Ds. Klaas Hendrikse heeft zijn eigen god verzonnen

J.W. Embregts • 88 - 2012 • Uitgave: 3
Hendrikse heeft al met zijn eerste boek, Geloven in een God die niet bestaat; Manifest van een atheïstische dominee, een enorme belangstelling gewekt, zowel in positieve als in negatieve zin. Het ‘Credo’ van Hendrikse valt kort samen te vatten in drie punten: 1) God bestaat niet, 2) de Bijbel is verzonnen, 3) dood is dood. Dit kun je bepaald geen evangelieboodschap noemen. Toch vindt hij dat hij de juiste boodschap heeft die misschien zelfs nog de slinkende kerken kan redden (!). “De kerkelijke fixatie op Jezus zie ik als een dwaalspoor. Jezus was zelf niet eens een christen” (blz. 23). Dat klopt! Want Jezus was zelf de Christus. Dat is het hart van het evangelie.

Er gingen al 35.000 exemplaren over de toonbank en in de gemeentebibliotheek is het boek voortdurend uitgeleend, zodat je het moet reserveren om het te kunnen lezen.
Zijn uitgangspunt is dus dat God niet bestaat. “In het boek Exodus is van een bestaande God geen sprake. In het begin wisten ze dus al: God bestaat niet” (blz. 51). Je moet maar durven. Het boek Exodus is één krachtig relaas van het bestaan van God, die Zich openbaart als JHWH. Hoe komt hij aan dit merkwaardige standpunt? De Bijbel verbiedt ten stelligste het aanbidden van andere goden. Maar Hendrikse ontkent dat en beweert dat de Israëlieten hun God hebben overgenomen uit de Babylonische afgodenwereld en tot hun enige God hebben gemaakt. Zo “is God begonnen met ‘bestaan’.” In de meeste Bijbelboeken wordt het aanbidden van andere goden dan JHWH ten strengste verboden en daarom is dit volstrekt onaannemelijk. Met andere woorden: Hendrikse beweert zomaar wat: zijn god bestaat niet en dus is al het andere fout. Maar voor de gelovigen in Jezus Christus is dit lastertaal.

‘God gebeurt’
Maar hoe kijkt Hendrikse dan toch aan tegen zijn god die niet bestaat? Het merkwaardige is dat hij in feite betoogt dat die god wel bestaat, hoewel hij er andere woorden voor gebruikt. De woorden “Ik ben die ik ben” die in Exodus worden gegeven als de verklaring van JHWH vertaalt hij als “Ga maar, dan ga ik met jullie mee.” “Op het oog is het heel simpel: Mozes stelt de vraag: ‘Hoe is uw naam?’ en God geeft het antwoord: ‘Ehjeh asjer ehjeh’. Maar zo eenvoudig is het niet, want die vraag werd nooit zo gesteld en dat antwoord is nooit zo gegeven; het gesprek heeft nooit plaatsgevonden” (blz. 52).
Wat weet die Hendrikse toch veel! Hij weet precies hoe het destijds is geweest. Hij blijft bij dat “Ga maar, dan ga ik met jullie mee.” Maar hij voert hier toch een persoon in: “ik”. Een persoon die wat doet: “ga ik met jullie mee,” Hij legt dat echter anders uit, want zó komt hij in de problemen, want dan zou God tóch bestaan. Dus: “Met bijbelse steun beschrijf ik God als ‘wat meetrekt met mensen die onderweg zijn’. Daar zit zoveel beweging in dat je eigenlijk alleen maar kunt zeggen dat God gebeurt en niet dat hij bestaat” (blz. 92). Maar als God ‘gebeurt’, bestaat hij ook!

God en Astarte
Je gelooft je ogen niet als je leest wat hij elders over God weet te fantaseren: “God zelf zal bij zijn nieuwe monotheïstische status ook wel bedenkingen hebben gehad. Want het had nogal wat consequenties. Was het ‘ehjeh asjer ehjeh’ nog geslachtsneutraal, nu moest er gekozen worden. En God werd, uiteraard, een man. Pijnlijker moet zijn geweest dat hij moest scheiden en celibatair worden. De namen van vrouwelijke goden in het Oude Testament, Asjera en Astarte, wijzen er tenminste op dat er voorheen naast JHWH ook een godin werd vereerd. Waarschijnlijk – doch niet onomstreden – onderhield JHWH met haar een relatie, of was hij gewoon getrouwd. Tegen wie zou God gezegd hebben: “Laat ons mensen maken?” Hoe dan ook, God moest vrijgezel worden, al was het maar ten behoeve van onderscheid met de buren. In andere landen waren copulerende godenparen toen heel normaal” (blz. 61-62). Dit is toch je reinste godslastering en gewoon verzonnen! Hendrikse weet toch heel goed het zware oordeel dat God legde op de verering van de Astartes en de Asjera’s.

‘Het geschiedde niet’
Het tweede punt: de Bijbel is verzonnen. Dat vinden we op verschillende plaatsen in zijn boek, onder andere op blz. 122: “Ook de Bijbel is een boek met verzonnen verhalen. De Mozes van de Bijbel bestaat alleen maar in de Bijbel. Niet als historische, maar als mythologische figuur. In de Bijbel komt tientallen malen de uitdrukking voor: ‘En het geschiedde.’ Die heeft een hoog ‘er was eens’-gehalte. Vrij vertaald betekent het: ‘Nu moet je opletten, want wat hier wordt verteld, is nooit zo geschied, maar kan elk moment aan jou en mij geschieden.’” Dit is een merkwaardig manier om ‘het geschiedde’ te veranderen in ‘het geschiedde niet’. En op blz. 155: “Zo is de Bijbel ontstaan: een boek over geloofservaringen van mensen, geschreven in beeldtaal. Allemaal verbeelding, inderdaad.” Wat komt dit hard aan bij degenen die de Bijbel als Woord van God liefhebben volgens Deuteronomium 32:47 ‘Want dit is voor u geen ledig woord, maar dit is uw leven.’

‘Jezus was en bleef dood’
Derde punt: Dood is dood. Dat zegt hij letterlijk op blz. 171: “Dood is dood.” En twee bladzijden verder: “naar mijn overtuiging is de dood het definitieve einde van het leven… Dat het op een andere manier zou doorgaan, is zo mooi dat het alleen maar verzonnen kan zijn.” Alweer: wie verzint er nu eigenlijk? En op welke basis? Als hij op blz. 176 zegt: “In het Nieuwe Testament komt de natuurlijke dood niet eens voor. Sterfelijk zijn is de praat kennelijk niet waard, zo vanzelfsprekend is het”, dan vraag je je echt af: heeft hij dat Nieuwe Testament eigenlijk wel gelezen? Een Simeon gaf aan dat hij nu elk moment heen zou kunnen gaan, Paulus sprak over het heengaan (naar de hemel!) als ‘verreweg het beste’. En in 1 Tessalonicenzen 4:14 ‘Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem.’
Over Jezus moet Hendrikse dus ook weer iets verzinnen: “van de dode wordt niet gezegd dat hij nog leeft… Jezus was en bleef dood…”, “dat er later van is gemaakt dat hij na zijn dood weer op aarde zou hebben rondgelopen, is een verhaal waar de bijbelschrijvers zelf niets van zouden hebben begrepen”, “Al met al steunt de bijbel geen speculaties over wat er na de dood voor een mens in het verschiet ligt.” Hendrikse kent dus die Bijbel niet.
Toch laat God hem niet los: “God mag dan niet bestaan, hij heeft in moeilijke tijden nogal eens op mijn stoep gestaan… Wanneer ik ’s avonds in bed de band van de afgelopen dag terugspoel, moet ik vaak aan Exodus 33 denken, het verhaal waarin Mozes God ‘van achteren’ mag zien. En vrijwel altijd kan ik het beamen: ja, zo ging het vandaag ook. Er is niet een moment geweest waarop ik heb kunnen zeggen: ‘hier is God’, maar hij was er” (blz. 146) En blz. 169: “Wel bid ik altijd het Onze Vader… Ik geef van harte toe dat dat inconsequent is.”

Vergissing
Tot slot: wat je in het boek mist is de geestelijke dimensie. Je wordt er helemaal niet door opgebouwd. Deze man doet denken aan 1 Korintiërs 2:14 ‘Een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.’ Toch moet hij eens goed nadenken: stel je voor dat ik mij vergist heb en dat ik na mijn dood tóch wakker word en ineens voor de troon van God kom te staan. Kan ik dan zeggen: God, ik erken U niet want volgens mij bestaat U niet? Waarschijnlijk denkt God daar dan anders over.

Wim Embregts

Van deze auteur zijn bij Het Zoeklicht de volgende boeken verschenen: Geen uitstel meer, De hemel,,/i> De hel - Jezus sprak er het meest over.