Deror - Vrijheid

Gieneke van Veen-Vrolijk • 85 - 2009 • Uitgave: 9
DEROR

Vrijheid


Ditmaal staan wij stil bij het Hebreeuwse woord ‘deror’ waarmee het begrip ‘vrijlating’, ‘vrijheid’ wordt aangeduid. ‘Deror’ is een opvallend woord dat zeven keer voorkomt in het Oude Testament, waarvan viermaal in Jeremia 34. We vinden ‘deror’ in Lev. 25:10; Jer. 34:8,15,17 (2x); Jes. 61:1; Ez. 46:17. Naast het woord ‘deror’/vrijlating komen in de Hebreeuwse Bijbel ook andere termen voor met de betekenis van ‘vrijheid’, zoals het woord ‘chofshi’ (vrij, vrijheid), dat ook in het Israëlische volklied voorkomt en het grote verlangen weergeeft te zijn ‘am chofshi be’artsénoe’ (een vrij volk in ons land…).

Vrijlating van slaven
Het oudtestamentische gebruik van het woord ‘deror’/vrijlating maakt duidelijk dat de nadruk ligt op vrijlating van slaven, zoals blijkt uit Leviticus 25:10 ‘En u zult… ‘deror’/vrijlating uitroepen in het land voor al haar bewoners…’ Ook in Jeremia 34, wanneer de profeet Jeremia koning Zedekia moet aanzeggen wat er met Jeruzalem en met hem zou gebeuren, gaat het bij het gebruik van ‘deror’ om het teruggeven van de vrijheid aan slaven.1
In het gebruik van Jesaja 61:1 slaat ‘deror’ op de vrijheid tot terugkeer die aan ballingen wordt gegeven. Die in ballingschap leefden wordt terugkeer verkondigd! Jesaja gebruikt hierbij de parallelle uitdrukkingen ‘vrijheid van gevangenen’ en ‘opening van gevangenis’, uitgeroepen aan gevangenen, gebondenen.
In het geval van Ezechiël 46:17 betreft ‘deror’ de teruggave van bezittingen aan de oorspronkelijke eigenaren. Nadruk ligt hier op het gegeven dat een bezitter zijn eigendom weer terugkrijgt.

Uitroepen
Veelzeggend is de woordcombinatie die voorkomt in verband met ‘deror’/vrijlating. Met uitzondering van Ezechiël 46:17 zien we dat in elk van de overige zes voorkomende gevallen het woord ‘deror’/vrijheid samen met het werkwoord ‘uitroepen’ voorkomt. Het gaat om een vrijheid die wordt aangekondigd en waarvoor bijzondere aandacht wordt gevraagd. Vrijheid is een groot goed, een Godsgeschenk. Dat moet worden verkondigd en duidelijk kenbaar gemaakt. Dat er vrijheid is, moet voor iedereen bekend zijn en daarom wordt ‘deror’/vrijlating helder en duidelijk verkondigd. Het is immers een vreugdevol gebeuren: vrijheid voor wie niet vrij was!

Jubeljaar
Het uitroepen van ‘deror’/vrijheid hangt nauw samen met de instelling van het jubeljaar, zoals dat in het Oude Testament beschreven wordt (Lev. 25:8-55). Het zogeheten ‘jubeljaar’2 vond plaats in het vijftigste jaar, nadat men zevenmaal zeven jaar had geteld (Lev. 25:8-10). In dat jubeljaar werd de ‘deror’/vrijlating uitgeroepen ten gunste van alle slaven en onvrije mensen, zodat iedereen in staat was terug te keren tot zijn oorspronkelijke plaats, daar waar men thuishoorde. Het jubeljaar vond plaats op de tiende dag van de zevende maand, dat is de Grote Verzoendag (Lev. 25:9). Overal in het land van Israël werd op die heerlijke dag met luid geschal van de shofar (ramshoorn) aan allen ‘deror’/vrijheid verkondigd. Een indrukwekkend vreugdegeluid als aankondiging van een dag waar zovelen naar hadden uitgekeken en gehunkerd, de dag van hun ‘deror’/vrijlating. Geweldig heerlijk moeten die klanken van de shofar hebben geklonken wanneer zo die dag werd uitgeroepen met onuitsprekelijke vreugde: vrijheid!

Jezus’ verkondiging
Lucas neemt ons in zijn Evangelie (Luc. 4:16-28) mee naar die bijzondere shabbatmorgen waarop de Here Jezus preekte in Nazareth, daar waar men Hem ‘zo goed kende’. Indrukwekkend is dat: Jezus te mogen horen…! Men is dan ook onder de indruk. Het gedeelte uit de profeten dat op die shabbat aan de orde is betreft Jesaja 61:1 en verder.3 Het is Godsbestuur dat Jezus deze profetische woorden leest: ‘De Geest van de HERE is op Mij… Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken van hart zijn, om aan gevangenen vrijlating te prediken … om het aangename jaar van de HERE te prediken.’ Jezus verkondigt dat in Hem deze messiaanse heilsboodschap vervuld is: ‘Heden is deze Schrift in uw oren in vervulling gegaan’ (vers 21). Hij, de Messias, is de vervulling van Jesaja’s heilsprofetie van ‘deror’/vrijlating voor gevangen. Jezus verkondigt het ‘aangename jaar van de Here’, zoals in het ‘jubeljaar’ bevrijding voor slaven werd uitgeroepen. Zijn ‘deror’/verlossing geneest gebrokenen van hart. In Nazareth begeerde men ‘wonderen’ (vers 23b). Dat verblindde hen voor dát Godswonder. Door Zijn kruisoffer biedt hij elke zondeslaaf verlossing en vrijheid om voortaan als vrijgekochte met God te leven. Hij roept voor eeuwig ‘deror’/vrijheid uit!
“Als de Zoon u vrijgemaakt zal hebben, zul u echt vrij zijn.” (Joh. 8:36).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 Vergelijk de bepalingen in Ex. 21:2; Deut. 15:2.
2 De uitdrukking ‘jubeljaar’ is afgeleid van de Hebreeuwse benaming ‘jobel’ waarmee het 50e jaar wordt benoemd.
3 Bij elk deel uit de Tora dat wordt gelezen hoort een vaststaand gedeelte uit de Profeten.