En schrijf aan de plaatselijke Gemeente

Johan M. Zijlstra • 77 - 2001/02 • Uitgave: 19
Dit zegt Hij die alle gemeenten in zijn rechterhand houdt en die het tweesnijdende scherpe zwaard heeft, die Heilig en Waarachtig is. Ik weet uw werken en inspanning en volharding, Ik weet van uw diensten op zondag en van al het andere werk, Ik weet van uw bijbelstudie- en wijkavonden, van uw gespreksgroepen, uw Alphacursus, Ik weet van uw gemeentelijk zangkoor, uw zangen muziekgroepen, de crèche, de zondagsschool-klassen, de kindernevendiensten voor diverse leeftijden, de jongere en oudere jeugd, de twintig-, dertig- en veertigplusgroepen, de senioren, Ik weet van inspanningen op interkerkelijk gebied, u bent niet moe geworden, u volhardt, u werkt hard, uw laatste werken zijn meer dan uw eerste. Maar Ik heb tegen ti dat er ondanks al het werk 'dat gedaan wordt uit liefde voor mijn Naam' ontrouw en lauwheid bij u is. Negeert u de waarschuwing die al gegeven werd? Eerder al moest gezegd worden 'trouw vindt men niet bij allen' (II Thessalonicenzen 3 vers 2b). En u las toch wat reeds moest worden opgemerkt 'gij zijt koud noch heet'. Die ontrouw en lauwheid tref Ik bij u aan en heel erg is dat u daar -zo gemakkelijk, zo achteloos mee omgaat. Ik zeg tot u en tot allen die u bereikt:

'Is het samenkomen, het samen optrekken in de diensten op zondag voor u van de hoogste prioriteit?

Zet u er alles voor opzij de onderlinge, gemeentelijke bijEENkomst niet te verzuimen? Welk voorbeeld geeft u, bent u, voor de kinderen die onder u opgroeien? Komen de jonge mensen onder de indruk van uw trouw in het meeleven? Zien en ervaren ze dat u zich verheugt als mijn Woord wordt verkondigd?
Ziet de opgroeiende jeugd bij u dat u mijn Naam looft 'met diepst ontzag?' Weten de kinderen van uw gebedsleven?

En weten zij ook dat u met vreugde financieel reserveert voor en geeft aan mijn werk, aan de gemeente en aan zoveel werk in mijn koninkrijk? Weten ze van uw milde gave? Van sommigen onder u krijg Ik de indruk dat er eerder sprake is van een afgeperste gift. (Il Corinthiërs 9 vers 5) Bedenk hoe de volgende generatie bij u wordt gevormd door uw voorbeeld, door de wijze waar op u omgaat met Mij. Word wakker en doordring de jonge mensen ervan dat ti zich 'eerst aan Mij en toen in de gemeente hebt gegeven'. Indien ti niet wakker wordt, zult u slechts wrange vruchten plukken, want zaaien en plukken vertonen grote overeenkomst.

Zie, Ik ga met het goede werk dat Ik ben begonnen heel zeker door tot de laatste dag, dat is mijn dag, de dag van Christus Jezus maar Ik neem - als u mijn Woord niet leest, hoort en bewaart - de kandelaar van zijn plaats. Als u uw kleren niet langer bevlekt en vuilmaakt, wordt u tot een steunpilaar in de woning van mijn God en wordt uw naam niet uitgewist, niet doorgestreept in de boeken van het leven. Ik geef u dan toekomstperspectief maar daartoe moet u wel klaarwakker worden. Las u niet over de jongen waarvan geschreven is door Lucas? Voor die jongen opende zich een schitterende toekomst vanaf het moment dat hijzelf besliste een nieuw begin te maken, hij kwam tot bekering. Hij ging naar z'n vader met een woord van schuldbelijdenis, de vader liet 'm niet eens uitspreken. Hij werd met open armen ontvangen. En weet u niet van de Moabietische Ruth? De deur naar de toekomst, de geopende deur, kon niemand voor haar sluiten. Ik gaf haar nieuw perspectief, de weg naar de toekomst werd voor haar het leven. Zij mocht dan niet veel kracht hebben, zij beleed haar geloof en verloochende mijn Naam niet.

Bedenk dan hoe u mijn Woord ontvangen hebt en denk vooral nog aan de tijd van uw eerste liefde. Weet u nog?
Waarom hebt u die verzaakt?
Waarom krijgt mijn werk niet meer de eerste plaats?
Waarom is uw hart niet meer betrokken op mijn Woord?
Waarom zet u niet meer opzij - geld, tijd, inzet - teneinde mijn koninkrijk en mijn gerechtigheid te zoeken?

Als u uw werken en liefde, uw geloof en dienstbetoon, uw volharding, als u het allemaal inzet voor mijn Naam, als u getrouw bent, zou dan de gemeentelijke samenkomst op zondagmorgen, en op welk moment van de week dan ook, geen groot feest voor mijn Naam zijn? Wat zou er een bemoediging van u uitgaan, in de gemeente onderling en ook naar buiten. Uw getuigenis zou er duidelijker van worden, u zou des te sterker de geur van Christus verspreiden. Destijds kwam u tot bekering, tot geloof en werd u gedoopt. Ik vraag u vast te blijven houden aan mijn Naam en wat u gelooft en belijdt niet te verloochenen ook niet in de dagen van welvaart, van luxe, van koopzondagen, van schotelantennes, van voorkeurzenders, van mobiel bellen en van welke digitale mogelijkheden dan ook, van ontkerstening en van toenemend individualisme. Ik vraag u overwinnaar te zijn, Ik nodig u met Mij te leven in witte kleren omdat Ik vurig wens dat u dat waardig bent.

Ik vraag u mijn medewerker te willen zijn, mijn bouwwerk, een bouwwerk dat bestaat uit levende stenen die zich stuk voor stuk laten plaatsen in Mijn werk. Zo'n gebouw - een geestelijk huis - trekt de aandacht, valt op, en, dat vooral, bezit werfkracht. Dan zal de gemeente bij u groeien, Ik zal uw naam belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen. Dan gaat mijn Woord bij u veel meer nog leven - het keert immers niet leeg terug - dan gaat het buitenstaanders opvallen 'hoe goed zij het met elkaar hebben'.
Wie een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.
Genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komt, en van de zeven geesten, die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde. (Openbaring 1 verzen 4 en 5)

Uw broeder en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en de volharding in Jezus (Openbaring 1 vers 9a)

Johannes

(Johan M. Zijlstra)