Eerst voor de Jood…
Ik beschouw het als een groot voorrecht om af en toe een lezing over Israël te mogen verzorgen. Vanwege mijn verbondenheid met het volk van God, vanwege mijn liefde voor het Joodse volk en voor Israël. Anno 2018 mogen we niet zwijgen over Israël. ‘Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem zal ik niet stil zijn, totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans, en haar heil als een brandende fakkel’ (Jesaja 62:1).
Ik constateer echter de laatste jaren een ontwikkeling in bepaalde delen van het Israël-minnende deel van de christelijke wereld, die mij zorgen baart. De liefde voor Israël, de verbondenheid met het Joodse volk, slaat soms te ver door, meen ik. Dan hebben we Israël en het Joodse volk zo lief, dat we hun geestelijk heil uit het oog verliezen. Het lijkt er soms op dat we meer van Israël houden dan van de God van Israël.
Het Evangelie ook voor de Joden?
Tijdens de lezingen in het land word ik hier geregeld mee geconfronteerd. Veelal spitst het zich toe op de vraag of het Evangelie moet worden gebracht aan het Joodse volk. Op grond van de Bijbel meen ik dat het Joodse volk het Evangelie zeker moet horen. Dit beste nieuws dat er is, mogen we toch niet aan hen onthouden?
Immers: ‘Het Evangelie van Christus is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek’ (Romeinen 1:16). Juist Joden zouden als eersten het Evangelie moeten horen. Ook voor hen geldt dat er onder de hemel geen andere Naam aan de mensen is gegeven waardoor we zalig moeten worden, dan de naam van de Heere Jezus (Handelingen 4:12).
Bescheiden zijn en zwijgen
Er is een behoorlijke groep christenen die er vast van overtuigd is, dat het niet de taak en de roeping is van ons als gelovigen uit de heidenen, om het Evangelie aan het Joodse volk te brengen. Jazeker, het Evangelie moet aan heel de wereld gebracht worden, maar met uitzondering van het Joodse volk. Dat vinden zij.
En waarom? Omdat, zo zeggen ze, er in de naam van het christelijke geloof zoveel wreeds is aangedaan aan het Joodse volk, dat wij elk recht hebben verspeeld hun over de Messias, de Heere Jezus te vertellen. “Laten we maar bescheiden zijn, laten we onze schuld belijden, laten we zwijgen over het Evangelie,” zo zeggen zij.
Is dit terecht? Het is zeker goed om bescheiden te zijn in onze ontmoetingen met Joodse mensen. Er is inderdaad in de naam van het christendom in het verleden veel gebeurd wat nooit had mogen gebeuren. Niemand had het recht om met een moordwapen in de hand Joden te dwingen zich te bekeren. Niemand had het recht om Joodse mensen te straffen, te doden omdat zij de Heere Jezus hadden gekruisigd.
Aparte weg naar redding
We houden van Israël, van Jeruzalem, van het Joodse volk, omdat we van de Heere Jezus houden. Het heil is uit de Joden. Maar ik zie dat steeds meer gelovigen uit de heidenen zoveel houden van het Joodse volk, dat ze gaan geloven dat alle Joden gered zullen worden. Het is immers Gods volk.
Beseft u de consequentie hiervan? Wat gebeurt er met een Joodse man of vrouw die sterft en de Heere Jezus, Jesjoea niet kent als persoonlijk Verlosser? Daar is de Bijbel toch kraakhelder over? Er is alleen behoud, redding voor degenen die in Hem geloven. Er is daarbij geen enkel onderscheid tussen Jood en heiden. Er is voor de Joden geen aparte weg om gered te worden. Jezus is ook voor hen dé Weg. Wanneer wij het Evangelie onthouden aan het Joodse volk, zijn wij medeverantwoordelijk voor Joodse mensen die verloren gaan.
En zeker, ik geloof dat de Heere juist Messiasbelijdende Joden wil gebruiken om hun volksgenoten het Evangelie te brengen, maar laten wij hen daar dan wel bij steunen en voor hen bidden. Kent u iets van het intense verlangen van Paulus, die ernaar uitzag dat de Israëlieten Christus zouden leren kennen?
“Dat moet je anders zien,” krijg ik wel te horen. Een bekende christelijke leider in ons land zei eens tegen mij: “Wat denk je over deze rabbijn, deze vriendelijke en innemende man, die Gods Woord liefheeft en zich houdt aan de geboden van God? Deze man kan toch niet verloren gaan, God zal Zich over hem ontfermen.”
Ons komt het oordeel inderdaad niet toe, maar de Heere heeft ons wel Zijn Woord gegeven. Het gaat er niet om of wij ons kunnen voorstellen wat God wel of niet zal doen, maar om wat Hij ons daarover openbaart in Zijn Woord.
Té barmhartig
Wat zei de Heere Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde tegen de Joodse leiders, tegen degenen die alle wetten hielden maar niet in Hem geloofden? Tegen Nikodemus sprak Hij: ‘Wie in Hem (de Zoon, DvG) gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God’ (Johannes 3:18).
Misschien gelooft ook u wel dat God alle Joden zal redden, ongeacht of ze in de Heere Jezus geloven of niet. En welk kind van God zal niet willen dat allen – Joden en heidenen – gered zullen worden. Misschien wilt u mij wel wijzen op Romeinen 11:26, waar staat dat heel Israël zalig zal worden. Dat geloof ik ook, maar wel het Israël dat dan leeft, op het moment dat de dag van de Heere aanbreekt. Dan zal Israël als volk Hem zien, Die ze doorstoken hebben en zal de Heere Jezus Zichzelf aan hen openbaren.
Maar nu is het nog niet zo ver. Wij kunnen te barmhartig zijn richting het Joodse volk, door hun het gevoel te geven dat God hen genadig zal zijn. Uiteindelijk is dat echter buitengewoon onbarmhartig. En als Joodse mensen niet tot bekering hoeven te komen, waarom zouden wij dan wel tot bekering moeten komen?
God werkt onder Zijn volk
Telkens weer word ik bemoedigd door getuigenissen van Joodse mensen die tot geloof in de Heere Jezus zijn gekomen nadat anderen hen in contact brachten met het Evangelie. Soms door een persoonlijk gesprek met iemand die hun over de Heere Jezus vertelde, soms doordat ze een Bijbel, inclusief het Nieuwe Testament ontvingen, soms nadat ze op internet een getuigenis zagen van een Messiasbelijdende Joodse man of vrouw.
Ik verheug me over elke Joodse man of vrouw, jongen of meisje die de Heere Jezus leerde kennen. In Israël zijn het er – naar schatting – al tussen de 20.000 en 25.000, buiten Israël al veel meer. Vorige week werd bekend dat het er in Amerika mogelijk al meer dan 800.000 zijn. God werkt onder Zijn volk, geprezen zij Zijn Naam!
Dirk van Genderen
Ik constateer echter de laatste jaren een ontwikkeling in bepaalde delen van het Israël-minnende deel van de christelijke wereld, die mij zorgen baart. De liefde voor Israël, de verbondenheid met het Joodse volk, slaat soms te ver door, meen ik. Dan hebben we Israël en het Joodse volk zo lief, dat we hun geestelijk heil uit het oog verliezen. Het lijkt er soms op dat we meer van Israël houden dan van de God van Israël.
Het Evangelie ook voor de Joden?
Tijdens de lezingen in het land word ik hier geregeld mee geconfronteerd. Veelal spitst het zich toe op de vraag of het Evangelie moet worden gebracht aan het Joodse volk. Op grond van de Bijbel meen ik dat het Joodse volk het Evangelie zeker moet horen. Dit beste nieuws dat er is, mogen we toch niet aan hen onthouden?
Immers: ‘Het Evangelie van Christus is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek’ (Romeinen 1:16). Juist Joden zouden als eersten het Evangelie moeten horen. Ook voor hen geldt dat er onder de hemel geen andere Naam aan de mensen is gegeven waardoor we zalig moeten worden, dan de naam van de Heere Jezus (Handelingen 4:12).
Bescheiden zijn en zwijgen
Er is een behoorlijke groep christenen die er vast van overtuigd is, dat het niet de taak en de roeping is van ons als gelovigen uit de heidenen, om het Evangelie aan het Joodse volk te brengen. Jazeker, het Evangelie moet aan heel de wereld gebracht worden, maar met uitzondering van het Joodse volk. Dat vinden zij.
En waarom? Omdat, zo zeggen ze, er in de naam van het christelijke geloof zoveel wreeds is aangedaan aan het Joodse volk, dat wij elk recht hebben verspeeld hun over de Messias, de Heere Jezus te vertellen. “Laten we maar bescheiden zijn, laten we onze schuld belijden, laten we zwijgen over het Evangelie,” zo zeggen zij.
Is dit terecht? Het is zeker goed om bescheiden te zijn in onze ontmoetingen met Joodse mensen. Er is inderdaad in de naam van het christendom in het verleden veel gebeurd wat nooit had mogen gebeuren. Niemand had het recht om met een moordwapen in de hand Joden te dwingen zich te bekeren. Niemand had het recht om Joodse mensen te straffen, te doden omdat zij de Heere Jezus hadden gekruisigd.
Aparte weg naar redding
We houden van Israël, van Jeruzalem, van het Joodse volk, omdat we van de Heere Jezus houden. Het heil is uit de Joden. Maar ik zie dat steeds meer gelovigen uit de heidenen zoveel houden van het Joodse volk, dat ze gaan geloven dat alle Joden gered zullen worden. Het is immers Gods volk.
Beseft u de consequentie hiervan? Wat gebeurt er met een Joodse man of vrouw die sterft en de Heere Jezus, Jesjoea niet kent als persoonlijk Verlosser? Daar is de Bijbel toch kraakhelder over? Er is alleen behoud, redding voor degenen die in Hem geloven. Er is daarbij geen enkel onderscheid tussen Jood en heiden. Er is voor de Joden geen aparte weg om gered te worden. Jezus is ook voor hen dé Weg. Wanneer wij het Evangelie onthouden aan het Joodse volk, zijn wij medeverantwoordelijk voor Joodse mensen die verloren gaan.
En zeker, ik geloof dat de Heere juist Messiasbelijdende Joden wil gebruiken om hun volksgenoten het Evangelie te brengen, maar laten wij hen daar dan wel bij steunen en voor hen bidden. Kent u iets van het intense verlangen van Paulus, die ernaar uitzag dat de Israëlieten Christus zouden leren kennen?
“Dat moet je anders zien,” krijg ik wel te horen. Een bekende christelijke leider in ons land zei eens tegen mij: “Wat denk je over deze rabbijn, deze vriendelijke en innemende man, die Gods Woord liefheeft en zich houdt aan de geboden van God? Deze man kan toch niet verloren gaan, God zal Zich over hem ontfermen.”
Ons komt het oordeel inderdaad niet toe, maar de Heere heeft ons wel Zijn Woord gegeven. Het gaat er niet om of wij ons kunnen voorstellen wat God wel of niet zal doen, maar om wat Hij ons daarover openbaart in Zijn Woord.
Té barmhartig
Wat zei de Heere Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde tegen de Joodse leiders, tegen degenen die alle wetten hielden maar niet in Hem geloofden? Tegen Nikodemus sprak Hij: ‘Wie in Hem (de Zoon, DvG) gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God’ (Johannes 3:18).
Misschien gelooft ook u wel dat God alle Joden zal redden, ongeacht of ze in de Heere Jezus geloven of niet. En welk kind van God zal niet willen dat allen – Joden en heidenen – gered zullen worden. Misschien wilt u mij wel wijzen op Romeinen 11:26, waar staat dat heel Israël zalig zal worden. Dat geloof ik ook, maar wel het Israël dat dan leeft, op het moment dat de dag van de Heere aanbreekt. Dan zal Israël als volk Hem zien, Die ze doorstoken hebben en zal de Heere Jezus Zichzelf aan hen openbaren.
Maar nu is het nog niet zo ver. Wij kunnen te barmhartig zijn richting het Joodse volk, door hun het gevoel te geven dat God hen genadig zal zijn. Uiteindelijk is dat echter buitengewoon onbarmhartig. En als Joodse mensen niet tot bekering hoeven te komen, waarom zouden wij dan wel tot bekering moeten komen?
God werkt onder Zijn volk
Telkens weer word ik bemoedigd door getuigenissen van Joodse mensen die tot geloof in de Heere Jezus zijn gekomen nadat anderen hen in contact brachten met het Evangelie. Soms door een persoonlijk gesprek met iemand die hun over de Heere Jezus vertelde, soms doordat ze een Bijbel, inclusief het Nieuwe Testament ontvingen, soms nadat ze op internet een getuigenis zagen van een Messiasbelijdende Joodse man of vrouw.
Ik verheug me over elke Joodse man of vrouw, jongen of meisje die de Heere Jezus leerde kennen. In Israël zijn het er – naar schatting – al tussen de 20.000 en 25.000, buiten Israël al veel meer. Vorige week werd bekend dat het er in Amerika mogelijk al meer dan 800.000 zijn. God werkt onder Zijn volk, geprezen zij Zijn Naam!
Dirk van Genderen