De werker in Gods wijngaard (4)

John den Boer • 96 - 2020 • Uitgave: 2
De arbeider en zijn belagers

Vanaf het moment dat Nehemia besloot het goede voor Jeruzalem te zoeken, moest hij afrekenen met vijanden, die erop uit waren zijn werk te boycotten. Eerst kwam het gevaar van buitenaf, maar later werd hij beslopen van binnenuit. Hetzelfde lezen we in Handelingen 20:29-30. Grimmige wolven van buitenaf en dwaalleraars van binnenuit, die de gemeente schade berokkenen. Gods woord zegt: Wie de Heer wil dienen, zal tegenstand ondervinden (2 Timotheüs 3:12).

Soms wordt er gezegd: “Je moet wel nuchter blijven, en niet achter iedere boom een spook vermoeden.” Dat is waar. Nuchter zijn betekent dat je helder onderscheidt. Wie overal demonen ziet en daarover het hoogste woord voert, is duidelijk uit evenwicht. Maar wie meent dat de duivel nauwelijks nog een rol speelt, is ook ernstig in de war. Petrus schreef: ‘Wordt nuchter en waakzaam’. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden (1 Petrus 5:8). Daarom moet de werker op zijn hoede zijn, hij staat aan het front! ‘Zijn gedachten zijn ons niet onbekend’ (2 Korinthe 2:10-11).

Hieronder zullen we een aantal satanische tactieken bespreken, die alle tot doel hebben om de werker te belagen en zo mogelijk uit te schakelen. In de ruim 45 jaren dat ik in België werkzaam ben, heb ik zelf vele malen die tegenstand ervaren. Maar helaas zag ik ook werkers ten val komen, vaak met een trieste, langdurige nasleep. Toch hoeven wij niet te vrezen. Door onze Heer Jezus kunnen we meer dan overwinnaars zijn; Hij kwam immers, om de werken van de duivel te verbreken (1 Johannes 3:8; Romeinen 8:37-39).

1. De vijand als slavendrijver
Veel werkers zijn bijzonder ijverig. Zij hebben een scherp oog voor wat er allemaal te doen is en vatten het werk met enthousiasme aan. Maar zonder het te beseffen, belandt er steeds meer hooi op hun vork. Voortdurend wordt er een beroep op hen gedaan, want wie is er immers bekwamer dan zij? Dit ego-strelende misverstand zet zich dan ook in hun eigen gedachten vast: Ik ben een onmisbaar element! Als ik het niet doe, wie doet het dan? Ze torsen op den duur een last, zoals Atlas, de wereldbol of het hemelgewelf op zijn schouders droeg. Zij worden in beslag genomen door het vele bedienen, zoals Martha (Lukas 10:40). En hoewel ze dag en nacht draven, nooit is het werk gedaan. Dit ondermijnt hun gezondheid, humeur en gezinsleven, maar vooral hun relatie met God. Ze worden managers in plaats van dienaren van God. Ze komen in de greep van de stress, en krijgen het gevoel er alleen voor te staan. Ze worden boos op anderen die de handen niet uit de mouwen steken; of worden zelfs boos op God, die hen zo alleen laat zwoegen. Martha zei tot Jezus: “Trekt Gij het U niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen?” Maar Jezus zei: “Martha, Martha, gij maakt u bezorgd en druk over vele dingen, maar weinige zijn nodig of slechts één!” Maria, zat bij Jezus, luisterend naar Zijn woord, dié had het goede deel gekozen.

Paulus vreesde dat de slang kans zou zien om de gedachten van de Korintiërs van Christus af te trekken (2 Korinthe 11:3). Als de werker niet meer op Jezus gericht is, heeft de duivel de buit in feite al binnen. De verdere afdwaling is slechts nog een kwestie van tijd. De rank is immers van de wijnstok losgekomen.
De werker moet er ernst mee maken tot de rust van de Heer in te gaan (Hebreeën 4:11) en ervan doordrongen zijn dat God niet afhankelijk is van zijn zwoegen, maar dat híj afhankelijk is van Gods zegen (Psalm 127:1-2).

2. De vijand als de ontmoediger
Elia had, in Gods kracht, een indrukwekkende overwinning behaald op de Baälpriesters (1 Koningen 18:20-40), maar onverwachts keert het tij! Eén goddeloze vrouw spreekt dreigende taal, en Elia is van de kaart. Hij vlucht en zinkt weg in ernstige zwaarmoedigheid: Ik ben niet beter dan mijn vaderen (1 Koningen 19:1-5v).

Zo kan de duivel ons soms plots belagen en ons op onverklaarbare wijze de moed ontnemen. Wat heeft mijn werk nog voor zin? Ik ben niet geschikt voor mijn taak! Anderen doen het veel beter dan ik.
God verwierp zijn knecht natuurlijk niet. Hij zond een engel, die hem tot tweemaal toe aanraakte en hem eten en drinken bracht. Jezus is het levende Brood en wie dorst heeft mag tot Hem komen. Hij heeft zelf in verzoekingen geleden en kan ons, als geen ander, te hulp komen (Hebreeën 2:18).

3. De vijand als de aanklager
Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Ook de arbeiders in Gods wijngaard maken fouten en zijn niet zonder zonden. Petrus heeft ooit in het openbaar de Heer Jezus verloochend, waarover hij bitter weende. Maar ook later, toen God hem al vele malen wonderlijk tot een zegen gesteld had, had hij de perfectie nog steeds niet bereikt. Eens at hij met de heidenen aan één tafel, maar toen er Joodse christenen binnenkwamen, maakte hij zich snel uit de voeten, uit vrees voor hun oordeel; dat was laf! Paulus heeft Petrus toen openlijk terechtgewezen. Dat was zeker een vernederende ervaring (Galaten 2:11v.).

Op zulke momenten kan de boze toeslaan en geselslagen toedienen. Verbeeld jij jezelf een dienaar van God te zijn? Hij is de aanklager van de broeders (Openbaring 12:10). Gods Geest overtuigt van zonde, met de bedoeling dat wij weer met God in het reine zouden komen (verg. Jezus ten opzichte van Petrus in Johannes 21:15-17). Maar de satan klaagt ons aan, om ons in het ongeluk te storten (verg. de overpriesters ten opzichte van Judas in Mattheüs 27:3-5).

Het Evangelie verkondigen, mensen oproepen om de Heer te volgen, en dan bepaald worden bij je eigen zonden en gebreken, dat kan héél pijnlijk zijn. Maar zoals elke christen, leeft ook Gods dienstknecht uit Gods genade. Ook zij mogen hun zonden belijden en weten dat het bloed van Jezus reinigt van alle zonden (1 Johannes 1:7-10). Zo wordt de aanklager overwonnen: door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis en doordat zij hun leven niet liefhebben, tot in de dood (Openbaring 12:10-11).

4. De vijand als de vleier
Toen Paulus en Barnabas te Lystra een wonder van genezing tot stand brachten, riep de bevolking: De goden zijn tot ons neergedaald, en wilde aan hen offeren (Handelingen 14:11-13). En in Filippi werden de apostelen achtervolgd door een bezeten vrouw, die voortdurend uitriep: Dit zijn dienstknechten van de allerhoogste God! (Handelingen 16:16-18) Maar in beide gevallen keerde onverwachts het tij, en werden de apostelen bijna omgebracht. Als de duivel ons tot hoogmoed kan verleiden, zijn we reddeloos verloren!

Een dienstknecht van God moet een innerlijke weerzin aankweken tegen elke vorm van mensenverering. Het is niet alleen waardeloos, maar ook totaal misplaatst en levensgevaarlijk. Hoogmoed komt vóór de val! Maar ootmoed gaat vooraf aan de eer (Spreuken 18:12). Er is natuurlijk niets mis met een bemoedigend woord van iemand, als we iets goeds hebben kunnen doen. Maar we moeten zulke woorden meteen in ons hart, met dankzegging, aan God doorgeven. Dat is gepast en dit behoedt ons voor ijdelheid.

5. De vijand als de verleider
David diende met grote toewijding zijn Heer. Maar op een dag was hij het strijden moe, hij bleef thuis. Gezeten op zijn dakterras zag hij plots Bathseba (2 Samuël 11). We kennen het verhaal en weten ook wat de gevolgen waren van deze trieste historie. De man naar Gods hart, werd een overspelige en laffe moordenaar. David wilde de strijd ontlopen, maar hij viel recht in de val van de verleider!

Gods dienaren zijn soms het strijden moe. De satan fluistert dat ze toe zijn aan wat verstrooiing. Dan heeft hij wel enkele tips. Uiteraard moet de werker niet non-stop bezig zijn (zie punt 1), maar in een tijd van ontspanning, moet hij er voor waken dat hij de Heer niet uit het oog verliest. Als hij het lezen van de Bijbel of het gebed beschouwt als ‘werk’, dat hij nu even achterwege zal laten, loopt hij grote risico’s. Weet dat de duivel sluw is. Zelfs Salomo, de meest wijze man op aarde werd door hem verleid.
Jezus zei: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven” (Mattheüs 11:28).

Tenslotte

Naast deze heimelijke vermommingen, heeft de Boze nog allerlei andere maskers in zijn trukendoos. Als de arbeider trouw het woord van God leest, zal hij zeker, met behulp van Gods Geest, het nodige inzicht krijgen, zodat hij de strikken van de vijand tijdig zal doorzien.

Zelf heb ik met elk van de hierboven beschreven aanvallen, bij herhaling, af te rekenen gehad. Toch mag ik, na zoveel jaren, nog steeds een arbeider in Gods wijngaard zijn. Dat heeft niets te maken met een verdienste van mijn kant. God deed mij standhouden, door alle stormen heen. Hij heeft me gesterkt, bemoedigd, vertroost, verzorgd, goede vrienden gegeven, die mij tot grote steun zijn geweest.

Geliefde lezer, als God u roept, deins dan niet terug, maar hoor naar Zijn stem. Een betere Meester is er niet denkbaar. En vergeet het niet: de oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig!

John den Boer