‘En leid ons niet in verzoeking…’

Jan Harmen Klein Haneveld • 91 - 2015 • Uitgave: 5
De Bijbel is een unieke bibliotheek van 66 boeken en brochures, geschreven door ongeveer 40 schrijvers over een periode van vele eeuwen. Toch is de Bijbel nooit in tegenspraak met Zichzelf, hoewel dat soms wel zo lijkt te zijn. Een voorbeeld van zo´n schijnbare tegenspraak wil ik hieronder bespreken.

In de Jakobusbrief, staat het volgende: ‘Laat niemand zeggen, als hij verzocht wordt: Ik word door God verzocht. God immers kan niet verzocht worden met het kwade en Hijzelf verzoekt niemand’ (Jakobus 1:13).
In het gebed dat de Heer Zelf aan Zijn discipelen leerde (het zogenoemde ‘Onze Vader’), staat echter: ‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen’ (Matteüs 6:13; Lucas 11:4).
Op het eerste gezicht lijkt het erop dat deze twee teksten met elkaar in tegenspraak zijn. Wat heeft het voor zin om te bidden of God ons niet in verzoeking wil leiden, als het vaststaat dat Hij niemand verzoekt? Om deze vraag te beantwoorden, zullen we wat dieper moeten ingaan op de bedoeling van beide Schriftplaatsen.

Verzoeken
De hier gebruikte woorden ‘verzoeken’ en ‘verzoeking’ hebben niets te maken met het werkwoord ‘verzoeken’ dat vragen betekent. In moderne vertalingen komen deze woorden weinig meer voor. Ze worden vertaald met: beproeven, op de proef stellen, testen, óf met: verleiden, in verleiding brengen. Beproeven of testen is iets wat God met Zijn kinderen doet, met het doel dat hun geloofsvertrouwen daardoor versterkt wordt of dat hun liefde voor God daardoor wordt bewezen. Verleiding heeft echter tot doel (en helaas vaak ook tot gevolg) dat we in zonde vallen.

Verleiden
Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verleiding van Eva door de slang in de Hof van Eden (Genesis 3:1).
Ook in de eindtijd zullen er verleiders zijn, daarvoor waarschuwt de Here Jezus ons: ‘Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden’ (Matteüs 24:5). Hier gaat het dus om verleidingen door personen die op Christus lijken, maar dat niet zijn! Laten we op onze hoede zijn.
In Jakobus 1:13 gaat het ook om die verleiding. En Jakobus waarschuwt ons dat wij – als wij verleid worden tot kwaad (en gezondigd hebben) – daarvan God niet de schuld moeten geven, maar de oorzaak bij onszelf moeten zoeken. Verleiding komt niet van God. Hij verleidt niemand en wordt ook niet verleid. Wij worden verleid doordat we meegesleept worden door onze eigen begeerte. En als de begeerte bevrucht is, schrijft Jakobus, baart zij zonde. Als wij verleid worden en in zonde vallen, ligt dat dus in de eerste plaats aan onszelf.

Beproeven
Soms gebruikt God moeilijkheden of zelfs verleidingen van satan om ons te beproeven, op de proef te stellen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Job. Wat een moeilijkheden en lijden veroorzaakte satan hem. Maar – onbewust van de oorlog die er over hem in de hemel plaatsvond – sprak hij de woorden: ‘De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam van de Heer zij geprezen.’ En door zijn geloof werd in de hemel de oorlog door God gewonnen!
Een ander bekend voorbeeld staat in Genesis 22. God stelde Abraham op de proef door van hem te vragen zijn zoon Isaäk, zijn enige zoon, aan Hem te offeren. Uiteraard wilde God Abraham niet verleiden tot zonde, want dat doet God niet. God testte echter het geloof en de liefde van Abraham. En Abraham slaagde voor die test: hij bleek bereid zijn zoon Isaäk aan God te offeren! God reageert dan ook met: ‘Nu weet ik dat u godvrezend bent en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt’ (Genesis 22:12). En deze geschiedenis staat in de Bijbel opdat wij ervan leren om tegen de Here God te roepen: “Nu weet ik dat U mij liefhebt en uw Zoon, Uw Enige, mij niet hebt onthouden!”

De grote verdrukking
Er is ook nog een derde, meer profetische betekenis van het woord ‘verzoeking’. Een voorbeeld daarvan vinden we in Openbaring 3: ‘Omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken’ (vers 10).
Hier gaat het om een hele specifieke beproeving. God zal deze wereld in de (waarschijnlijk zeer nabije) toekomst gedurende zeven jaar zwaar op de proef stellen. En wel tijdens de periode die ook bekend staat als de laatste jaarweek van Daniël of de ‘grote verdrukking.’
Heel in het bijzonder zal deze periode een verzoeking zijn voor het volk Israël. Het wordt een ‘tijd van benauwdheid voor Jakob’ genoemd (Jeremia 30:7). De satan zal dan uit de hemel geworpen worden en hier op aarde al zijn pijlen richten op dat heilige volk van God. Daarbij zal hij zich bedienen van een hersteld Romeins rijk en van de ‘zoon van het verderf’ (2 Tessalonicenzen 2:3), beter bekend als de Antichrist.
Aan de gemeente te Filadelfia geeft de Here Jezus de troostrijke boodschap dat Hij haar zal bewaren voor dat uur, omdat zij het woord van Zijn volharding heeft bewaard.

Het ‘Onze Vader’
Dit gebed zal in het bijzonder gebeden worden door het gelovig overblijfsel van Israël, tijdens het uur van de verzoeking waarover wij hierboven schreven. In die periode zal het gelovige deel van Israël zeer sterk verlangen naar het Koninkrijk van God, waarin Gods wil zal geschieden, zowel in de hemel, als op de aarde. De gelovige Israëlieten zullen God smeken om hen niet in verzoeking te leiden maar hen te verlossen van de boze, de satan.
En ook wij, die leven in een wereld waarvan satan de vorst en heerser is, mogen de Here vragen om ons te behoeden voor de verzoekingen en verleidingen van satan en ons van hem te verlossen. Die verlossing zal voor ons plaatsvinden als de Here Jezus komt om ons op te nemen in het Vaderhuis. Dan zullen wij voor altijd bij de Heer zijn. Laten we elkaar troosten met deze woorden (1 Tessalonicenzen 4:18).

Jan Harmen Klein Haneveld