Eenzaam, maar niet alleen
‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ (Psalm 22:2).
Van alle ellendigheden in de wereld is alleen zijn in je ellende misschien wel het ellendigst. David beschrijft in deze Psalm een diep gevoel van verlatenheid. In zijn beleving is God ver van Hem, alleen de nood is nabij en er is geen helper (vers 12). Ook spreekt hij over ‘mijn eenzame ziel’ (vers 21).
Eenzaamheid is als een epidemie in de Westerse wereld. Wij leggen grote nadruk op het individu, op zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Ieder moet ‘zijn eigen leven leiden’, zo zeggen we. We moedigen onze kinderen aan om het ‘op hun eigen manier te doen’ en uit te zoeken wat ‘bij hun eigen zelf past’. Zonder het door te hebben creëren we voor onze kinderen daarmee een eenzame wereld, omdat het besef van het collectieve, het gezamenlijke, alles wat ons met elkaar verbindt en verbonden houdt daarmee alleen maar minder wordt.
Verlatenheid
Misschien herken je je wel in het gevoel verlaten te zijn in een wrede wereld. Het kan zijn dat je je vader of moeder hebt moeten missen toen je nog jong was en dat dat de oorzaak is van de gevoelens van eenzaamheid die je zo nu dan zo sterk overvallen. Misschien ben je heel naar behandeld door een of meerdere mensen. Het kan zijn dat je vriend of vriendin de verkering heeft uitgemaakt of dat je man of vrouw je verlaten heeft voor een ander. Het kan zijn dat je door opnieuw een verhuizing dierbare vrienden hebt moeten achterlaten. Misschien komt het door je eigen zonden waar je zo aan vast kan zitten of heb je je eigen vrouw of man naar het graf moeten dragen. Het kan ook zijn dat het gewoon het gevoel is zonder dat er een duidelijke reden voor aan te tonen is.
Zelfs de man naar Gods hart, die zulke prachtige Psalmen heeft geschreven, waarin de verbondenheid met God tot uiting komt, schreef: ‘Mijn God, mijn God, waarom heeft U mij verlaten?’ We weten niet wat de aanleiding was. Misschien schreef hij het in de tijd dat zijn schoonvader in onbegrijpelijke razernij achter hem aanzat, of in de tijd dat hij moest vluchten voor nota bene zijn eigen zoon Absalom. Hoe dan ook, de waarom-vraag mogen wij blijkbaar wel degelijk stellen. Onze jammerklacht mogen wij uitten. Verzuchten is heel menselijk.
Het lijden van de Verlosser
Het wonderlijke van Psalm 22 is dat David heeft geschreven over zijn eigen situatie en ervaringen, maar dat hij onderwijl steeds meer tot in detail schrijft over het lijden van de Messias. De woorden waarmee mensen Jezus bespotten toen Hij aan het kruis hing. De manier waarop de lijdende dienstknecht des Heeren een smaad van mensen en veracht door het volk werd. Daarna volgt een perfect fysiologische, lichamelijke beschrijving van wat er gebeurde met iemand die gekruisigd werd.
‘Als water ben ik uitgestort.’ Zoals water uit een emmer wordt weggegooid werd Jezus verworpen en kwam hij apart te staan. Hangend tussen hemel en aarde was Hij verworpen door zowel God als de mensen.
‘Ontwricht zijn al mijn beenderen.’ Door de kruisiging kwam er enorme druk op de gewrichten.
‘Mijn hart is als was.’ De pijn van de enorme spijkers die door handen en voeten werden geslagen veroorzaakten een zenuwinzinking.
‘Het is gesmolten diep in mijn binnenste.’ Alle moed was verdwenen en angst was Zijn constante begeleider.
‘Mijn kracht is verdroogd, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte, U legt mij in het stof van de dood.’ Als mensen sterven ervaren zij vaak intense dorst omdat het lichaam geen vocht meer opneemt. Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Jezus riep het uit aan het kruis: “Ik heb dorst!” Het was de dorst van de dood die Hij leed in onze plaats.
‘Zij hebben mijn handen en voeten doorboord.’ Wonderlijk niet, dat David dit schrijft. De kruisdood bestond in zijn tijd (1000 voor Chr.) namelijk helemaal nog niet. De Romeinen begonnen dat pas vele eeuwen later als vorm van executie te gebruiken.
‘Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen.’ Door de onnatuurlijk lichaamshouding van een gekruisigde steken de ribben naar voren waardoor je die kan tellen. Zelfs wat er gebeuren zou met zijn kleren stond geprofeteerd: ‘Zij verdelen mijn kleding onder elkaar en werpen het lot om mijn gewaad.’
Vanuit het persoonlijke lijden van David zitten we zomaar in het lijden van onze Verlosser. De waarom-vraag wordt niet beantwoord, maar toch is er troost in ons lijden. God is niet ver weg gebleven of op afstand blijven staan toekijken toen de mensen, die Hij naar Zijn beeld en gelijkenis had gemaakt, in lijden terechtkwamen. Hij is naar ons toegekomen en midden in onze strijd komen staan.
Geen dal is zo diep…
Een tijdje geleden moest ik een CT-scan ondergaan voor onderzoek van mijn hart. Uiteindelijk bleek dat er niets ernstigs aan de hand is, maar je voelt je op zo’n moment kwetsbaar en bent bang voor de uitkomst. Toen ik onder dat apparaat lag gaf de gedachte aan Jesaja 53 mij zo enorm veel troost. Hijzelf werd een man van smarten die vertrouwd was met ziekte. Wat er ook zou gebeuren, ik wist dat ik niet alleen was in mijn lijden.
Hoe eenzaam we ons soms ook kunnen voelen, hoe sterk het gevoel van verlaten te zijn ook mag zijn, je mag weten dat je nooit alleen bent. Geen dal is zo diep of Jezus is daar! Hij is ook de Lijdende en daarom is Hij altijd met ons in ons lijden.
Oscar Lohuis
Van alle ellendigheden in de wereld is alleen zijn in je ellende misschien wel het ellendigst. David beschrijft in deze Psalm een diep gevoel van verlatenheid. In zijn beleving is God ver van Hem, alleen de nood is nabij en er is geen helper (vers 12). Ook spreekt hij over ‘mijn eenzame ziel’ (vers 21).
Eenzaamheid is als een epidemie in de Westerse wereld. Wij leggen grote nadruk op het individu, op zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Ieder moet ‘zijn eigen leven leiden’, zo zeggen we. We moedigen onze kinderen aan om het ‘op hun eigen manier te doen’ en uit te zoeken wat ‘bij hun eigen zelf past’. Zonder het door te hebben creëren we voor onze kinderen daarmee een eenzame wereld, omdat het besef van het collectieve, het gezamenlijke, alles wat ons met elkaar verbindt en verbonden houdt daarmee alleen maar minder wordt.
Verlatenheid
Misschien herken je je wel in het gevoel verlaten te zijn in een wrede wereld. Het kan zijn dat je je vader of moeder hebt moeten missen toen je nog jong was en dat dat de oorzaak is van de gevoelens van eenzaamheid die je zo nu dan zo sterk overvallen. Misschien ben je heel naar behandeld door een of meerdere mensen. Het kan zijn dat je vriend of vriendin de verkering heeft uitgemaakt of dat je man of vrouw je verlaten heeft voor een ander. Het kan zijn dat je door opnieuw een verhuizing dierbare vrienden hebt moeten achterlaten. Misschien komt het door je eigen zonden waar je zo aan vast kan zitten of heb je je eigen vrouw of man naar het graf moeten dragen. Het kan ook zijn dat het gewoon het gevoel is zonder dat er een duidelijke reden voor aan te tonen is.
Zelfs de man naar Gods hart, die zulke prachtige Psalmen heeft geschreven, waarin de verbondenheid met God tot uiting komt, schreef: ‘Mijn God, mijn God, waarom heeft U mij verlaten?’ We weten niet wat de aanleiding was. Misschien schreef hij het in de tijd dat zijn schoonvader in onbegrijpelijke razernij achter hem aanzat, of in de tijd dat hij moest vluchten voor nota bene zijn eigen zoon Absalom. Hoe dan ook, de waarom-vraag mogen wij blijkbaar wel degelijk stellen. Onze jammerklacht mogen wij uitten. Verzuchten is heel menselijk.
Het lijden van de Verlosser
Het wonderlijke van Psalm 22 is dat David heeft geschreven over zijn eigen situatie en ervaringen, maar dat hij onderwijl steeds meer tot in detail schrijft over het lijden van de Messias. De woorden waarmee mensen Jezus bespotten toen Hij aan het kruis hing. De manier waarop de lijdende dienstknecht des Heeren een smaad van mensen en veracht door het volk werd. Daarna volgt een perfect fysiologische, lichamelijke beschrijving van wat er gebeurde met iemand die gekruisigd werd.
‘Als water ben ik uitgestort.’ Zoals water uit een emmer wordt weggegooid werd Jezus verworpen en kwam hij apart te staan. Hangend tussen hemel en aarde was Hij verworpen door zowel God als de mensen.
‘Ontwricht zijn al mijn beenderen.’ Door de kruisiging kwam er enorme druk op de gewrichten.
‘Mijn hart is als was.’ De pijn van de enorme spijkers die door handen en voeten werden geslagen veroorzaakten een zenuwinzinking.
‘Het is gesmolten diep in mijn binnenste.’ Alle moed was verdwenen en angst was Zijn constante begeleider.
‘Mijn kracht is verdroogd, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte, U legt mij in het stof van de dood.’ Als mensen sterven ervaren zij vaak intense dorst omdat het lichaam geen vocht meer opneemt. Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Jezus riep het uit aan het kruis: “Ik heb dorst!” Het was de dorst van de dood die Hij leed in onze plaats.
‘Zij hebben mijn handen en voeten doorboord.’ Wonderlijk niet, dat David dit schrijft. De kruisdood bestond in zijn tijd (1000 voor Chr.) namelijk helemaal nog niet. De Romeinen begonnen dat pas vele eeuwen later als vorm van executie te gebruiken.
‘Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen.’ Door de onnatuurlijk lichaamshouding van een gekruisigde steken de ribben naar voren waardoor je die kan tellen. Zelfs wat er gebeuren zou met zijn kleren stond geprofeteerd: ‘Zij verdelen mijn kleding onder elkaar en werpen het lot om mijn gewaad.’
Vanuit het persoonlijke lijden van David zitten we zomaar in het lijden van onze Verlosser. De waarom-vraag wordt niet beantwoord, maar toch is er troost in ons lijden. God is niet ver weg gebleven of op afstand blijven staan toekijken toen de mensen, die Hij naar Zijn beeld en gelijkenis had gemaakt, in lijden terechtkwamen. Hij is naar ons toegekomen en midden in onze strijd komen staan.
Geen dal is zo diep…
Een tijdje geleden moest ik een CT-scan ondergaan voor onderzoek van mijn hart. Uiteindelijk bleek dat er niets ernstigs aan de hand is, maar je voelt je op zo’n moment kwetsbaar en bent bang voor de uitkomst. Toen ik onder dat apparaat lag gaf de gedachte aan Jesaja 53 mij zo enorm veel troost. Hijzelf werd een man van smarten die vertrouwd was met ziekte. Wat er ook zou gebeuren, ik wist dat ik niet alleen was in mijn lijden.
Hoe eenzaam we ons soms ook kunnen voelen, hoe sterk het gevoel van verlaten te zijn ook mag zijn, je mag weten dat je nooit alleen bent. Geen dal is zo diep of Jezus is daar! Hij is ook de Lijdende en daarom is Hij altijd met ons in ons lijden.
Oscar Lohuis