Een onaantrekkelijk Persoon?
In Jesaja 53:2-3 wordt de Here Jezus beschreven als Iemand, Die men niet begeert en voor Wie men het gezicht verbergt, zonder gestalte noch luister. Betekent dit, dat de Here Jezus qua uiterlijk een onaantrekkelijk persoon was? (K. v. S. te S.)
Antwoord:
Het is bekend dat gedurende de eerste eeuwen van de kerk, waarin de kerk zwaar vervolgd werd en een ‘knechtsgestalte’ aannam, de lichamelijke gestalte van de Here Jezus als onaantrekkelijk gezien werd. Pas nadat de kerk, door de bekering van keizer Constantijn de Grote, tot aanzien veranderd was, zien we, op grond van Psalm 45:3 ‘Gij zijt schoner dan de mensenkinderen’, een ander beeld ontstaan. Zo werd in de middeleeuwen een brief verspreid van Lentulus, een Romeinse beambte, waarin de lichamelijke verschijning van de Here Jezus als zeer aantrekkelijk beschreven werd. In deze brief werd zijn lichaamsvorm nauwkeurig beschreven en zelfs zijn lengte opgegeven. Luther reageerde hierop met de woorden dat in de Bijbel nergens te lezen is, dat de Joden zich over de ‘schoonheid des Heren’ verwonderden.
In de schilderkunst schilderden Leonardo da Vinci en Rafaël de Here Jezus met een aantrekkelijk en welgevormd lichaam, een ovaal gevormd gezicht met een wat weemoedige uitdrukking, een rechte neus, gewelfde wenkbrauwen en een helder, hoog voorhoofd met tot op de schouder vallend haar (aantekeningen van K. Aug. Dächsel).
We lezen in Jesaja 53:2 dat Hij als een ‘wortel uit dorre aarde’ opschoot. Van het koningshuis van David was weinig meer over en het land Israël werd door de Romeinen overheerst. Zijn moeder was een eenvoudig meisje uit Nazareth en Zijn vader was timmerman. De Here God koos voor het verworpene en het nederige om uiteindelijk de wereld te verlossen. Veel kerken en gemeenten zijn deze nederige houding kwijtgeraakt en willen door de huidige samenleving graag gerespecteerd, aanvaard en gezien worden, dit in tegenstelling tot de eerste gemeente. We lezen over de eerste christenen dat ze ‘in schapenvachten en geitenvellen, onder ontbering, verdrukking en mishandeling rondzwierven door woestijnen, gebergten en in spelonken, terwijl de wereld hunner niet waardig was’ (Hebreeën 11:37-38).
In Jesaja 53 staat dat ‘Hij geen gestalte en luister had, dat wij hem zouden hebben aangezien’ (vers 2). We lezen in Filippenzen 2:7, dat Hij de ‘gestalte van een dienstknecht’ heeft aangenomen. Hij kwam niet in de gestalte en luister van een machtige koning, zoals de Joden de Messias verwachtten, maar juist in diepe armoede en nederigheid. De positie die Hij innam gaf Hem weinig aanzien en de gedaante, Zijn houding die Hij aannam, leidde tot verwerping: ’Ze hebben Hem niet begeerd’ lezen we aan het einde van dit vers. In dit vers gaat het dus niet zozeer om zijn lichamelijke verschijning, maar veel meer om de positie die Hij innam en zijn houding die Hij aannam ten opzichte van de mensen om Hem heen.
Vers 3 is dan het vervolg, waarin beschreven wordt dat Hij door de mensen verlaten werd en met smarten en ziekten vertrouwd. ‘als iemand voor wie men het gelaat verbergt’. Vooral dit laatste heeft niets te maken met een eventuele lichamelijk onaantrekkelijkheid van de Here Jezus, anders had er niet gestaan ‘als iemand’! Het waren juist onze ziekten en smarten, onze zonden, die Hem onaantrekkelijk maakte en waarvoor je het gelaat verbergt. Hij werd aan het kruis voor ons tot zonde gemaakt en daar wil je niet naar kijken! Je kunt alleen maar je ogen neerslaan, wanneer je de Here Jezus zo belast en beladen met onze zonden aan het kruis ziet sterven.
In Johannes 20:21 zegt de Here Jezus: ‘Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u’. Hij had gestalte noch luister, en wij? Zijn gedaante, houding, werd niet begeerd, en de onze? Hij werd veracht, en wij?
We leven vandaag in dezelfde wereld als toen en ook vandaag zou Hij in onze samenleving niet passen die Hem, net zoals tweeduizend jaar geleden, ook nu weer verwerpen en kruisigen zou. Is Zijn nederige gestalte, Zijn houding, Zijn verwerping ons ten voorbeeld? Zijn we bereid Hem te volgen, ook al kost ons dat onze positie, eer en aanzien?
Waarom heeft de profeet Jesaja het in hoofdstuk 53 in de verleden tijd over het lijden van de Here Jezus geschreven, terwijl we weten dat de Here Jezus pas zo’n 750 jaar na deze profetieën gekruisigd is? (J. v. K. te @)
Antwoord:
Deze vorm van profetie in de verleden tijd komen we in de Bijbel wel meer tegen. In hoofdstuk 9 vinden we een bekende profetie, maar dan in de tegenwoordige tijd: ’Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven’ (vers 5). In deze profetieën laat de Here ons duidelijk weten, dat de vervulling zo zeker is, dat al van tegenwoordige tijd of zelfs van verleden tijd gesproken kan worden. In sommige gevallen gaat het om een profetie die in de tijd van de profeet zelf al vervuld is, maar haar eindvervulling in de Here Jezus zal krijgen. De profetie ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten’, ook in de verleden tijd uit Psalm 22:2, spreekt in de eerste plaats over de persoonlijke situatie, die David op dát moment ervaren heeft, maar ook over de momenten waarop het Joodse volk zich door God verlaten gevoeld heeft. Uiteindelijk weten we dat deze profetie aan het kruis vervuld werd, toen de Here Jezus door God verlaten werd.
In Leviticus 11 wordt de arend als een onreine vogel beschreven terwijl in Openbaring 4:6 de arend als één van de vier dieren beschreven wordt die Gods heiligheid proclameren. Spreekt dit elkaar niet tegen? (J. S. te A.)
Antwoord:
Het feit dat de arend als een onreine vogel beschreven wordt en dus niet gegeten mag worden, betekent niet dat de arend als vogel in de Bijbel verder geen betekenis heeft. De arend (Hebreeuws: Nesjer) wordt 28 keer in de Bijbel genoemd en wordt vaak gezien als de verzamelnaam voor alle roofvogels uit de tijd van de Bijbel. Het is juist bijzonder dat de Here God het gedrag en de kenmerken van de arend met Zichzelf vergelijkt. Zo lezen we in Exodus 19:4, dat de Here God Zijn volk op vleugels van de arend uit Egypte naar Zichzelf gebracht heeft. In Deuteronomium 32:11-12 vergelijkt de Here de zorg van arenden voor hun jongen zelfs met Zijn zorg voor Zijn volk Israël.
De vier wezens In Openbaring 4:7 beschrijven het wezen van de Here Jezus: De leeuw, als de koning; het rund, als de dienstknecht; de mens, als de mensenzoon; de vliegende arend, als de hemelse zoon van God. Het is dan ook heel bijzonder dat de vier evangelisten de Here Jezus ook op deze wijze in hun evangelie beschrijven: Mattheüs als de koning, Marcus als de dienstknecht, Lucas als de mensenzoon en Johannes als de Zoon van God.
In sommige Bijbelverklaringen wordt wel eens gezegd dat Rachab geen hoer was, maar een herbergier. Klopt dat wel? (J. S. te A.)
Antwoord:
De uitdrukking ‘hoer’ komen we in Jozua 2:1, Hebreeën 11:31 en Jakobus 2:25 tegen. Het is bekend dat sommigen menen dat hier geen sprake kan zijn van een ‘hoer’, met name omdat de Here deze vrouw op bijzonder wijze gebruikt heeft in Zijn heilsplan. Rachab trouwde namelijk met Salmon, de overgrootvader van koning David, waaruit de Here Jezus voortgekomen is (Mattheüs 1:5).
We moeten hierbij echter niet vergeten dat ook Tamar in dit geslachtsregister van de Here Jezus voor komt (vers 3) die, vanuit de seksuele gemeenschap met haar schoonvader Juda, Peres verwekte. Temeer wordt Gods genade zichtbaar, wanneer we ontdekken dat in het geslachtsregister van de Here Jezus niet alleen volmaakte- maar ook onvolmaakte mensen opgenomen zijn.
In genoemde Bijbelteksten wordt Rachab een ‘zonah’ (Hebreeuws voor waardin/hoer) genoemd. Beide kan dus waar zijn en waarschijnlijk ook in de praktijk door Rachab gebracht. Ze zal inderdaad een verblijf gerund hebben waar prostitutie plaatsvond. De meeste vertalers hebben dan ook vastgehouden aan ‘Rachab de hoer’.
Theo Niemeijer
Antwoord:
Het is bekend dat gedurende de eerste eeuwen van de kerk, waarin de kerk zwaar vervolgd werd en een ‘knechtsgestalte’ aannam, de lichamelijke gestalte van de Here Jezus als onaantrekkelijk gezien werd. Pas nadat de kerk, door de bekering van keizer Constantijn de Grote, tot aanzien veranderd was, zien we, op grond van Psalm 45:3 ‘Gij zijt schoner dan de mensenkinderen’, een ander beeld ontstaan. Zo werd in de middeleeuwen een brief verspreid van Lentulus, een Romeinse beambte, waarin de lichamelijke verschijning van de Here Jezus als zeer aantrekkelijk beschreven werd. In deze brief werd zijn lichaamsvorm nauwkeurig beschreven en zelfs zijn lengte opgegeven. Luther reageerde hierop met de woorden dat in de Bijbel nergens te lezen is, dat de Joden zich over de ‘schoonheid des Heren’ verwonderden.
In de schilderkunst schilderden Leonardo da Vinci en Rafaël de Here Jezus met een aantrekkelijk en welgevormd lichaam, een ovaal gevormd gezicht met een wat weemoedige uitdrukking, een rechte neus, gewelfde wenkbrauwen en een helder, hoog voorhoofd met tot op de schouder vallend haar (aantekeningen van K. Aug. Dächsel).
We lezen in Jesaja 53:2 dat Hij als een ‘wortel uit dorre aarde’ opschoot. Van het koningshuis van David was weinig meer over en het land Israël werd door de Romeinen overheerst. Zijn moeder was een eenvoudig meisje uit Nazareth en Zijn vader was timmerman. De Here God koos voor het verworpene en het nederige om uiteindelijk de wereld te verlossen. Veel kerken en gemeenten zijn deze nederige houding kwijtgeraakt en willen door de huidige samenleving graag gerespecteerd, aanvaard en gezien worden, dit in tegenstelling tot de eerste gemeente. We lezen over de eerste christenen dat ze ‘in schapenvachten en geitenvellen, onder ontbering, verdrukking en mishandeling rondzwierven door woestijnen, gebergten en in spelonken, terwijl de wereld hunner niet waardig was’ (Hebreeën 11:37-38).
In Jesaja 53 staat dat ‘Hij geen gestalte en luister had, dat wij hem zouden hebben aangezien’ (vers 2). We lezen in Filippenzen 2:7, dat Hij de ‘gestalte van een dienstknecht’ heeft aangenomen. Hij kwam niet in de gestalte en luister van een machtige koning, zoals de Joden de Messias verwachtten, maar juist in diepe armoede en nederigheid. De positie die Hij innam gaf Hem weinig aanzien en de gedaante, Zijn houding die Hij aannam, leidde tot verwerping: ’Ze hebben Hem niet begeerd’ lezen we aan het einde van dit vers. In dit vers gaat het dus niet zozeer om zijn lichamelijke verschijning, maar veel meer om de positie die Hij innam en zijn houding die Hij aannam ten opzichte van de mensen om Hem heen.
Vers 3 is dan het vervolg, waarin beschreven wordt dat Hij door de mensen verlaten werd en met smarten en ziekten vertrouwd. ‘als iemand voor wie men het gelaat verbergt’. Vooral dit laatste heeft niets te maken met een eventuele lichamelijk onaantrekkelijkheid van de Here Jezus, anders had er niet gestaan ‘als iemand’! Het waren juist onze ziekten en smarten, onze zonden, die Hem onaantrekkelijk maakte en waarvoor je het gelaat verbergt. Hij werd aan het kruis voor ons tot zonde gemaakt en daar wil je niet naar kijken! Je kunt alleen maar je ogen neerslaan, wanneer je de Here Jezus zo belast en beladen met onze zonden aan het kruis ziet sterven.
In Johannes 20:21 zegt de Here Jezus: ‘Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u’. Hij had gestalte noch luister, en wij? Zijn gedaante, houding, werd niet begeerd, en de onze? Hij werd veracht, en wij?
We leven vandaag in dezelfde wereld als toen en ook vandaag zou Hij in onze samenleving niet passen die Hem, net zoals tweeduizend jaar geleden, ook nu weer verwerpen en kruisigen zou. Is Zijn nederige gestalte, Zijn houding, Zijn verwerping ons ten voorbeeld? Zijn we bereid Hem te volgen, ook al kost ons dat onze positie, eer en aanzien?
Waarom heeft de profeet Jesaja het in hoofdstuk 53 in de verleden tijd over het lijden van de Here Jezus geschreven, terwijl we weten dat de Here Jezus pas zo’n 750 jaar na deze profetieën gekruisigd is? (J. v. K. te @)
Antwoord:
Deze vorm van profetie in de verleden tijd komen we in de Bijbel wel meer tegen. In hoofdstuk 9 vinden we een bekende profetie, maar dan in de tegenwoordige tijd: ’Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven’ (vers 5). In deze profetieën laat de Here ons duidelijk weten, dat de vervulling zo zeker is, dat al van tegenwoordige tijd of zelfs van verleden tijd gesproken kan worden. In sommige gevallen gaat het om een profetie die in de tijd van de profeet zelf al vervuld is, maar haar eindvervulling in de Here Jezus zal krijgen. De profetie ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten’, ook in de verleden tijd uit Psalm 22:2, spreekt in de eerste plaats over de persoonlijke situatie, die David op dát moment ervaren heeft, maar ook over de momenten waarop het Joodse volk zich door God verlaten gevoeld heeft. Uiteindelijk weten we dat deze profetie aan het kruis vervuld werd, toen de Here Jezus door God verlaten werd.
In Leviticus 11 wordt de arend als een onreine vogel beschreven terwijl in Openbaring 4:6 de arend als één van de vier dieren beschreven wordt die Gods heiligheid proclameren. Spreekt dit elkaar niet tegen? (J. S. te A.)
Antwoord:
Het feit dat de arend als een onreine vogel beschreven wordt en dus niet gegeten mag worden, betekent niet dat de arend als vogel in de Bijbel verder geen betekenis heeft. De arend (Hebreeuws: Nesjer) wordt 28 keer in de Bijbel genoemd en wordt vaak gezien als de verzamelnaam voor alle roofvogels uit de tijd van de Bijbel. Het is juist bijzonder dat de Here God het gedrag en de kenmerken van de arend met Zichzelf vergelijkt. Zo lezen we in Exodus 19:4, dat de Here God Zijn volk op vleugels van de arend uit Egypte naar Zichzelf gebracht heeft. In Deuteronomium 32:11-12 vergelijkt de Here de zorg van arenden voor hun jongen zelfs met Zijn zorg voor Zijn volk Israël.
De vier wezens In Openbaring 4:7 beschrijven het wezen van de Here Jezus: De leeuw, als de koning; het rund, als de dienstknecht; de mens, als de mensenzoon; de vliegende arend, als de hemelse zoon van God. Het is dan ook heel bijzonder dat de vier evangelisten de Here Jezus ook op deze wijze in hun evangelie beschrijven: Mattheüs als de koning, Marcus als de dienstknecht, Lucas als de mensenzoon en Johannes als de Zoon van God.
In sommige Bijbelverklaringen wordt wel eens gezegd dat Rachab geen hoer was, maar een herbergier. Klopt dat wel? (J. S. te A.)
Antwoord:
De uitdrukking ‘hoer’ komen we in Jozua 2:1, Hebreeën 11:31 en Jakobus 2:25 tegen. Het is bekend dat sommigen menen dat hier geen sprake kan zijn van een ‘hoer’, met name omdat de Here deze vrouw op bijzonder wijze gebruikt heeft in Zijn heilsplan. Rachab trouwde namelijk met Salmon, de overgrootvader van koning David, waaruit de Here Jezus voortgekomen is (Mattheüs 1:5).
We moeten hierbij echter niet vergeten dat ook Tamar in dit geslachtsregister van de Here Jezus voor komt (vers 3) die, vanuit de seksuele gemeenschap met haar schoonvader Juda, Peres verwekte. Temeer wordt Gods genade zichtbaar, wanneer we ontdekken dat in het geslachtsregister van de Here Jezus niet alleen volmaakte- maar ook onvolmaakte mensen opgenomen zijn.
In genoemde Bijbelteksten wordt Rachab een ‘zonah’ (Hebreeuws voor waardin/hoer) genoemd. Beide kan dus waar zijn en waarschijnlijk ook in de praktijk door Rachab gebracht. Ze zal inderdaad een verblijf gerund hebben waar prostitutie plaatsvond. De meeste vertalers hebben dan ook vastgehouden aan ‘Rachab de hoer’.
Theo Niemeijer