...Die geleden heeft onder Pontius Pilatus...

ds. Leen Kolle • 77 - 2001/02 • Uitgave: 1
Over de hele wereld is zijn naam bekend. Zijn naam betekent 'speerdrager'; iemand die het leven van zijn medemensen moet beschermen. In werkelijkheid werd hij iemand voor wie voor een mensenleven niets betekende. Hij was wreed, handelde grillig, en als hij het niet van het Joodse volk kon winnen, dan haalde hij bakzeil om zijn eigen positie veilig te stellen.
Van dat laatste doen de vier evangeliën verslag, als hij op lafhartige wijze Jezus Christus tot de dood veroordeelt, terwijl hij van Zijn onschuld overtuigd was… Pontius Pilatus.


Pilatus was iemand die uit was op de gunst van zijn meerderen en zich liet intimideren door de vijanden van Christus toen ze schreeuwden: "Als je die man (Jezus) vrijlaat, ben je geen vriend van de keizer…!" (Joh.19:12).

Werkelijkheid en mythe
Over zijn levenseinde, nadat hij in 37 n. Chr. ontslagen werd door de proconsul Vitelles van Syrië, aan wie hij verantwoording schuldig was, bestaan allerlei tradities en legenden. Enkele latere christelijke schrijvers hebben Pilatus afgebeeld als een volkomen vertwijfeld, rouwmoedige zondaar. Aan het proces tegen Jezus zou hij een dwangneurose overgehouden hebben die zich uitte in een voortdurende rituele wassing van zijn handen. Dit naar aanleiding van zijn verklaring van zijn eigen "onschuld" aan de dood van Jezus, door zijn handen in een kom met water te wassen voor de ogen van het volk, zeggende: "Ik ben onschuldig aan het bloed van deze mens, nu moeten jullie het zelf maar weten…” (Matt. 27:24). Kennelijk heeft de Koptische kerk aan het bovengenoemde verhaal waarde gehecht zodat ze Pilatus, tot op de dag van vandaag, als heilige vereren. Ja, het kan raar gaan in de wereld.

De werkelijkheid is echter heel anders. De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus vertelt ons hoe er een einde kwam aan het stadhouderschap van Pilatus. Zes jaar na het proces tegen Jezus vond er in Samaria een kleine religieuze opstand plaats. Zonder vorm van proces liet Pilatus een aantal onschuldige mensen afslachten. De Samaritanen dienden een klacht in bij proconsul Vitelles in Syrië, de meerdere van Pilatus. Deze onthief hem uit zijn functie en stuurde hem naar Rome om daar verantwoording aan de keizer af te leggen. Vanaf dat moment verdwijnt de naam van Pilatus uit de officiële Romeinse geschiedenis. Vanuit de overlevering komt het verhaal dat Pilatus door keizer Caligula naar Gallië verbannnen zou zijn. Daar zou hij in Vienna aan de Rhóne zelfmoord hebben gepleegd. Een daad die bij een dergelijke vernedering, binnen de Romeinse aristocratie als 'heel gebruikelijk' werd geacht. Bij het meer van Lucerne ligt de z.g.n. 'Pilatusberg'; daar zou de onttroonde procurator zich van de rotsen in het meer hebben gestort. De christelijke geschiedschrijver Eusebius (264-340) bevestigt dit trieste levenseinde van Pilatus, nadat deze voor-durend door het 'noodlot' achtervolgd zou zijn geweest.

Waarom Pilatus' naam in onze Apostolische Geloofsbelijdenis voorkomt.
Dat is een goede vraag. Waarom wordt juist de naam van deze man genoemd, die mensen om liet brengen alsof hij een vlieg doodsloeg? Dat Pilatus genoemd wordt in het Credo, heeft alles te maken met het feit dat de evangeliën een verslag zijn van een levensecht historisch gebeuren. Daarom worden nauwkeurig tijd en plaats aangegeven. De hoofdpersoon in dit gebeuren is Jezus Christus; een mens van vlees en bloed die Zijn menselijk bestaan leefde in een door de Romeinen bezet Israël. Zijn historisch bestaan wordt bevestigd door de seculaire geschiedenis van Zijn volk, het Romeinse rijk en het daarbij behorende culturele raamwerk.

Dat is de reden dat we Pilatus levensgroot in ons Credo tegenkomen. De levens van Pilatus en Jezus Christus zijn in de historie met elkaar verweven.

De grote heilsfeiten van ons geloof zijn onafscheidelijk verbonden met de geschiedenis van de mensheid. In Lucas 3:1-2 vinden we een prachtig voorbeeld hoe deze evangelist, qua tijd en plaats, precies vaststelt wanneer Johannes de Doper door God geroepen werd. Lucas noemt maar liefst zeven grootheden uit die tijd.

Daarom zegt het Apostolisch Credo: “…die geleden heeft onder Pontius Pilatus…” En de geloofsbelijdenis van Nicea (325) “…die voor ons gekruisigd is onder Pontius Pilatus.” Daarmee bevestigt Pilatus het historisch bestaan van onze Here Jezus Christus.

Waarom Judea, Samaria en Idumea door Romeinse gouverneurs werden bestuurd.
In 26 n.Chr. kreeg Pilatus zijn aanstelling als Romeins gouverneur over dit deel van Israël. Elf jaar lang zou hij er zijn macht uitoefenen. Hij was de vijfde Romeinse gouverneur over deze rijke gebieden. Tot 6 n. Chr. hadden deze gebieden tot het erfgoed behoord van de etnarch Archelaus, één van de zonen van Herodus de Grote.

Maar deze was door keizer Augustus in 6 n.Chr. naar Vienna in Gallië verbannen. Hij had als stedehouder gefaald om de rellen die op het Paasfeest ontstonden tot een goede oplossing te brengen. Uiteindelijk braken er opstanden uit in zijn hele erfgoed. Deze werden door het leger in bloed gesmoord. De Romeinse landvoogd van Syrië wist met een groot leger de orde te herstellen. Keizer Augustus nam Archelaus zijn territorium af en verklaarde het gebied tot een officiële provincie van Rome. Deze werd vanaf dat moment bestuurd door militaire prefecten waarvan Pontius Pilatus de bekendste is.

De machtspositie van Pilatus in Jeruzalem; een stad met een bijzondere status.
Pilatus kwam uit een burger milieu. Kennelijk had hij zijn aanstelling te danken aan zijn militaire en bestuurlijke ervaring. Hij bezat verregaande macht op militair en financieel terrein. Hij was verantwoordelijk voor de inning van de belastingen. Een deel daarvan was bestemd voor het bestuursapparaat in Judea, de rest ging naar Rome. Hij controleerde ook de inkomsten en de uitgaven van de tempel. Om de orde te handhaven kon hij beschikken over de in Judea gelegerde infanterie en cavalerie. In heel ernstige gevallen kon hij een beroep doen op zijn meerdere; de legaat van de keizer in Syrië en vier legioenen soldaten die aan deze ter beschikking stonden.

Als gevolmachtigde van de keizer vertegenwoordigde hij rechtstreeks Rome. In deze positie stelde hij de hogepriester aan. Een dergelijke aanstelling werd door het volk erkend.
Jeruzalem was het grote middelpunt van het Joodse geloof en de zeden en gewoonten die daaraan verbonden waren. Als het godsdienstig hart van de Joodse geloofsgemeenschap met eigen erediensten, wetten en normen en waarden, was de stad enig in haar soort binnen het Romeinse rijk. Rome was zo verstandig om deze positie te erkennen. Ze stelde de Joden vrij van de militaire dienstplicht. Ook stond ze toe, zij het binnen bepaalde grenzen, dat ze hun eigen bestuur vormden.

De hogepriester presideerde het uit zeventig leden bestaande Sanhedrin. Een term die afgeleid is van het Griekse ‘synedrion’. Het Sanhedrin was het hoogste bestuurs- en rechterlijke college. Het had macht over leven en dood. De besluiten die het college nam gingen alle Joden in Damascus, Alexandrië en Rome aan, zo goed als in Israël zelf. De senaat werd gevormd door de hoge geestelijkheid, de rechtskundigen, oudsten en schriftgeleerden.

Het Sanhedrin besliste in civiele, strafrechtelijke, en godsdienstige zaken. Als het Sanhedrin besluit dat Jezus Christus de dood verdiend heeft, vanwege vermeende godslastering, dan moet Pilatus als gevolmachtigde van de keizer het vonnis ratificeren en door zijn officieren uit laten voeren.

Volgens de geschiedschrijvers was Pilatus qua mens een 'bruut' en als procurator 'corrupt'.
Seculiere, Joodse en christelijke geschiedschrijvers komen allemaal tot dezelfde conclusie: hij was een genadeloos mens en bekend om zijn brutaliteit.
Net zoals sommige Romeinse keizers schiep hij genoegen in het spektakel van marteling en de dood van mensen. Als mens van zijn tijd leefde hij voor de zelfverheerlijking en handelde hij naar wat hem politiek het beste uitkwam.

Herodus Agrippa noemt Pilatus in een brief aan keizer Caligula: 'onhandelbaar, koppig en meedogenloos'. De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus en Philo van Alexandrië, alswel de Romeinse Tacitus laten ons weten dat de procurator bekend stond om een bewind 'vol corruptie, geweld, misdaden, executies zonder vorm van proces en hardvochtige wreedheid'. Kennelijk wilde Pilatus tegen elke prijs de orde handhaven om zo zijn superieuren tevreden te stellen, om er later zelf weer beter van te worden bij een volgende nieuwe aanstelling.

Pilatus woonde in Caesarea; de gouvernements- en havenstad van de Romeinse provincie. Hij ondernam de vierdaagse reis naar Jeruzalem maar zelden en verscheen altijd met een sterke militaire escorte om de orde te bewaren. Rond het bevrijdingsfeest van Pasen kwamen honderdduizenden Joden uit de hele wereld naar Jeruzalem en dan kon het heel onrustig zijn in de heilige stad.

Pilatus droeg ook de verantwoordelijkheid om de doodvonnissen van oproerkraaiers en criminelen te ratificeren en uit te laten voeren. Ook dat soort zaken moesten rond Pasen geregeld worden. De Romeinse procuratoren waren niet erg populair bij het Joodse volk. Ze bleven meestal niet langer dan drie jaar in hun functie. Als de keizer dat wenselijk achtte dan kon dat, zoals in het geval van Pilatus, een veel langere periode zijn.

Een aanstelling ver bij Rome vandaan, werd niet erg op prijs gesteld. Zeker niet als het om een rechtsgebied als Jeruzalem, Judea en Idumea ging. Daar golden de Joodse wetten, geloof en normen en waarden die Pilatus volkomen vreemd waren.
Uit zijn grillige en lichtvaardige manier van handelen blijkt dat hij niet veel van zijn onderdanen begreep. Hij botvierde zijn macht op de bewoners, maar kon vaak niet tegen hen op en haalde dan uit politieke overwegingen bakzeil.

De conflicten van de procurator Pilatus met de unieke status van Jeruzalem.
Gewoonlijk bemoeiden de Romeinen zich niet met het religieuze leven van de door hen onderworpen volken. Ze lieten hun onderdanen daarin vrij, tenzij de beleving van het godsdienstig leven problemen opleverde voor de bezetters. Zoals reeds eerder aangegeven bezat Jeruzalem, de rijke welvarende stad, een status die uniek was binnen het Romeinse rijk.

Het is algemeen bekend dat Pilatus de Joden en hun geloof haatte. Al direct na zijn aankomst joeg hij de hoge geestelijkheid tegen zich in het harnas. Het was n.l. verboden dat soldaten hun militaire standaards met de afbeelding van de keizer in Jeruzalem brachten. De Joden beschouwden deze veldtekenen van het Romeinse leger als een heiligschennis voor hun heilige stad. Om toch zijn zin door te drijven liet Pilatus ze door een afdeling soldaten 's nachts de stad binnen brengen. Binnen de kortste keren stond er een delegatie van de hoge geestelijkheid bij hem op de stoep van het residentiële paleis in Caesarea. Pilatus was zo wijs om de standaards te laten verwijderen.

Bij een andere gelegenheid hing hij de gouden schilden met afbeeldingen van de keizer en de Romeinse afgoden in de tempel. Daar hij de inkomsten en uitgaven van de tempel controleerde nam hij de vrijheid om, van een deel daarvan, een aquaduct te bouwen. Niet alleen wilde hij de Joden zijn macht tonen, maar ook diep kwetsen in het allerheiligste voor hen; hun geloofsbeleving. Veel erger was het nog dat een mensenleven niets voor hem betekende. Hij liet ze ombrengen alsof hij 'een vlieg doodsloeg'. In Lucas 13:1 vinden we zo'n afschuwelijke gebeurtenis waar hij in de tempel Galilese mannen af laat slachten, terwijl zij aan het offeren zijn. Op gruwelijke wijze laat hij het bloed van deze mannen vermengen met de offers die ze brachten.

Deze uitdagende en soms gruwelijke manier van optreden, schijnt de rol die Pilatus speelde in het proces tegen Jezus Christus - van Wiens onschuld hij overtuigd was - tegen te spreken. In dat proces is hij als was in de handen van de hoge geestelijkheid. Maar dat laatste had ongetwijfeld te maken met het feit dat de Joden zich al diverse keren over hem beklaagd hadden in Rome. Dat was niet alleen erg ongunstig voor zijn positie als procurator op dat moment maar ook voor het toekomstperspectief dat hij voor zichzelf in gedachten had.

Pilatus en zijn spel met de hoge geestelijkheid in het proces tegen Jezus 'de koning der Joden'.
Hij had niets gedaan waarvoor Pilatus Hem ter dood zou kunnen veroordelen. De hoge geestelijkheid van Jeruzalem realiseerde zich dat maar al te goed. Het feit dat Jezus er aanspraak op maakte de Messias te zijn en Zichzelf een plaats aan de rechterhand van God de Vader toekende, was voor het Sanhedrin een godslastering (Mat.26:63-66). Godslastering mocht dan een halsmisdaad zijn voor het Joodse recht; voor Pilatus was het echter geen steekhoudende aanklacht om over Jezus de doodstraf uit te spreken.

Alleen als Jezus aangeklaagd kon worden op grond van een vreselijke misdaad, of als oproerkraaier tegen Rome, dan zou Pilatus verplicht zijn naar hen te luisteren. Vandaar dat men Jezus trachtte voor te stellen als staatsgevaarlijk voor Rome. Hij zou er aanspraak op maken 'de koning van de Joden' te zijn. Dat was een regelrechte bedreiging van het keizerlijk gezag. Wie zich tot koning uitroept is een vijand van de keizer.

In eerste instantie probeert Pilatus alles om Jezus in vrijheid te stellen, maar dan zonder dat hij dat besluit zelf moet nemen. Vanaf het begin van het proces werd hij heen en weer geslingerd tussen de Joden, die hij haatte, door hun verzoek om het doodvonnis over Jezus te ratificeren, te weigeren, of de onschuldige Jezus te veroordelen.

Op drie manieren probeert Pilatus te voorkomen dat Jezus veroordeeld zal worden tot de dood.

(1) Hij probeert de verantwoordelijkheid hiervoor af te schuiven op Herodus Agrippa II, viervorst van Galilea en marionetten-koning van Rome.

(2) Hij probeert medelijden op te wekken met Jezus bij de geestelijkheid en het volk. Dat doet hij door Hem te laten geselen. Op zich al een beestachtige Romeinse straf die de dood tot gevolg kon hebben.

(3) Tenslotte probeert hij als een teken van goede wil, Jezus vrij te laten in verband met het bevrijdingsfeest van Pasen, waarop aan een gevangene amnestie werd verleend.

Pilatus machtsspel met de hoge geestelijkheid, met als inzet de vrijspraak of de veroordeling van Jezus, verandert op het moment dat procurator Pilatus door de geestelijkheid volkomen klem gezet wordt. Zijn niet succesvolle pogingen, om daarna te voorkomen dat hij zelf Jezus tot de kruisdood moet veroordelen, zijn tragisch.
Hij doet een beroep op de raad, Herodus Agrippa II en uiteindelijk op het volk dat zich verzameld heeft. Hij tracht hen te bewegen dat ze niet tot het uiterste zouden gaan door van hem de kruisdood van Jezus te eisen.

Als Pilatus bovendien nog te horen krijgt dat Jezus heeft gezegd de Zoon van God te zijn, raakt hij in paniek (Joh.19:7). Tot overmaat van ramp bereikt hem ook nog het bericht van zijn vrouw die hem smeekt Jezus geen kwaad te doen, omdat Hij onschuldig is (Mat.27:19). Pilatus heeft zelf een ruime mensenkennis die hem waarschuwt dat hij niet zomaar tegenover de zoveelste oproerkraaier tegen Rome staat. Verschillenden daarvan zaten op dat moment in de burcht Antonia opgesloten om berecht te worden. Dit keer kan hij niet tegen de Joodse geestelijkheid op maar ook niet tegen hun slachtoffer, Jezus van Nazareth.

Pilatus was begonnen met een machtsspel met de eersten, terwijl Jezus de inzet van hen beiden was. Hij had gemeend de geestelijkheid dwars te kunnen zitten en hen tenslotte te slim af te zijn door het volk aan Jezus amnestie te laten verlenen. Maar de truc werkt in zijn nadeel; de massa kiest voor Barabbas, een welbekend moordenaar, rover en oproerkraaier.

Pilatus krabbelt terug als hij door de geestelijkheid wordt gechanteerd als ze roepen: "Als u die Man (Jezus) vrijlaat bent u geen vriend van de keizer! Wie zichzelf tot koning uitroept is een vijand van de keizer!" Op zijn vraag: "Moet ik dan uw Koning kruisigen?" krijgt hij als antwoord: "Hij is onze koning niet! Wij hebben maar een koning en dat is de keizer!" Pilatus begreep dat hij het machtsspel had verloren, hij stond schaakmat. Opnieuw had dit door hem zo gehate volk gewonnen.

Om zijn eigen toekomst veilig te stellen moest Jezus opgeofferd worden, waarvan hij herhaaldelijk had gezegd: "Ik zeg u dat Hij ONSCHULDIG is....!" En waarvan Hij wist dat ze Hem uit jaloezie hadden laten arresteren (Mat.27:18).

Niet Jezus Christus, maar Kajafas, de hoge geestelijkheid, de massa, Pilatus en Herodus stonden terecht in het proces tegen Jezus.
Als we lezen over de gruwelijke dingen die ze de Heer hebben aangedaan in de periode tussen Zijn arrestatie in Gethsemané en het moment dat Hij veroordeeld werd tot de kruisdood, dan lijkt het net of het hele gebeuren buiten Hem omgaat. Als gevangene in een rechtszaak, waarin Zijn leven op het spel stond, was Hij de centrale figuur. Maar het lijkt wel of Hij geen deel uitmaakt van al die mensen die zo druk met Hem bezig zijn om Hem veroordeeld te krijgen of in vrijheid willen stellen. Het Sanhedrin had Hem aan Pilatus overhandigd. Deze had Hem naar Herodus gestuurd en die had Jezus weer terug laten brengen naar Pilatus.

Schijnbaar ondergaat de Heer het hele gebeuren passief, hoewel Zijn houding en antwoorden die van een majesteit zijn.

De werkelijk was dat Hij inderdaad de centrale figuur was in het hele gebeuren, maar op een heel andere manier dan Zijn folteraars vermoeden. Hij was Zijn verlossingswerk begonnen voor het hele menselijke geslacht, inclusief Zijn kwelgeesten. Hij was op dat moment heel actief en toegewijd bezig aan het allerbelangrijkste werk dat ooit op aarde is verricht. Op het moment dat de geestelijkheid en de samengestroomde massa riep: "Kruisig Hem…!" werden de voorbereidingen getroffen voor het Pascha (Joh.19:14). Vanaf dat moment werden de paaslammeren voorbereid om geslacht te worden. Zo ook Jezus Christus, het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt, nu Pilatus Hem overgeleverd heeft om gekruisigd te worden.

De aanklagers, de rechter en de beulen folterden Zijn lichaam en Hij voelde de intense pijn daarvan. De pijniging van Zijn lichaam was des te onverdraaglijker omdat het gedaan werd met hels leedvermaak en niet slechts als uitvoering van een straf aan een
veroordeelde.

Maar Hij deed Zijn mond niet open. Hij aanvaardde het zoenoffer te zijn om God en mensen weer bij elkaar te brengen. Hij stelde geen voorwaarde aan de wijze waarop Hij geofferd zou worden, zoals Hij gebeden had: "Niet Mijn wil maar de Uwe geschiede…!" Hij kwam als dienaar in het lichaam van een mens. Hij vernederde zichzelf en gehoorzaamde tot het alleruiterste, zelfs tot de dood aan het kruis…!

Op welke legale gronden was de Heer veroordeeld? Geen enkele…! Vier maal was Hij berecht en driemaal vrijgesproken, maar uiteindelijk toch veroordeeld tot de dood. Dit hele onrechtvaardige gebeuren dient als commentaar op de intense slechtheid van het menselijk hart. Het Licht van de wereld had geschenen met zulk een alles doordringende helderheid en kracht, dat een zondige wereld het wel moest doven.

Waarin bestaat nu het belangrijkste voor ons van dit hele gebeuren van de berechting van onze Heer? Dat ligt in het feit dat Hij aanspraak maakte de Zoon van God te zijn, de Messias en de Koning. Wie het hele proces tegen Jezus objectief bekijkt komt dan ook tot de conclusie dat Degene die berecht werd op Goede Vrijdag, Zelf de Rechter was. In werkelijkheid stonden Zijn aanklagers, de rechter en de beulen in al hun zwarte zondigheid in het alles ontdekkende schijnsel van het Licht van de wereld: onze Here Jezus Christus. Ook Pilatus onder wie Hij geleden heeft en is gekruisigd…!

Bronnen:
The Case for Christianity
New Testament Foundations
The Bible Knowledge Commentary
Dagelijks leven in de bijbel


ds. Leen Kolle