Europa's ideaal: het 'Romeinse' rijk
Vier wereldrijken vanaf Babylon omspannen tesamen de "tijden der heidenen". Wij leven in de laatste dagen van deze wereldrijken, nl. in het zich herstellende Romeinse rijk. De vier wereldrijken komen samen in het beeld dat Nebukadnezar in een droom zag - Daniël hoofdstuk 2. Eenzelfde gedachte komt naar voren in de vier dieren van Daniël hoofdstuk 7. Deze hoofdstukken vormen de sleutel tot het zicht op de wereldmachten die de bijbelse profeten hanteren. In het Nieuwe Testament vinden we deze lange periode samengevat onder "de tijden der heidenen" Luc. 21:24. Israël is in deze periode Lo-Ammi (Hos. 1:9), dat is "Niet-mijn-volk", en de wereldmachten heersen over de wereld, tot op vandaag.
Vandaag bestaan er allerlei vrijzinnige opvattingen over de identiteit van de vier rijken in Dan. 2 en 7. Vele eeuwen lang echter stond het zowel voor Joden als christenen als een paal boven water dat deze vier rijken het Babylonische, het Medo-Perzische, het Grieks-Macedonische en het Romeinse rijk waren. In de rabbijnse traditie was het vierde rijk eenduidig dat van 'Edom', zoals zij de Romeinen noemden. Ook kerkvaders als Irenaeus, Hippolytus, Augustinus en Hiëronymus geven de traditionele opsomming van de vier rijken. Deze uitleg is tot in de moderne tijd door alle katholieke en protestantse uitleggers aanvaard. De hedendaagse schriftkritische visie echter, die uitsluitend reeds geheel vervulde profetie in het boek Daniël wenst te zien en daartoe het boek in de tweede eeuw v.Chr. plaatst, beweert gewoonlijk dat de vier rijken zijn: het Babylonische, het Medische, het Perzische en het Grieks-Macedonische rijk. In mijn boek De negende Koning (Excurs 5) heb ik uitvoerig aangegeven waarom ik denk dat dit volstrekt verwerpelijk is. Het kan niet in redelijkheid ontkend worden dat het vierde rijk in Dan. 2 en 7 het Romeinse rijk voorstelt.
De kernvraag
In Dan. 2 en 7 wordt beschreven hoe het vierde (Romeinse) rijk onmiddellijk wordt opgevolgd door een nieuw, een `vijfde' rijk, dat van de Zoon des mensen. Dat dit eveneens een aards rijk is, dat als zodanig in deze wereld de vorige vier rijken opvolgt, daarover kan geen twijfel bestaan. Deze opvatting werd reeds gehuldigd door kerkvaders als Irenaeus, Tertullianus, Commodianus en Lactantius. Maar wat is de áárd van dit vijfde rijk? Is het een christelijk `rijk' in Europa, dat in talloze gedaanten sedert de val van het West-Romeinse rijk heeft bestaan, óf is het een rijk dat pas met de wederkomst van Christus aanbreekt? Hoe sluit dit Messiaanse rijk naadloos aan op het vierde, het Romeinse rijk? Vond die overgang al plaats onder Constantijn de Grote? Of na de val van Rome bij de opkomst van het Karolingische rijk? Of is het zo dat, indien het Messiaanse rijk na de wederkomst van Christus aanbreekt, het juist het Romeinse rijk is dat in allerlei vormen tot op heden in Europa voortleeft?
Kortom: leven wij vandaag in het vierde ('Romeinse') of in het vijfde ('christelijke') rijk van Daniël? Volgens Dan. 7, in vergelijking met Dan. 2, is het niemand minder dan de Zoon des mensen, Hij die met de wolken des hemels komt, die een radicaal en plotseling einde aan het vierde rijk maakt en onmiddellijk na dit rijk het vijfde en laatste aardse rijk sticht. Als we dit bedenken, moet het zonneklaar zijn dat het vierde rijk nog nimmer aan zijn eind is gebracht, en dat het rijk van de Zoon des mensen pas aanbreekt bij zijn wederkomst. Dit was ook de opvatting van alle Griekse en nagenoeg alle Latijnse kerkvaders. Wij leven dus in de tijd van het vierde rijk; nauwkeuriger: in de tijd tussen de schijnbare ondergang van het Romeinse rijk en de herrijzenis ervan in de eindtijd.
Zelf zagen de Romeinen op het toppunt van hun wereldmacht hun rijk, dat werkelijk bijna de hele toenmalig bekende wereld omvatte, als het laatste rijk. Zij konden nauwelijks geloven dat hun rijk ooit weer te gronde zou gaan en dat een ander wereldrijk de plaats ervan zou innemen. Voor hun besef was de translatio imperii (de `overdracht van het rijk', nl. aan een volgende natie) in het Romeinse rijk ten einde gekomen, zoals Vergilius o.a. in zijn herdersdichten heeft uitgesproken. Deze `ontving' de volgende woorden van de hoofdgod Jupiter: `ik heb (u) een rijk zonder einde gegeven'.
Het is frappant dat we soortgelijke woorden in Dan. 2:44 en 7:14, 18, 27 vinden, maar daar is het `rijk zonder einde' niet het vierde, maar juist het vijfde rijk! Dat is het rijk van de Zoon des mensen. be Romeinse christenen wisten natuurlijk van dit vijfde rijk. Maar zij waren voldoende Romein gebleven om dan ten minste de glorie van Rome te zien doorgaan tot op de komst van dat vijfde rijk. De beroemde christen-geschiedschrijver Orosius drukte dat zo uit: `wanneer Rome valt, valt ook de wereld'. In zekere zin had hij gelijk.
De vier wereldrijken in Daniël 2 zijn:
1. het Babylonische rijk,
2. het Medo-Perzische rijk,
3. het Grieks Macedonische rijk, en
4. het Romeinse rijk.
Daarna volgt het Vrederijk, dat nog komt: het Koninkrijk Gods. Hoe duidelijk is de profetie! Alle lijnen komen bij elkaar in onze dagen. "Het profetisch Woord is zeer vast" - zegt Petrus, en daarom is het van groot belang er acht op te slaan!
De christen weet dat hij leeft in het `laatste' rijk vóór de wederkomst van Christus. Daarom leeft de christen `nabij het einde der tijden', zoals de middeleeuwse Otto, bisschop van Freising, het uitdrukte op grond van de thans voltooide translatio imperii, de opeenvolging van de wereldrijken (vgl. 1 Kor. 10:11). Wij leven nog altijd in de geschiedenis van het vierde, dat is het Romeinse rijk.
Calvijn en Luther
Totaal anders is de interpretatie van Calvijn. Volgens hem hebben de vier wereldrijken hun einde gevonden, niet bij de wederkomst, maar bij de geboorte van Christus. Sedertdien leven wij in het ‘vijfde rijk’, het kerkrijk van Jezus Christus, zo stelt hij. Het is geen wonder dat deze uitleg buiten calvinistische kring nauwelijks navolging gevonden heeft. Immers, welke halsbrekende exegetische toeren moet men niet uithalen!
(a) De steen in Dan. 2 vernietigt met één klap het Romeinse rijk, maar bij de geboorte of hemelvaart van Christus of op de pinksterdag (Hand. 2) is het Romeinse rijk helemaal niet ten onder gegaan.
(b) Nog nimmer is het ideaal van een `Romeins' rijk in Europa helemaal teloor gegaan.
(c) Nog nimmer heeft er in de kerkgeschiedenis een waarachtig wereldrijk in de geest van Christus bestaan.
(d) Zelfs het West-Romeinse rijk is niet door het christendom, maar door de heidense of Ariaanse Germanen vernietigd.
(e) Het Messiaanse vrederijk breekt volgens Dan. 7 duidelijk aan, niet bij de geboorte van de Messias, maar bij zijn komst op de wolken.
Andere Reformatoren hebben beter verstaan dat de `steen' van Dan. 2 tot op hun tijd nog niet `tot een grote berg' was geworden, en dat nog altijd het ideaal van een `Romeins' rijk in Europa niet gestorven was. Het leefde voort in het rijk van de Karolingers, in het Heilige Roomse rijk (met name bij de Ottoonse keizers), in het wereldrijk van de Habsburgse keizer Karel V, in de Renaissance rijken der letteren en der geleerden, in het Napoleontische rijk, en evengoed in het Tweede (Duitse keizer-) en het Derde Rijk (Adolf Hitler), die juist geacht werden opvolgers van het Eerste (Heilige Roomse) rijk te zijn. En telkens wanneer het Romeinse ideaal herleefde, sprak men van een renaissance, een `wedergeboorte', namelijk van de antieke (Romeinse) mens: de Karolingische renaissance (rond 800), de Ottoonse (rond 1000), de twaalfde-eeuwse renaissance, en tenslotte dé Renaissance (sedert de vijftiende eeuw). Philippus Melanchthon heeft de idee van de vier wereldrijken en van de `overdracht van het rijk' voluit aanvaard en uitgewerkt.
Ook na de val van het West-Romeinse rijk leeft het `vierde rijk' volgens hem voort in het Karolingische en het Ottoonse rijk, enzovoort. Belangrijk is dat volgens hem het 'vijfde rijk' in Dan. 2 en 7 niet een `christelijk' rijk is waarin wij thans zouden leven, maar dat dit aanbreekt met de jongste dag, de wederkomst van de Messias, de opstanding der doden en het eind der tijden.
Ook Luther spreekt uitdrukkelijk van de 'overdracht' van het Romeinse rijk ‘van de Grieken op de Duitsers', d.w.z van de Oost-Romeinen op de Karolingers en Ottonen. Uitdrukkelijk stelt hij dat het Romeinse rijk het laatste rijk is en dat alleen Christus het verbreken en door zijn rijk vervangen zal. Het in zijn tijd snel opkomende Turkse rijk kon op grond van Daniël onmogelijk een vijfde rijk vóór de wederkomst van Christus vormen en was slechts een voorbode van het antichristelijke rijk van de eindtijd. Direct na het rijk van de Turken - dat is achteraf gezien pas aan het eind van de Eerste Wereldoorlog! — komt de jongste dag.
Dan. 2 en 7 zijn sleutelpassages voor de bestudering van het profetisch Woord doordat hier duidelijk wordt dat het Romeinse rijk voortduurt tot op de wederkomst van Christus. De christen die de geschiedenis van Europa en vooral de tegenwoordige Europese (of ruimer: Westerse) situatie bestudeert, kan niet om dit gegeven heen, zeker nu wij zien hoe het Romeinse ideaal van een verenigd Europa weer scherpe contouren krijgt en we zelfs weer de roep om een Europese leider vernemen. Hoe spoediger het `beest' ten tonele zal verschijnen, des te spoediger zal ook de verschijning van Christus op de wolken des hemels kunnen plaatsvinden!
dr. Willem J. Ouweneel
Vandaag bestaan er allerlei vrijzinnige opvattingen over de identiteit van de vier rijken in Dan. 2 en 7. Vele eeuwen lang echter stond het zowel voor Joden als christenen als een paal boven water dat deze vier rijken het Babylonische, het Medo-Perzische, het Grieks-Macedonische en het Romeinse rijk waren. In de rabbijnse traditie was het vierde rijk eenduidig dat van 'Edom', zoals zij de Romeinen noemden. Ook kerkvaders als Irenaeus, Hippolytus, Augustinus en Hiëronymus geven de traditionele opsomming van de vier rijken. Deze uitleg is tot in de moderne tijd door alle katholieke en protestantse uitleggers aanvaard. De hedendaagse schriftkritische visie echter, die uitsluitend reeds geheel vervulde profetie in het boek Daniël wenst te zien en daartoe het boek in de tweede eeuw v.Chr. plaatst, beweert gewoonlijk dat de vier rijken zijn: het Babylonische, het Medische, het Perzische en het Grieks-Macedonische rijk. In mijn boek De negende Koning (Excurs 5) heb ik uitvoerig aangegeven waarom ik denk dat dit volstrekt verwerpelijk is. Het kan niet in redelijkheid ontkend worden dat het vierde rijk in Dan. 2 en 7 het Romeinse rijk voorstelt.
De kernvraag
In Dan. 2 en 7 wordt beschreven hoe het vierde (Romeinse) rijk onmiddellijk wordt opgevolgd door een nieuw, een `vijfde' rijk, dat van de Zoon des mensen. Dat dit eveneens een aards rijk is, dat als zodanig in deze wereld de vorige vier rijken opvolgt, daarover kan geen twijfel bestaan. Deze opvatting werd reeds gehuldigd door kerkvaders als Irenaeus, Tertullianus, Commodianus en Lactantius. Maar wat is de áárd van dit vijfde rijk? Is het een christelijk `rijk' in Europa, dat in talloze gedaanten sedert de val van het West-Romeinse rijk heeft bestaan, óf is het een rijk dat pas met de wederkomst van Christus aanbreekt? Hoe sluit dit Messiaanse rijk naadloos aan op het vierde, het Romeinse rijk? Vond die overgang al plaats onder Constantijn de Grote? Of na de val van Rome bij de opkomst van het Karolingische rijk? Of is het zo dat, indien het Messiaanse rijk na de wederkomst van Christus aanbreekt, het juist het Romeinse rijk is dat in allerlei vormen tot op heden in Europa voortleeft?
Kortom: leven wij vandaag in het vierde ('Romeinse') of in het vijfde ('christelijke') rijk van Daniël? Volgens Dan. 7, in vergelijking met Dan. 2, is het niemand minder dan de Zoon des mensen, Hij die met de wolken des hemels komt, die een radicaal en plotseling einde aan het vierde rijk maakt en onmiddellijk na dit rijk het vijfde en laatste aardse rijk sticht. Als we dit bedenken, moet het zonneklaar zijn dat het vierde rijk nog nimmer aan zijn eind is gebracht, en dat het rijk van de Zoon des mensen pas aanbreekt bij zijn wederkomst. Dit was ook de opvatting van alle Griekse en nagenoeg alle Latijnse kerkvaders. Wij leven dus in de tijd van het vierde rijk; nauwkeuriger: in de tijd tussen de schijnbare ondergang van het Romeinse rijk en de herrijzenis ervan in de eindtijd.
Zelf zagen de Romeinen op het toppunt van hun wereldmacht hun rijk, dat werkelijk bijna de hele toenmalig bekende wereld omvatte, als het laatste rijk. Zij konden nauwelijks geloven dat hun rijk ooit weer te gronde zou gaan en dat een ander wereldrijk de plaats ervan zou innemen. Voor hun besef was de translatio imperii (de `overdracht van het rijk', nl. aan een volgende natie) in het Romeinse rijk ten einde gekomen, zoals Vergilius o.a. in zijn herdersdichten heeft uitgesproken. Deze `ontving' de volgende woorden van de hoofdgod Jupiter: `ik heb (u) een rijk zonder einde gegeven'.
Het is frappant dat we soortgelijke woorden in Dan. 2:44 en 7:14, 18, 27 vinden, maar daar is het `rijk zonder einde' niet het vierde, maar juist het vijfde rijk! Dat is het rijk van de Zoon des mensen. be Romeinse christenen wisten natuurlijk van dit vijfde rijk. Maar zij waren voldoende Romein gebleven om dan ten minste de glorie van Rome te zien doorgaan tot op de komst van dat vijfde rijk. De beroemde christen-geschiedschrijver Orosius drukte dat zo uit: `wanneer Rome valt, valt ook de wereld'. In zekere zin had hij gelijk.
De vier wereldrijken in Daniël 2 zijn:
1. het Babylonische rijk,
2. het Medo-Perzische rijk,
3. het Grieks Macedonische rijk, en
4. het Romeinse rijk.
Daarna volgt het Vrederijk, dat nog komt: het Koninkrijk Gods. Hoe duidelijk is de profetie! Alle lijnen komen bij elkaar in onze dagen. "Het profetisch Woord is zeer vast" - zegt Petrus, en daarom is het van groot belang er acht op te slaan!
De christen weet dat hij leeft in het `laatste' rijk vóór de wederkomst van Christus. Daarom leeft de christen `nabij het einde der tijden', zoals de middeleeuwse Otto, bisschop van Freising, het uitdrukte op grond van de thans voltooide translatio imperii, de opeenvolging van de wereldrijken (vgl. 1 Kor. 10:11). Wij leven nog altijd in de geschiedenis van het vierde, dat is het Romeinse rijk.
Calvijn en Luther
Totaal anders is de interpretatie van Calvijn. Volgens hem hebben de vier wereldrijken hun einde gevonden, niet bij de wederkomst, maar bij de geboorte van Christus. Sedertdien leven wij in het ‘vijfde rijk’, het kerkrijk van Jezus Christus, zo stelt hij. Het is geen wonder dat deze uitleg buiten calvinistische kring nauwelijks navolging gevonden heeft. Immers, welke halsbrekende exegetische toeren moet men niet uithalen!
(a) De steen in Dan. 2 vernietigt met één klap het Romeinse rijk, maar bij de geboorte of hemelvaart van Christus of op de pinksterdag (Hand. 2) is het Romeinse rijk helemaal niet ten onder gegaan.
(b) Nog nimmer is het ideaal van een `Romeins' rijk in Europa helemaal teloor gegaan.
(c) Nog nimmer heeft er in de kerkgeschiedenis een waarachtig wereldrijk in de geest van Christus bestaan.
(d) Zelfs het West-Romeinse rijk is niet door het christendom, maar door de heidense of Ariaanse Germanen vernietigd.
(e) Het Messiaanse vrederijk breekt volgens Dan. 7 duidelijk aan, niet bij de geboorte van de Messias, maar bij zijn komst op de wolken.
Andere Reformatoren hebben beter verstaan dat de `steen' van Dan. 2 tot op hun tijd nog niet `tot een grote berg' was geworden, en dat nog altijd het ideaal van een `Romeins' rijk in Europa niet gestorven was. Het leefde voort in het rijk van de Karolingers, in het Heilige Roomse rijk (met name bij de Ottoonse keizers), in het wereldrijk van de Habsburgse keizer Karel V, in de Renaissance rijken der letteren en der geleerden, in het Napoleontische rijk, en evengoed in het Tweede (Duitse keizer-) en het Derde Rijk (Adolf Hitler), die juist geacht werden opvolgers van het Eerste (Heilige Roomse) rijk te zijn. En telkens wanneer het Romeinse ideaal herleefde, sprak men van een renaissance, een `wedergeboorte', namelijk van de antieke (Romeinse) mens: de Karolingische renaissance (rond 800), de Ottoonse (rond 1000), de twaalfde-eeuwse renaissance, en tenslotte dé Renaissance (sedert de vijftiende eeuw). Philippus Melanchthon heeft de idee van de vier wereldrijken en van de `overdracht van het rijk' voluit aanvaard en uitgewerkt.
Ook na de val van het West-Romeinse rijk leeft het `vierde rijk' volgens hem voort in het Karolingische en het Ottoonse rijk, enzovoort. Belangrijk is dat volgens hem het 'vijfde rijk' in Dan. 2 en 7 niet een `christelijk' rijk is waarin wij thans zouden leven, maar dat dit aanbreekt met de jongste dag, de wederkomst van de Messias, de opstanding der doden en het eind der tijden.
Ook Luther spreekt uitdrukkelijk van de 'overdracht' van het Romeinse rijk ‘van de Grieken op de Duitsers', d.w.z van de Oost-Romeinen op de Karolingers en Ottonen. Uitdrukkelijk stelt hij dat het Romeinse rijk het laatste rijk is en dat alleen Christus het verbreken en door zijn rijk vervangen zal. Het in zijn tijd snel opkomende Turkse rijk kon op grond van Daniël onmogelijk een vijfde rijk vóór de wederkomst van Christus vormen en was slechts een voorbode van het antichristelijke rijk van de eindtijd. Direct na het rijk van de Turken - dat is achteraf gezien pas aan het eind van de Eerste Wereldoorlog! — komt de jongste dag.
Dan. 2 en 7 zijn sleutelpassages voor de bestudering van het profetisch Woord doordat hier duidelijk wordt dat het Romeinse rijk voortduurt tot op de wederkomst van Christus. De christen die de geschiedenis van Europa en vooral de tegenwoordige Europese (of ruimer: Westerse) situatie bestudeert, kan niet om dit gegeven heen, zeker nu wij zien hoe het Romeinse ideaal van een verenigd Europa weer scherpe contouren krijgt en we zelfs weer de roep om een Europese leider vernemen. Hoe spoediger het `beest' ten tonele zal verschijnen, des te spoediger zal ook de verschijning van Christus op de wolken des hemels kunnen plaatsvinden!
dr. Willem J. Ouweneel