Dodelijke haat overwint niet

Corry Brauckman • 90 - 2014 • Uitgave: 6
Het Lotenfeest - Het Poerimfeest
(14e adar 5774, 16 en 17 maart 2014)


De Joden vernietigen en uitroeien! Geen enkele Jood meer in het wereldrijk van de Perzen en Meden! De Agagiet Haman – na de afzetting van koningin Wasti één van de machtigste mensen in dit wereldrijk (Ester 3:1) – ging ervoor. Voordat hij naar koning Ahasveros (485-465 v.Chr.) ging om op sluwe en leugenachtige wijze zijn goedkeuring te verkrijgen, wilde hij eerst de datum van de vernietiging van de Joden bepalen. De wijze waarop dit gebeurde, was door het werpen van het ‘Pur’, dat ‘lot’ betekent. Poerim is een meervoudsvorm van ‘Pur’.

Het was in het twaalfde regeringsjaar van koning Ahasveros, en wel: de eerste maand van het Joodse jaar, de maand niesan (maart/april) waarin de verlossing uit Egypte werd gevierd (Pesachfeest), dat het lot werd geworpen in bijzijn van Haman. Met andere woorden: door middel van het lot wilde Haman de datum van vernietiging en uitroeiing bepalen. Maar ‘het lot’ vroeg veel van Haman. Voor elke dag van de eerste maand moest het lot worden geworpen, want een aanwijzing kwam er niet. Men ging over naar de tweede maand. Weer was er geen aanwijzing. Dit ging door totdat het lot de dertiende van de twaalfde maand, de maand adar (februari/maart) aanwees (Ester 3:7).

Hamans list
Zorgvuldig zijn haat verbergend, sprak Haman tot de koning: “Koning, er is een volk in uw rijk – het leeft verstrooid en in afzondering – naar wetten die de volken niet kennen. De wetten van de koning houdt het niet. Dit kunt u niet laten voortduren. Laat een bevelschrift uitgaan om het volk uit te roeien.” De Joodse godsdienstige wetten waren inderdaad anders, maar dat de Joden de wetten van de koning niet hielden, was een grove leugen.
Na uitroeiing kon geen belastinggeld van dit volk worden geïnd. Om dit verlies te compenseren, stelde Haman de koning voor uit eigen vermogen een flinke som geld (tienduizend talenten zilver) voor de schatkist van de koning in het vooruitzicht te stellen.
Welk volk het betrof? Een onderzoek instellen? Niets daarvan. Koning Ahasveros beschikte naar willekeur over het leven van al zijn onderdanen. Hij deed zijn zegelring van de hand en gaf deze aan Haman. Zijn aanbod om een flinke som geld in de schatkist van de koning te storten, belangrijk voor zijn oorlogen tegen de Grieken, wees hij royaal van de hand. Haman mocht naar eigen goeddunken handelen met dit volk.
Op de dertiende dag van de eerste maand, de maand niesan, werden de schrijvers van de koning ontboden. In de taal van elk gewest en volk, in de naam van koning Ahasveros, moest een afschrift van een wet geschreven worden. Deze wet luidde: ‘Op één dag, op de dertiende van de twaalfde maand (adar), te verdelgen, te doden en uit te roeien alle Joden, van knaap tot grijsaard, alsook vrouwen en kinderen; hun bezittingen zijn tot buit.’
De wet, geschreven in de naam van de koning, werd met de zegelring van koning Ahasveros verzegeld en was onherroepelijk. IJlboden vertrokken in grote haast om in elk gewest en aan alle volken van het wereldrijk van de Perzen en Meden deze wet bekend te maken. In de stad Susan – één van de twee hoofdsteden van dit wereldrijk – veroorzaakte de wet grote opschudding en beroering. En de koning en Haman? Zij genoten van het drinken (Ester 3:8-15).

Wet van Meden en Perzen
De spannende gebeurtenissen waarin de Jood Mordekai, de Joodse koningin Ester (niemand wist van haar Joodse afkomst), koning Ahasveros en de Jodenhater Haman een belangrijke rol spelen, vallen buiten de reikwijdte van dit artikel. Wel mag daarin de hand van de levende God worden gezien, al wordt Zijn Naam niet genoemd. De Joden kregen het recht zich te verdedigen.
Koningin Ester richtte – terwijl koning Ahasveros zat op zijn troon in de koningszaal – met gevaar voor eigen leven opnieuw het woord tot de koning. Zij viel voor zijn voeten en smeekte hem onder veel tranen: “Voorkom het boze plan van Haman, het verdelgen van mijn volk.” Met de onmogelijkheid van het herroepen van een wet van Perzen en Meden, geschreven in naam van de koning en verzegeld met de zegelring van de koning, hield ze geen rekening.

Mordekai, als hoogste regeringsfunctionaris, was bij de audiëntie van koningin Ester aanwezig. Zowel tot Ester als tot hem sprak de koning: “Het huis (vermogen) van Haman heb ik aan Ester gegeven. Haman heeft men op de paal gespietst, omdat hij zijn hand tegen de Joden heeft uitgestrekt. Wat u goed lijkt voor de Joden, schrijf het in de naam van de koning en verzegel het met de zegelring van de koning. Want een schrijven in naam van de koning en met de zegelring van de koning verzegeld, kan niet herroepen worden.”
Nog hetzelfde uur, het was de drieëntwintigste dag van de derde maand (siewan, mei/juni), werden de schrijvers van de koning ontboden. Het uitroeien van de Joden kon niet worden voorkomen, maar hen kansloos te laten doden…?!
Mordekai gebood de schrijvers aan Joden, stadhouders, landvoogden en vorsten in elke taal van ieder gewest en volk in het rijk van Perzen en Meden een schrijven te richten, dat als wet gold.
Deze wet luidde: ‘Op één dag, op de dertiende dag van de twaalfde maand (adar), staat de koning de Joden toe: zich te verzamelen, te verdedigen en de gewapende macht van volk en gewest, die hen benauwen te verdelgen, te doden en uit te roeien met vrouwen en kinderen; hun bezittingen zijn hun tot buit.’ Met andere woorden: de Joden mochten zich verdedigen als zij door hun vijanden werden aangevallen, maar van ‘zonder oorzaak, naar willekeur doden’ was geen sprake.

Vreugde en troost
De stad Susan verkeerde, na het bekendmaken van deze wet, in grote vreugde. Licht, vreugde, blijdschap en eer was de Joden ten deel gevallen. Waar de wet ook bekend werd gemaakt, overal heerste onder de Joden vreugde en blijdschap. Maar dat niet alleen: velen uit de volken waren diep onder de indruk van de gebeurtenissen. De God van de Joden had Zijn volk beschermd! Zij gingen over tot het Jodendom en werden proselieten (heidenen die zich bekeren tot het Jodendom).
Naast vreugde heeft het Poerimfeest door alle eeuwen heen veel troost gebracht. Troost door niet te vergeten dat hoe groot en machtig de vijanden en haters van het Joodse volk ook zijn, er vroeg of laat uitredding komt; vaak dwars door alle onmogelijkheden heen. De dodelijke haat tegenover het Joodse volk overwint uiteindelijk niet. Eveneens laat het zien: het Joodse volk heeft bestaansrecht; het kan en mag zich verdedigen als het wordt aangevallen.

Corry Brauckman
Overgenomen uit: ‘Leren door vragen; een knipoog naar de Joodse feesten’. Van deze schrijfster is ook verschenen ‘De oorsprong, achtergrond en betekenis van de christelijke feesten’. Beide boeken zijn een uitgave van Het Zoeklicht, Doorn.