De zaligsprekingen in de Openbaring (2)
In hoofdstuk 1 hebben wij nagedacht over het geluk van het leven bij en naar Gods Woord. Maar wij weten allemaal dat ons leven hier op aarde begrensd is. Vroeger of later komt het moment dat wij de dood onder ogen moeten zien; en dat kan totaal onverwachts gebeuren. Ook jonge mensen kunnen plotseling worden weggerukt uit dit leven. Zijn wij gereed om het tijdelijke te verwisselen voor het eeuwige? Dat is alleen het geval wanneer mij de Here Jezus als onze Heiland en Here kennen.
Dan zijn wij in leven én sterven Zijn eigendom: 'Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren’ (Romeinen 14.8). De dood jaagt ons dan geen angst meer aan, omdat wij weten dat Hij de dood heeft overwonnen en nu heerschappij voert 'en over doden en over levenden' (Romeinen 14:9). De dood is in feite een dienstknecht geworden, die de gelovige in de tegenwoordigheid van zijn Here brengt. "Heen te gaan en met Christus te zijn, is zelfs verreweg het beste" (Filippenzen 1:23).
Maar dit voorrecht geldt alleen voor de gelovige, voor de ongelovige blijft de dood 'de koning der verschrikking'. Daarom worden in het laatste bijbelboek uitsluitend de doden die in de Here sterven, gelukkig geprezen. Alleen zij zijn 'zalig'. Het 'in de Here sterven', betekent dat de gelovige die geweldig ingrijpende verandering meemaakt in verbondenheid met Hem, de Levensvorst. Een christen gaat niet alleen door de doodsvallei. Door het sterven en de opstanding van Christus is de dood overwonnen. Als de Opgestane heeft Hij de sleutels van de dood en het dodenrijk.
'Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel?' (1 Corintiërs 15:55). Daarom wordt het sterven van een christen elders in het Nieuwe Testament ook wel aangeduid als een 'in Christus ontslapen', dit is eigenlijk inslagen om later weer op te staan uit de doden. Want als gelovigen hebben wij deel aan de eerste opstanding.
In het boek Openbaring wordt er nog een tijdsbepaling genoemd bij het sterven in de Here (‘van nu aan’), omdat het hier gaat om speciale groep gelovigen in de eindtijd. Het zijn in feite nartelaren die hun trouw aan de geboden van God en het geloof in
Jezus met de dood moeten bekopen. Daarom geldt deze troost met name voor degenen die leven ten tijde van de Grote Verdrukking, wanneer de antichrist het volk van God in grote benauwdheid zal brengen en velen van hen zal doden. Zij mogen echter rusten van hun arbeid. Hun werken worden niet vergeten, maar volgen hen na.
Het sterven is voor hen het ingaan tot de hemelse rust, zoals hier met nadruk wordt gezegd: 'Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na (Openbaring 14:13b). Dat laatste is in negatieve zin ook van toepassing op (verborgen) zonden: die zullen sommige mensen ook volgen in het gericht (vgl. 1 Timotheüs 5.24-25).
Wanneer het echter goede werken zijn die ons navolgen, kunnen wij met een rein en vrij geweten ingaan tot de rust. Na het sterven worden wij opgenomen 'in de eeuwige tenten' (Lucas 16:9). Wij zijn dan met Christus 'in het paradijs' (Lucas 23:43). Daar is verzadiging van vreugde voor Gods aangezicht. Is dat ook uw toekomst?
Hugo Bouter
Dan zijn wij in leven én sterven Zijn eigendom: 'Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren’ (Romeinen 14.8). De dood jaagt ons dan geen angst meer aan, omdat wij weten dat Hij de dood heeft overwonnen en nu heerschappij voert 'en over doden en over levenden' (Romeinen 14:9). De dood is in feite een dienstknecht geworden, die de gelovige in de tegenwoordigheid van zijn Here brengt. "Heen te gaan en met Christus te zijn, is zelfs verreweg het beste" (Filippenzen 1:23).
Maar dit voorrecht geldt alleen voor de gelovige, voor de ongelovige blijft de dood 'de koning der verschrikking'. Daarom worden in het laatste bijbelboek uitsluitend de doden die in de Here sterven, gelukkig geprezen. Alleen zij zijn 'zalig'. Het 'in de Here sterven', betekent dat de gelovige die geweldig ingrijpende verandering meemaakt in verbondenheid met Hem, de Levensvorst. Een christen gaat niet alleen door de doodsvallei. Door het sterven en de opstanding van Christus is de dood overwonnen. Als de Opgestane heeft Hij de sleutels van de dood en het dodenrijk.
'Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel?' (1 Corintiërs 15:55). Daarom wordt het sterven van een christen elders in het Nieuwe Testament ook wel aangeduid als een 'in Christus ontslapen', dit is eigenlijk inslagen om later weer op te staan uit de doden. Want als gelovigen hebben wij deel aan de eerste opstanding.
In het boek Openbaring wordt er nog een tijdsbepaling genoemd bij het sterven in de Here (‘van nu aan’), omdat het hier gaat om speciale groep gelovigen in de eindtijd. Het zijn in feite nartelaren die hun trouw aan de geboden van God en het geloof in
Jezus met de dood moeten bekopen. Daarom geldt deze troost met name voor degenen die leven ten tijde van de Grote Verdrukking, wanneer de antichrist het volk van God in grote benauwdheid zal brengen en velen van hen zal doden. Zij mogen echter rusten van hun arbeid. Hun werken worden niet vergeten, maar volgen hen na.
Het sterven is voor hen het ingaan tot de hemelse rust, zoals hier met nadruk wordt gezegd: 'Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na (Openbaring 14:13b). Dat laatste is in negatieve zin ook van toepassing op (verborgen) zonden: die zullen sommige mensen ook volgen in het gericht (vgl. 1 Timotheüs 5.24-25).
Wanneer het echter goede werken zijn die ons navolgen, kunnen wij met een rein en vrij geweten ingaan tot de rust. Na het sterven worden wij opgenomen 'in de eeuwige tenten' (Lucas 16:9). Wij zijn dan met Christus 'in het paradijs' (Lucas 23:43). Daar is verzadiging van vreugde voor Gods aangezicht. Is dat ook uw toekomst?
Hugo Bouter