De werker in Gods wijngaard (1)

John den Boer • 95 - 2019 • Uitgave: 11
Wat bedoelen we met een ‘werker in Gods wijngaard’?

Gods woord leert ons dat elke christen in de dienst van God staat (Romeinen 6:22). God heeft voor elk van hen werken bereid, opdat ze daarin zouden wandelen (Efeze 2:10). Elke christen mag functioneren, als een lid van het lichaam van Christus (Efeze 4:16), tot opbouw van dat lichaam (Efeze 4:12) met de gaven die de Heer daartoe aan ieder afzonderlijk geeft (Romeinen 12:4-8). Al zijn er helaas heel wat passieve christenen (vgl. Spreuken 10:5; Mattheüs 25:18, 24v), werkloosheid komt in het Koninkrijk van God beslist niet voor!

Het bovenstaande betekent echter niet dat elke christen ook een ‘werker in Gods wijngaard’ is. Er is een verschil tussen christenen die dienen met hun gaven en christenen die een (voltijdse) bediening uitoefenen, waar God hen toe riep. Zo is er in Efeze 4 dus sprake van de leden van het lichaam, die ‘elk op zijn wijze’ dat lichaam dient, maar in vers 11-12 spreekt Paulus van mensen met een bediening om de heiligen toe te rusten. In Handelingen 13:2-4 zien we dat de Geest van God Paulus en Barnabas roept en zendt voor een specifiek werk. De Heer Jezus wekt ons op om voor zulke roepingen te bidden (Mattheüs 9:35-38). Dit artikel handelt dus over christenen met een dergelijke, specifieke bediening. Ze zijn niet beter of ‘heiliger’ dan andere christenen, maar hun taak in de dienst van God is wel meer omvattend en van een bijzondere waarde.

Niet elke christen is geschikt voor het werk in de wijngaard

Als een bedrijf melding maakt van een vacature, waarop kan worden gesolliciteerd, zal daarbij meestal, naast de functiebeschrijving, ook een competentieprofiel worden gevoegd. Duidelijkheid voorkomt immers onnodige teleurstelling, zowel aan de zijde van de sollicitant, als van het bedrijf. Het spreekt voor zich dat wie niet in aanmerking komt voor de aangeboden job, door dit bedrijf niet wordt bestempeld als ‘onbruikbaar op de arbeidsmarkt’. Alleen voor dit werk wordt de persoon in kwestie niet geschikt geacht.

Het is naïef te menen dat de bovengenoemde benadering wel geldt voor een functie in de maatschappij, maar niet van toepassing is voor een werker in Gods wijngaard. Daar zou bereidwilligheid al meer dan voldoende zijn. Deze visie wijst niet alleen op een ernstige onderschatting van wat zo’n bediening met zich meebrengt, ze houdt ook geen rekening met wat de Bijbel over de noodzakelijke vereisten zegt. De praktijk bewijst bovendien dat, als er mensen in het werk van de Heer worden ingeschakeld, die de nodige kwaliteiten daarvoor missen, zij een gevaar vormen voor zichzelf én voor hun omgeving! Het werk in de wijngaard is zwaar en de vijand, die dat werk tracht te ondermijnen, is sluw! (2 Korinthe 2:10b-11)

Hieronder willen wij een aantal vereisten en gevaren voor een arbeider in de wijngaard bespreken. Mocht u overwegen uzelf te gaan wijden aan een werk in dienst van de Heer, maar u komt aan de hand van de beschreven criteria tot de slotsom dat u (nog) niet in aanmerking komt, wees dan niet ontmoedigd. U bent niet gediskwalificeerd voor de “arbeidsmarkt” in het koninkrijk van God. De Heer heeft dan, op dit moment althans, andere plannen met uw leven. Daarbij is het belangrijk ons steeds weer voor ogen te stellen dat wij niet leven voor het werk van de Heer, maar voor de Heer van het werk! (Lukas 10:38-42)

1. De arbeider en zijn werkgever

a. Geroepen door God (Mattheüs 9:38; Handelingen 13:2)

Geroepen zijn voor de dienst is uiteraard een eerste vereiste. Wie aan het werk gaat in een wijngaard, zonder dat de heer van die wijngaard hem daartoe heeft aangesteld, loopt het risico te worden weggestuurd: Wat doe jij hier in mijn wijngaard? Ook al had de man misschien de beste bedoelingen.

Toen de Heer Jezus sprak over het gebrek aan arbeiders, spoorde Hij zijn leerlingen niet aan om anderen bij het werk te betrekken, maar te bidden, dat God arbeiders zou uitzenden. Roeping kan op een spectaculaire wijze plaatsvinden, zoals bij de apostel Paulus (Handelingen 9:3v, 15), maar deze kan ook geleidelijk zichtbaar worden, zoals bijvoorbeeld bij Timotheüs (Handelingen 16:3; Filippenzen 2:19v). De wijze waarop de roeping plaatsvindt is niet van belang, maar wel dat ze plaatsvindt en ook bevestigd wordt door Gods kinderen (zie Handelingen 13:2-3; verg. 1 Samuël 3:20). Wie zich waagt aan een bediening, zonder een roeping, gaat zonder het nodige mandaat.

Helaas zagen wij het op dit punt in onze omgeving ooit ernstig misgaan. Enthousiaste mensen, die met een meer romantische, dan realistische visie en een sterke wil op hun doel afkoersten, zelfs ten koste van de eenheid in de eigen gemeente. Ogenschijnlijk leken zij, na zekere tijd, de wind in de zeilen te hebben, maar hun schip sloeg na enkele jaren jammerlijk tegen de klippen, met veel schade en verdriet tot gevolg. Nee, roeping en het opnemen van een bediening is geen ‘particuliere aangelegenheid’!

b. Gericht op God

De arbeider in de wijngaard is aangenomen door de eigenaar. Hij is de enige die bepaalt wat er moet gebeuren en hoe er gewerkt dient te worden. Het loon voor de prestatie wordt ook alleen door de eigenaar uitbetaald. Als een werker in Gods wijngaard zijn doen en laten door eigen inzichten of voorkeur, of door die van anderen, laat bepalen, kan hij geen dienaar van Christus zijn (Galaten 1:10; Psalm 123:2). ‘Hoe kunt gij tot geloof komen, gij, die eer van elkander behoeft en de eer, die van de enige God komt, niet zoekt?’ (Johannes 5:44).

Om die reden dient een werker in Gods wijngaard iemand te zijn die gehecht is aan zijn Heer. Dit zal zich uiten in een leven van gebed en liefde en ontzag voor Gods Woord. Werkers die hun gebedsleven verwaarlozen of afdwalen van Gods Woord, zullen uiteindelijk meer schade teweegbrengen in de dienst van God, dan er tot opbouw zijn. Jeremia 8:9 zegt: ’Het woord van de HEER hebben zij verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben?’ De Heer Jezus sprak in de wereld, wat Hij van de Vader gehoord (Johannes 8:26), geleerd (Johannes 8:28) en bij de Vader gezien had (Johannes 8:38). Daarom kon Hij ook zeggen: ’Ik doe altijd wat Hem behaagt’ (Johannes 8:29). Zie ook Zijn afhankelijkheid van de Vader, zoals beschreven in Jesaja 50:4! ‘God heeft geen welgevallen aan de kracht van het paard, noch behagen in de benen van de man (eigen kracht), maar Hij heeft welbehagen in wie Hem vrezen (Psalm 147:10-11). Zij, die in het vlees zijn, kunnen God niet behagen!

Uit persoonlijke ervaring weet ik, dat het werk je zodanig kan opeisen, dat afzondering om stil te worden voor God erbij gaat inschieten. Dan val je terug op eigen kracht en eigen inzichten. Op een dag werd ik er met een schok bij bepaald: Jij leest de Bijbel om anderen te onderwijzen, maar hoe ontvankelijk ben je zelf eigenlijk voor Gods stem en leiding? Ik heb toen radicaal besloten om elke dag een vast aantal delen uit Gods Woord te lezen, niet voor anderen, maar om zelf te worden gevoed. Dat doe ik nu al vele jaren; dat is geen plicht, maar een voorrecht, waaruit al veel zegen voortkwam, voor mijzelf en voor anderen.

c. Gerust in God

Werkers in dienst van de Heer belanden soms in de zwaarste stormen (vgl. de storm op het meer Markus 5:35v). Er zullen zich situaties voordoen waarin zij zelf geen uitkomst meer zien. Het gebeurt wel dat zij met lede ogen moeten aanzien, dat wat ooit met Gods hulp werd opgebouwd, later weer met de grond gelijk gemaakt wordt. Mensen die bereikt werden met het Evangelie, zien zij weer afdwalen of zich zelfs tegen hen keren. Een werker kan het mikpunt worden van kritiek, waar soms ook waarheid in zit. Dan komt die kritiek het hardste aan. Er kunnen zich ook materiële noden voordoen, waarvoor hij zelf geen oplossing ziet. Onder dergelijke omstandigheden kan hij gaan vertwijfelen, zelfs wanhopig worden en zijn roeping of bekwaamheid in vraag stellen. Een werker kan zelfs in een depressie belanden (zie Elia 1 Koningen 19:1-5). In dergelijke omstandigheden komt het erop aan te kunnen vertrouwen op God.

’Wie onder u vreest de HERE, wie hoort naar de stem van zijn knecht? Wanneer hij in diepe duisternis wandelt, van licht beroofd, vertrouwe hij op de naam des HEREN en steune op zijn God!’ (Jesaja 50:10) Ook de apostelen kenden tijden, waarin zij meenden ten onder te gaan. Maar God liet dit toe, opdat ze zouden leren niet op zichzelf te vertrouwen, maar op God, die de doden opwekt (zie 2 Korinthe 1:8v). Door lijden heen, leren Gods dienaren steeds beter te beseffen, dat het niet gaat om eigen eer, prestaties of successen, maar slechts om Hem te voldoen, door wie hij aangeworven is (2 Timotheüs 2:3-4).

Ook ondergetekende heeft, door stormen heen, door schade en schande, door verdriet en teleurstellingen, moeten leren, bijleren en afleren. Soms was het stikdonker om hem heen. Hij heeft zelf gefaald, maar ook, met Gods hulp, overwinningen behaald en, door alles heen, door Gods genade mogen standhouden en ondervinden dat God getrouw is, zelfs al bleef hij zelf in gebreke (2 Timotheüs 2:13)!

John den Boer

Kader
John den Boer (1954) is van Nederlandse afkomst. In 1973 is hij voor evangelisatiewerk in een jongerenteam, in het kader van de Belgische Evangelische Zending (BEZ) naar België (Turnhout) vertrokken. Sinds 1975 gehuwd met Marga (6 kinderen, 11 kleinkinderen).
T/m zomer 1976 in Turnhout betrokken gebleven bij evangelisatie en gemeenteopbouw.
Van 1976 t/m 1979 opleiding aan de Bijbelschool te Leuven (België).
Van 1979-1980 evangelisatie en gemeente-stichtend werk (naast een werk in de maatschappij).
Vanaf september 1980 tot op heden betrokken bij evangelisatie, gemeentestichting, gemeenteopbouw, pastoraat, prediking en onderricht op diverse plaatsen.