Er moet toch wel ‘Iets’ zijn?

Yme Horjus • 93 - 2017 • Uitgave: 16
Toen demissionair minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plasterk nog hoogleraar was in de moleculaire biologie en ook columnist in het tv-programma Buitenhof, introduceerde hij de term ‘ietsisme’. Hij had daarmee iets te pakken van een bestaand en zich verder ontwikkelend fenomeen.

Uit een onderzoek van het dagblad Trouw was al gebleken dat bijna 40 procent van de Nederlanders ‘ietsist’ is. Met andere woorden dat ze een geloof aanhangen met een vaag godsbegrip. ‘Er moet wel Iets zijn.’ Ze brengen daarmee tot uitdrukking dat ze heus geen heidenen zijn, maar toch echt wel zo beschaafd dat ze het bestaan van God – hoe dan ook – niet uitsluiten.

Niet geloven is abnormaal
De Bijbel zegt daarover dat ieder mens een ingeschapen besef heeft van een Schepper die boven alles staat. Dus zo bijzonder is het niet als mensen in ‘Iets’ geloven, ‘Iets’ met een hoofdletter. Dat is dus geen prestatie. Paulus zegt in de Romeinenbrief (1:20) dat, als mensen God niet ontdekken in Zijn schepping, zij geen verontschuldiging hebben. Dus het is niet zo vreemd en zelfs ‘normaal’ dat mensen in een hogere macht geloven, whatsoever! Niet geloven is ‘abnormaal’ en het is je aan te rekenen!
Wist u dat Johan Cruijff zo’n ‘ietsist’ was? Johan Cruijff, de weergaloze voetballer die met zijn onnavolgbare spel velen heeft betoverd. In mijn eigen jeugd heb ik mij ook vergaapt aan zijn voetbalkunsten op het veld. Ik was een generatiegenoot van hem en ook ben ik uit Amsterdam afkomstig.
Uit diverse biografische bronnen heb ik iets gelezen over het geloof van Cruijff in God. Volgens Cruijff bestond er geen toeval. Na zijn hartoperatie in 1991 zei hij bijvoorbeeld: “Er is iemand die het regelt. Een God die meer weet en ziet dan ik. En aan Hem moet je het op een gegeven moment overgeven.” Het is daarom niet gek dat Cruijff beelden over God ontleende aan de voetballerij. Hij ziet God als een soort ultieme scheidsrechter, die het spel in goede banen leidt en zondaars bestraft.

Weinig echte heidenen
Oh, denk je dan. Cruijff was bijna christen. Hij had misschien maar een klein zetje in de rug nodig gehad. Hij was er bijna. Het is al heel wat dat hij zei dat er ‘iemand moet zijn die het regelt’. Is dit nu het overtuigende werk van de Heilige Geest? De Geest die de wereld overtuigt van zonde, van gerechtigheid en van oordeel (Johannes 16:8)? Ik zal niet ontkennen dat de Heilige Geest misschien bij hem al werkzaam is geweest, maar toch geloof ik dat Cruijff eerder behoorde bij die grote groep mensen die zich beschouwt als ‘ietsist’.
Heel veel mensen gaan er, zoals gezegd, van uit dat er wel ‘Iets’ moet zijn. En dat ‘Iets’ mag voor hen best met een hoofdletter worden geschreven. Iemand die het regelt, om met Cruijff te spreken. Overigens is het ‘ietsisme’ het grootste kerkgenootschap in Nederland. Ietsisten zijn ongeorganiseerde gelovigen. Het is de meest populaire godsdienst in Nederland. Ze hebben geen kerkgebouwen en geen erediensten, geen dominees en geen dogma’s, toch is het de meest verbreide godsdienst in Nederland. Heel veel mensen geloven wel in iets. Als het daarom gaat zijn er maar weinig echte heidenen. Heel veel mensen hebben een religieuze kern.

Cruijff was overtuigd
Cruijff was ook religieus aangelegd. Vanaf het moment dat zijn vader overleed – Cruijff was toen 12 jaar. Als hij dagelijks naar school fietste, kwam hij langs de Amsterdamse Oosterbegraafplaats en sprak even met zijn vader. Over school en over voetbal natuurlijk. Toen hij 22 jaar oud was geworden kreeg hij ineens twijfels over het nut van zijn gesprekken met zijn vader. Hij wilde een bovennatuurlijk teken. Op een keer vroeg hij zijn overleden vader bij het graf of hij zijn horloge in de nacht wilde laten stilstaan. En warempel, toen Johan de volgende ochtend ontwaakte, stond zijn uurwerk stil. Een horlogemaker kon er niets vreemds aan ontdekken. De volgende ochtend stond het horloge echter weer stil. Cruijff was overtuigd. Hij droeg het horloge tot het eind van zijn leven om zijn pols. Wij kunnen er vele bedenkingen bij hebben. Er zit naar ons besef een occult luchtje aan, maar zo werkte het bij Johan Cruijff.
In die biografische gegevens staat letterlijk de zin: ‘Cruijff was overtuigd’. Mijn vraag is nu: is dit het overtuigende werk van de Heilige Geest? Ik ben geneigd vanuit de Bijbel te zeggen van niet. Dat overtuigende werk van de Geest heeft te maken met de Here Jezus. We kunnen in de Bijbel lezen dat het overtuigende werk van de Geest betrekking heeft op Jezus als de Zoon van God, die in deze wereld gekomen is om mensen met God te verzoenen. Overtuigen doet de Heilige Geest van zonde, gerechtigheid en van oordeel. Daar heb ik in de biografische gegevens over Cruijff niets over gelezen en niets van gehoord.

De onbekende god
Paulus is in Athene geweest (Handelingen 17:15-34) en trof daar allerlei afgoden en tempels aan. Het duizelde hem bijna hoeveel levensbeschouwingen en godsdiensten er wel niet waren. Er was geen filosofie, levensbeschouwing of godsdienst te bedenken of die had in Athene z’n hoofdvestiging of filiaal. Mensen waren daar zo langzamerhand blasé.
Dat laatste delen wij met de Atheners. Levensbeschouwingen hebben vaak iets modieus. Allerlei trendwatchers hebben het erover dat de kerkelijkheid in onze tijd afneemt, maar dat de religiositeit onder de mensen toeneemt. Het zoeken naar verloren diepte in het bestaan, het zoeken naar het vullen van het ‘emotionele gat’ in het leven van mensen, heeft geleid tot een onvoorstelbare diversiteit en veelvormigheid in religieuze beleving. Ook het ietsisme is daar een product van.
Het is heel boeiend om de preek van Paulus te analyseren. Hij wordt echt hier met de Grieken een Griek. Hij knoopt aan bij de enorme godsdienstigheid van de Atheners. Nota bene, waar hij eerst zo verontwaardigd over was, dat wordt nu uitgangspunt voor zijn uiteenzetting. ‘Ik heb gezien hoe buitengewoon godsdienstig u in ieder opzicht bent.’ Het altaar voor de onbekende god (ook de god ‘Iets’?), wordt zijn inspiratiebron voor de verkondiging van de God, die de Schepper is van alles wat leeft. Hij citeert daarbij hun eigen dichters, die iets van het geheim van deze God onder woorden hebben gebracht. Dit naamloze altaar biedt Paulus de gelegenheid de Naam boven alle Naam te verkon¬digen.

Laat ietsisten niet in de kou staan
Op een zeker moment wordt de uiteenzetting prediking. De beleefd begonnen verhandeling gaat over in een appel. Paulus verkondigt de levende God, die een woord heeft voor alle mensen. Niemand kan bij deze God zijn eigen leven blijven leiden. Niemand kan bij deze God op zijn eigen manier zalig worden. Niemand kan bij deze God tolerantie opeisen voor een eigen filosofie of levensbeschouwing. Deze God maakt aanspraak op het leven van mensen. Deze God roept mensen terug van zelfgekozen wegen om uiteindelijk tot Hem te komen. Paulus predikt hier: ‘God slaat echter geen acht op de tijd dat men hem niet kende, maar roept nu overal de mensen op om een nieuw leven te beginnen’ (Handelingen 17:30, NBV).
Dat betekent voor ons dat wij de ietsisten moeten respecteren, maar vooral niet in de kou moeten laten staan voor wat betreft hun ‘Iets’, dat een Iemand mag zijn: de Zoon van de levende God, die er ook voor hen wil zijn. Ons respect mag ons niet verlammen, maar juist aanzetten tot getuigen, zoals Paulus dat ook heeft gedaan.

Yme Horjus