De Zoon van God

Jef de Vriese • 92 - 2016 • Uitgave: 13
Door de titel Zoon van God te gebruiken, toont Jezus zich aan de gelovigen in Thyatira op een manier die veel betekend moet hebben (Openbaring 2:12-17). Apollos Tyrimnos, de beschermgod van de stad, was de zoon van Zeus, de oppergod. De keizer werd beschouwd als een incarnatie van Apollos. Dus beiden, de keizer en de beschermgod van de stad, werden als zonen gezien van de opperste god. Door de titel ‘de Zoon van God’ wordt de gemeente duidelijk gemaakt dat noch de keizer, noch de beschermgod van de stad zonen van God zijn. De Zoon van God is de opgestane Christus.
Jezus treedt op als Zoon van God. In deze brief vindt men verwijzingen naar Psalm 2. Daarin wordt het oordeel beschreven van de Heere en Zijn Zoon, die Hij als koning gezalfd heeft over de opstandige volkeren en hun machthebbers. Dit is een waarschuwing aan het adres van Zijn vijanden. (Lees Psalm 2!)
De ogen van de Rechter zien tot in de uithoeken van het hart. Hij doorgrondt wat zich afspeelt in de gemeenten en in de wereld. Het lijkt alsof Johannes snel de blik afwendt, omdat hij Jezus niet in die ogen kan kijken. En dan ziet hij Jezus’ voeten, die zijn als koper.
Het koper, als in een oven verhit (Openbaring 1:14-15), wijst op drastische goddelijke vergelding. Tegelijkertijd roepen de koperen voeten het beeld op van stevigheid en stabiliteit. De vijanden aan Zijn voeten woeden en gaan tekeer, maar Gods Gezalfde zal geen duimbreed wijken. Wat een troost voor de gemeente!

Jef De Vriese