijgemaakten te eenzijdig accenten legt op het berusten in het verbond, zonder een persoonlijke heilsgang door te maken. In dit verband vielen er ook termen als evangelische spiritualiteit en reformatorische bevinding. Dit wordt voorgesteld als een tegenstelling. We vragen ons natuurlijk af hoe men aan deze tegenstelling komt. Alsof een evangelisch christen zijn persoonlijke omgang met de Heer anders zou moeten beleven dan een reformatorisch christen?

De kern van de zaak
In onze omgang met de Here mag er dan een mate van individualiteit aanwezig zijn, maar verschillen lopen toch niet langs kerkelijke of categorische grenzen. Als we spreken van omgang met de Here hebben we het over een intieme genegenheid tot God in en door Christus. Onze ogen zijn geopend voor het verlossingswerk van Christus en dat zal moeten betekenen dat we bereid zijn ons zelfbeschikkingsrecht volkomen op te geven. We weten dat we over ons leven van Christus door een nieuwe geboorte volkomen vergeving hebben ontvangen en dat niets uit dat verleden ons meer kan aanklagen.

We zijn op het punt gebracht om op gezag van Christus van God te kunnen ontvangen vergeving van zonden en een erfdeel onder de geheiligden (opgenomen worden in het proces van heiliging). We mogen het Paulus nazeggen: "Ik acht alle dingen schade te zijn om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Here, om Wiens wil ik alle dingen schade gerekend heb, opdat ik Christus moge gewinnen". Alles los laten om alleen op God te vertrouwen. Dat is uittreden uit een zelfzuchtig bestaan en binnentreden in een intieme relatie met de Here, zodat er niets meer is in ons leven dat buiten die relatie valt. Een leven van dienende liefde en geheiligde zelfverloochening mag onderdeel worden van onze bevinding.

De uitwerking
Het is belangrijk er rotsvast van overtuigd te zijn "in Gods weg te zijn". Op een andere weg zou je misschien aanzien of rijkdom kunnen verwerven, maar wat is dat in vergelijking met "een vrede die alle verstand te boven gaat". Het is belangrijk om je door niets te laten afhouden om te doen wat God van je verlangt, God weet wat Hij doet. Dit is de vrucht van een intieme omgang met de Here God. Als God een leegte brengt in ons leven, dan moeten we niet willen proberen om die zelf op onze manier op te vullen. Het gemis aan iets mag niet tot een Meribah (mopperplaats) worden. In onze bevindelijke weg wachten we Gods tijd af om dingen te laten gebeuren.

We geven het initiatief uit handen, want Hij kent ons beter, dan dat wij onszelf kennen. Hij voorziet ter gelegener tijd. In de weg van bevinding gaat het om kinderlijk Godsvertrouwen, waardoor de realiteit van het christenleven zichtbaar mag worden. Niet om indrukken van onszelf achter te laten, maar het beeld van Christus tot z'n recht te laten komen, omdat onze leegheid door Hem vervuld is. Het beeld van Christus is een sterke, rustige en gezonde geest.

De tegenstelling
Natuurlijke godsdienstigheid (religiositeit) kan wel maken dat we ons aangetrokken voelen tot de Here Jezus en onder zijn bekoring komen, maar dat kan heel goed uitlopen op verraad (Judas) of verloochening (Petrus). Petrus was onder bekoring van Jezus gekomen, maar daarvoor had hij de hulp van de Geest niet nodig gehad. Dit speelde zich nog helemaal af op het menselijk vlak. Het was een uitwendig volgen. Onder bekoring (onder de indruk raken) komen is nog niet hetzelfde als onder beslag (heerschappij )komen. Natuurlijke vroomheid (religiositeit) kan wel maken dat we onder bekoring van de Here Jezus komen, en ons tot Hem aangetrokken voelen, maar maakt ons geen discipelen. Zolang we niet overtuigd zijn van onze eigen onbekwaamheid, zal God ons steeds meer in de engte drijven.

Leven uit de dood
Pas als we ons zelfbeschikkingsrecht opgeven zal de Heilige Geest de leiding van ons leven over kunnen nemen. Waar het eigen ik nog rechten laat gelden zullen we de invloed van de Geest moeten missen. Het is een voortdurend in de dood brengen van eigen aanspraken en rechten. Dit is een voortdurend loslaten van de zaken die op onszelf gericht zijn. Dat betekent ontdekken wat nog van onszelf is en het ogenblikkelijk bij bewustwording uitschakelen om ruimte te laten voor het werk van de Geest.

De Heer zal ons leiden en oefenen door onze zorgen en moeiten, door onze teleurstellingen en gekwetstheden. Als al onze wensen en ambities door de dood heengaan dan is dat een voortdurende zuivering van ons leven. Het is een één worden met de dood van Christus, zodat ik voor Hem kan leven. Pas als we deze principiële stervenscrisis doormaken, kunnen we aan Gods doel beantwoorden en maken we deel uit van Zijn heiligingsproces in ons. Veel naamchristenen proberen een geheiligd leven te leven buiten deze stervenscrisis om, waardoor ze voortdurend gericht zijn op hun tekortkomingen. Als we het doodvonnis over onszelf erkennen (ons in principe één verklaren en beschouwen met de dood van Christus) dan sterven we alle dagen aan onze eigen verlangens en belangen. In Gods leerschool mogen we ontdekken dat we geen rechten meer op onszelf kunnen laten gelden. Heel het leven is een leerschool van los komen van eigen belang (langs de weg van het tarwegraan) om geestelijke vrucht te dragen, als bewijs van een levensgemeenschap met de Here Jezus. Het heeft geen waarde op zichzelf allerlei dingen op te geven, als het niet zou gaan om de volle doorstroming van het Leven van Christus. Er is geen enkele reden onderscheid te maken tussen een evangelische spiritualiteit en een reformatorische bevinding als het gaat om de persoonlijke omgang met de Here.

Joop Schotanus