Droomhuis gezocht!

Yme Horjus • 92 - 2016 • Uitgave: 5
Omroep Max heeft een kijkcijfersucces. Dat is het programma ‘Droomhuis gezocht!’ Bijna twee miljoen kijkers zien dit programma, waarin mensen in het buitenland op zoek gaan naar het huis van hun dromen. Dat kan zijn in Noorwegen of een ander Scandinavisch land, of een mediterraan land als Italië of Griekenland.

De presentator Sybrand Niessen denkt zelf wel te weten waarom dat programma zo populair is. Bij de drie huizen die bekeken worden, kunnen de kijkers als het ware hun eigen keus maken. Ze zijn in de tweede plaats nieuwsgierig naar de beweegredenen van mensen om uit Nederland te vertrekken naar een sprookjesbestemming en ten derde is er ook zoiets als het ‘gluren bij de buren’, wat we allemaal ook zo graag doen.

Het Zwitserleven-gevoel
Ik heb dat programma een paar keer gezien. Als ik het goed bij mijzelf analyseer, is het gevoel dat je al kijkend hebt een mengeling van jaloezie en hebzucht. Enerzijds verlang je ernaar in de omstandigheid te zijn van het bezitten van zo’n droomhuis. Het programma doet niet anders dan dat gevoel van hebzucht aanwakkeren. Anderzijds blijf je achter met de teleurstelling dat het toch wel nooit zal lukken om zo’n droomhuis aan te schaffen. Je hebt nu eenmaal niet allemaal een zak geld achter de hand of – zoals een echtpaar in Griekenland op zoek naar een villa van drie ton – een behoorlijk bedrag in de loterij gewonnen.
Wat me telkens opviel was dat dit programma zo ‘aards’ was. Het ging om de ligging van de huizen, om de zwembaden die er al of niet waren, hoe luxe en groot de kamers waren. Soms viel het tegen, maar vaak waren er de ‘ooh’s’ en ‘aah’s’ als uitingen van verrassing. Dan stond het de mensen erg aan. De onvermijdelijke vraag was op een zeker moment welk van de drie huizen het meeste in de smaak viel. Welke van de drie huizen was favoriet als droomhuis? Niessen vertelt ergens dat in 33% van de gevallen ook daadwerkelijk tot de koop wordt overgegaan. Dus de meeste mensen gingen verder met het zoeken naar hun droomhuis.
Maar het is allemaal zo ‘aards’, zó gericht op het genieten van de platte materie, dat het programma je ook tegen gaat staan. Is dit nu waar het om gaat? Mensen jagen het ultieme genot na van het Zwitserleven-gevoel, zoals wij dat vroeger wel eens zeiden toen Kees Brusse in commercials met een rum-Baccardi op een palmenstrand te vinden was. Natuurlijk appelleert dit aan je eigen geluksgevoel. Ik wil ook wel zo’n droomhuis! Kom maar op met zoiets moois. Ik wil daar ook wel van genieten!

Uitgesteld verlangen
Maar een droomhuis ligt niet buiten ons bereik! Het behoort tot het Bijbelse visioen van onze eeuwige bestemming. Wie gelooft in het volbrachte werk van Jezus aan het kruis en zijn weg met de Here Jezus gaat in discipelschap en navolging, mag zich de belofte eigen maken van ‘het Vaderhuis met de vele woningen’ (Johannes 14:2 en 3). Als dát geen dróómhuis is! Het is meer dan we kunnen dromen of wensen. Het is het meest volmaakte huis dat we ons voor kunnen stellen. Daar verbleken alle aardse villa’s en kastelen van huizen bij. Die verschrompelen tot armetierige optrekjes! Dat droomhuis in de hemel is een uitgesteld verlangen, want het wordt pas werkelijkheid als we in de eeuwigheid bij Jezus zijn.

Uitgedoofd verlangen
Ik moet zeggen dat ik christenen lang niet zo vaak meer over de hemel hoor spreken. Het is net alsof dat wat is vervaagd. Misschien komt dat wel dat wij het hier zo goed hebben en dat het materialisme ons ook zo te pakken heeft dat het voor ons ook zo nodig niet meer hoeft. Ja, we lezen wel in de Bijbel dat wij hier geen blijvende stad hebben, maar de toekomstige stad zoeken (Hebreeën 13:14), een stad die God voor ons gemaakt heeft, maar we spreken er nauwelijks meer over. Ik hoor heel weinig mensen meer iets zeggen over de hemel. Ik kan me dat ergens ook wel indenken, want als je ermee te koop loopt, krijg je onmiddellijk te maken met die plagerige spot die je van mensen hoort. ‘O, ja, geloof je dat nog?’ ‘Hoe kom je daar zo bij?’
Ik denk dat het algemene levensklimaat van dien aard is dat wij hiermee niet meer zo gemakkelijk voor de dag komen. En van het een komt vaak het ander. We praten er maar niet over en we houden vervolgens op om er over na te denken. Ik denk dat het waar is dat er zelden of nooit meer in het christendom iets doorbreekt van enthousiasme, van geestdrift voor de hemel. We beschouwen het vaak als een onderwerp van oude mensen in verzorgingstehuizen. Veel predikanten zullen op zondag dat thema niet aan de orde stellen. Ze zijn er verlegen mee. En als ze een begrafenis moeten leiden, dan raken ze het thema vaak maar even terloops aan. Er over uitweiden doen ze niet.

Ons verlangen
De Bijbel beschrijft de hemel in beelden om aan te sluiten bij het menselijk voorstellingsvermogen. Het zijn allemaal beelden die ons iets duidelijk moeten maken, maar de werkelijkheid gaat daar ver bovenuit. Mijn vriend en collega Leendert Vreugdenhil, die in 2001 te vroeg is overleden, schreef in zijn boek Discipelschap, dat de Bijbelse beelden ons niet op het verkeerde been zetten, maar een betrouwbare indruk geven. Hij schrijft dan:
‘Als ik thuiskom, terwijl mijn vrouw in de keuken de warme maaltijd voorbereidt, kan ik soms buiten al ruiken wat de pot schaft. Terwijl ik nog niets van het eten zie, beginnen mijn speekselklieren al te werken; de geur van het eten maakt dat ik er al zin in krijg. Toch is de maaltijd zelf nog wel iets heel anders dan de geur die door de wasemkap naar buiten geblazen wordt. Zo zal ook de werkelijkheid straks heel anders zijn dan de beelden die we er nu in de Bijbel van ontvangen hebben. Maar deze beelden zijn voldoende om onze trek, om ons verlangen gaande te maken.’
Vreugdenhil voegt er dan aan toe dat ‘zoals er een werkelijk verband is tussen de geur en de maaltijd zelf, zo zal ook de werkelijkheid van straks in het verlengde liggen van de voorstellingen die we er nu van mogen maken.’

Toch hebben wij er behoefte aan ons iets voor te stellen. Vandaar alle pogingen van denkers en dichters. Bekend is het gedicht van Jacqueline van der Waals. Dat gedicht heeft als titel en opschrift Najaarslaan.

Ik keek in de gouden heerlijkheid
Van een najaarslaan,
Het was of ik de gouden deuren wijd
Zag openstaan,
Het werd mij toen ik binnen ging,
Of ik door gouden gewelven liep:
Ik aarzelde even, ik ademde diep,
Diep van verwondering.

Indien van goud de gangen zijn,
Hoe groot moet mijn verlangen zijn,
Die zalen in te gaan.


Deze laatste regels zijn klassiek geworden in de christelijke toekomstverwachting. Ze sluiten helemaal aan op de symboliek en het vocabulaire van de Openbaring van Johannes als hij het heeft over de stad van God met de straten van goud. Ik varieer: waar van goud de straten zijn, hoe zullen dan de huizen zijn? Mijn droomhuis vind ik boven!

Yme Horjus