Eeuwigdurende genade

Jef de Vriese • 88 - 2012 • Uitgave: 14/15
Reeds voor de zondeval waren relaties genadige voorzieningen om aan hulpbehoevendheid te voldoen. Hulpbehoevendheid koesterde zich in de zorgzame liefde van God en medemens. Ze was katalysator om ook een ander te zegenen met liefde. Na de zondeval is Gods doelstelling niet veranderd. Alle elkander-teksten zijn een overvloedige illustratie van het feit dat niet autonomie, maar wederzijdse liefdevolle afhankelijkheid en dienstbaarheid, waarin Gods heil centraal staat, onze roeping is.
Indien afhankelijkheid behoort tot het wezen van de mens, dan is hulp ontvangen een door God gegeven genade. Dan is elkaar tot zegen zijn een levensvervulling. Hulpbehoevendheid beperken tot de ogenschijnlijk zwakken, is een mentaliteit van de wereld. Hulpbehoevendheid erkennen en hulp ontvangen en geven, zijn kenmerken van wie zijn identiteit heeft ontdekt. Reeds voor de zondeval had de mens een hulp nodig, ‘iemand tegenover hem’, die bij hem past (Genesis 2:18). Wie omziet naar een ander, draagt zorg voor de hulpbehoevende. Omzien is ‘hulp tegenover’, passende hulp in de dynamiek van een onderlinge wederzijds aanvullende zorgzame relatie. Zo past elkaar helpen in het genadeplan van God, zowel voor de zondeval, in de tegenwoordige tijd, als in de toekomst! De Goede Herder eindigt Zijn bediening niet na het laatste oordeel. De genade van redding uit zonde is, met eeuwigheidsogen bekeken, slechts een speldenprik in de tijd. Genade, vanaf de schepping tot in alle eeuwigheden, leidt tot één doel: de liefdesgemeenschap met God en met elkaar. Die liefde is niets anders dan aanbiddende verheerlijking van God als de bron van alle goede genadegaven.

Jef De Vriese