Europa: wereldrijk in wording (1)

Anton van de Haar • 92 - 2016 • Uitgave: 16
Volgens de Bijbel is in de eindtijd voor Europa een hoofdrol weggelegd. Tijdens de zeventigste jaarweek zal het Romeinse Rijk het wereldtoneel opnieuw betreden. Het Imperium Romanum zal opnieuw verrijzen. Zo staat het geschreven, zo is het voorzegd. In het hedendaagse proces van eenwording van Europa beleven we waarschijnlijk de inleiding tot deze toekomstige herrijzenis.

Eeuwenlang werd Europa door oorlogen en conflicten verscheurd. Meermalen was Europa het toneel van wapengekletter. Maar na de Tweede Wereldoorlog is er ontegenzeglijk een kentering gekomen: een onzichtbare hand smeedt de landen van Europa aaneen. Een geschiedenis van bloedvergieten heeft langzaam maar zeker plaatsgemaakt voor een proces van eenwording. Ondanks sommige interne conflicten, bijvoorbeeld over de vluchtelingencrisis. Binnen de Europese grenzen heerst een Pax Romana, een Romeinse vrede. Echter, de vraag is: geven deze ontwikkelingen werkelijk reden tot juichen? Of veeleer het tegendeel: leiden deze ontwikkelingen mogelijk naar Armageddon, de gigantische eindtijdoorlog?

Een veelbetekenende droom
Babel, 2600 jaar geleden. Nebukadnezar, de koning van Babel, droomt. In zijn fascinerende droom ziet de heidense vorst een indrukwekkend beeld. Het staat voor hem. Het beeld is hoog, glanzend en schrikwekkend. Verder is het opgebouwd uit verschillende materialen: een gouden hoofd, zilveren borst en armen, bronzen buik en lendenen, ijzeren benen en voeten die voor een deel uit ijzer en voor een deel uit leem bestaan.
Vervolgens ziet Nebukadnezar hoe het beeld volledig werd verbrijzeld. Vanaf een berg werd het beeld getroffen door een steen en daardoor verbrijzeld. Daarop ontwaakt Nebukadnezar. De droom was geëindigd, de vervulling kon beginnen. Zoals u immers begrijpt, was het namelijk geen gewone droom. Nee, middels deze bijzondere droom had God de knagende vragen van deze heidense vorst beantwoord.
Nebukadnezar had zich afgevraagd ‘wat hierna gebeuren zal’ (Daniël 2:29a). Via deze droom was hem daarin inzicht gegeven. De droom was profetisch en openbaarde de toekomst: via de droom heeft God de koning ‘laten weten wat er in later tijd gebeuren zal’ (2:28b). Het is veelzeggend dat het beeld zich uitdrukkelijk voor en niet achter hem bevond (2:31c). De toekomst – oftewel: de dingen die voor hem lagen – werd onthuld.

Twee fasen van het Romeinse Rijk
Zoals de profeet Daniël vervolgens uitlegt, zien de onderdelen van het beeld op vier opeenvolgende wereldrijken. Respectievelijk betreft dit het Babylonische, Medo-Perzische, Grieks-Macedonische en het Romeinse Rijk. Inderdaad vermeldt de geschiedschrijving dat deze rijken na elkaar zijn opgekomen en ten onder zijn gegaan. Precies zoals was voorzegd. Of toch niet helemaal? Immers, anders dan voorzegd, is het Romeinse Rijk niet plotseling, maar geleidelijk aan afgebrokkeld. Kan dat worden verklaard?
De verklaring is eenvoudig: het Romeinse Rijk zal opnieuw opkomen en ten onder gaan. Met andere woorden: de Romeinse heerschappij valt uiteen in een historisch en een toekomstig stadium. De profetie vereist het én voorzegt het bovendien. Op de summiere beschrijving van het ‘vierde koninkrijk’ (2:40) volgt een uitgebreide beschrijving van een ‘verdeeld koninkrijk’ (2:41). Een rangtelwoord ontbreekt. Met andere woorden: er wordt niet geprofeteerd van een volgend – vijfde – wereldrijk, maar van een vervolg van het vierde wereldrijk.
Let, afgezien waarvoor het staat, bovendien op het materiaal: anders dan in de overgangen ervoor, wordt het niet vervangen. Het gouden Babylonische Rijk heeft plaatsgemaakt voor het zilveren Medo-Perzische Rijk, het zilveren Medo-Perzische Rijk heeft vervolgens plaatsgemaakt voor het bronzen Grieks-Macedonische Rijk en het bronzen Grieks-Macedonische Rijk heeft ten slotte plaatsgemaakt voor het ijzeren Romeinse Rijk. Maar het ijzeren Romeinse Rijk zal echter opnieuw verrijzen. Er wordt enkel leem aan toegevoegd. Maar verder betreft het datzelfde rijk. In het zevende hoofdstuk – waarin deze rijken voorgesteld worden door dieren – wordt dat bevestigd: er worden namelijk maar vier dieren beschreven. Anders dan in Daniël 2 wordt de Romeinse heerschappij blijkbaar voorgesteld als een ononderbroken tijdsperiode. De boodschap is glashelder: ondanks twee onderscheiden stadia is het hetzelfde Romeinse Rijk.
Reeds het Oude Testament voorzag en voorzegde – voorafgaand aan haar historische opkomst en bloeitijd! – de waarschijnlijk nabije herrijzenis van het Romeinse Rijk.

Een indringende Openbaring
Patmos, 700 jaar later. Nebukadnezars droom is inmiddels grotendeels werkelijkheid geworden. Het ijzeren Romeinse Rijk beheerst – na het gouden Babylonische, het zilveren Medo-Perzische en het bronzen Grieks-Macedonische Rijk – de toenmalig bekende wereld. Politiek gezien mag het Romeinse Rijk wellicht bewondering wekken, geestelijk gezien is er beduidend minder reden voor een euforische stemming: tijdens de regeringsperiodes van een aantal keizers woedden er hevige christenvervolgingen. Onder andere onder Domitianus, regerend van 81 tot 96 A.D. Johannes, verbannen naar Patmos omwille van Christus, ontvangt daar een openbaring. Het is een onthulling, van ‘wat spoedig moet geschieden’. U begrijpt het al: Johannes ontvangt de Openbaring, het laatste Bijbelboek.

Indeling van Openbaring
Openbaring is verdeeld in drie delen. De verheerlijkte Heere gaf Johannes de volgende opdracht: ‘Schrijf nu op (1) wat u hebt gezien, en (2) wat is, en (3) wat hierna zal geschieden’ (1:19).
‘Wat u hebt gezien’ verwijst naar hoofdstuk 1:10-18: Christus, als Rechter en Priester te midden van de zeven kandelaren. Vervolgens verwijst ‘wat is’ naar hoofdstuk 2:1-4:2a: de zendbrieven aan zeven gemeenten in Asia en de opname van Johannes naar de hemelse troonzaal. Wellicht herkent u de diepere profetische laag daarvan: namelijk de zeven stadia van het tegenwoordige gemeentetijdperk, eindigend met de opname ofwel de hemelvaart van de gemeente.
Volgend op de zeven zendbrieven hoort Johannes de veelzeggende woorden: ‘Kom hier, omhoog, en Ik zal u laten zien wat hierna moet geschieden’ (4:1c). Het is overduidelijk: het derde deel begint. Wat hierna – na de tegenwoordige gemeentebedeling – moet geschieden. Negentien hoofdstukken lang worden we bijna uitsluitend ingeleid in de ontwikkelingen en gebeurtenissen die plaatshebben na de tegenwoordige gemeentebedeling. Verreweg het meest uitgebreid wat betreft de zeventigste jaarweek – oftewel de zevenjarige periode tussen de opname van de gemeente en de verschijning van Christus. Halverwege deze zeventigste jaarweek verrijst op het wereldtoneel het laatste wereldrijk. Bij de details daarvan willen we in het volgende nummer stilstaan.

Anton van de Haar