De troon Zijner heerlijkheid (2)
In een drietal typeringen willen we kijken naar het 'oordeel' dat over de wereld en in dit geval over de mensheid in het bijzonder zal komen.
1. De rechterstoel van Christus
2. De troon Zijner heerlijkheid
3. De grote witte troon
Schreven we over de rechterstoel van Christus en zagen we daar onszelf met al de gelovigen aan het begin van de Grote Verdrukking voor geplaatst en beoordeeld worden. Nu letten we op wat we noemen `de troon Zijner heerlijkheid'. Dit is de troon van David (Lukas 1:31-33). We zijn dan inmiddels wat opgeschoven in de tijd en zijn aan het einde van de Grote Verdrukking gekomen. Dat is vlak voor het moment dat het vrederijk onder de heerschappij van onze Heiland aanbreekt. Hij komt om Zijn koninkrijk op te richten.
We lezen Mattheus 25:31-33: "Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand".
Rondom deze troon Zijner Heerlijkheid zien we de volken verzameld. Geen individuele mensen maar volken en deze volken worden geoordeeld, het scheiden van de bokken en de schapen. Er wordt gekeken naar de houding van deze volken. Hoe hebben ze zich opgesteld jegens `de minste mijner broeders' (Matth. 25:40, 45). Nu is het belangrijk te weten wie `die minste Mijner broeders' zijn. Gaat het hier om de gemeente? Sommigen zijn geneigd daar met ja op te antwoorden. Toch is dat mijns inziens niet juist. De gemeente immers zal met de Here Jezus van de hemel, waar het bruiloftsfeest heeft plaatsgevonden, mogen neerdalen en met Hem op tronen gezeten zullen zij heerschappij voeren. Openbaring 19 laat ons zien hoe de heerscharen die in de hemel zijn, de Here Jezus volgen naar de aarde en Openbaring 20:4 laat ons zien dat we ons met Christus op tronen mogen zetten.
Met de `minste Mijner broeders' doelt de Here Jezus op Zijn broeders naar het `vlees'. Het volk Israël heeft door de eeuwen heen ontzettend geleden. Wie iets van de politieke en geestelijke strijd van vandaag verstaat, begrijpt dat dit volk nog veel zorg en lijden staat te wachten. Daarom spreekt de Schrift over een korte periode, we noemden die al, de Grote Verdrukking. In Jeremia 30:7 wordt gesproken over `Jacobs benauwdheid'. Het volk zal doelwit worden van een ongekende haat en boosheid, velen zullen in die dagen omkomen. Maar er zal ook een Godvrezend overblijfsel zijn. Zij zullen hun Koning zien komen en zien `die zij doorstoken hebben'. Hoe de volken gehandeld hebben jegens dit volk, de `minste Mijner broeders' zal uitgangspunt voor het oordeel voor de troon Zijner heerlijkheid zijn.
Waarom wordt hier gesproken van de troon Zijner heerlijkheid? Omdat de Here Jezus gekend werd als de man van smarten, gebukt ging onder hoon en spot. Zowel Zijn volk als de overige volken hebben Hem niet gekend en geëerd, maar op dat aanstaande moment zal ieder Zijn heerlijkheid aanschouwen en Hem moeten erkennen als Koning en Heer.
Zoals geschreven, de volken zullen geoordeeld worden op grond van hun handelwijze t.a.v. Gods volk Israël. Tot hen die zich voor Zijn volk ingezet hebben, wordt gezegd: `Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af" (Matth. 25:34). Dit is het koninkrijk waar menig profeet van getuigde. Hier gaat het om het Vrederijk, dat nog niet is, maar dan in heerlijkheid openbaar zal worden. Hier denken we aan het Duizendjarig Vrederijk, waarover we in Openbaring 20 lezen. Het gaat dus niet om het eeuwige leven, maar om de toegang tot het Messiaanse rijk. We lezen ook: `Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur' (Matth. 25:41). Een vreselijk woord, daarom ook zo ernstig. Moeten we onszelf niet onderzoeken, wat is onze houding, wanneer het om Israël of beter om de Israëliet en de Jood gaat?
Straks daalt Koning Jezus, op de wolken neer
Ieder zal dan belijden: Hij alleen is Heer
Als zij Hem aanschouwen in Zijn heerlijkheid
Buigt een elk zich neder, voor Zijn majesteit.
(Bundel Joh. de Heer 907:1)
ds. Henk Schouten
1. De rechterstoel van Christus
2. De troon Zijner heerlijkheid
3. De grote witte troon
Schreven we over de rechterstoel van Christus en zagen we daar onszelf met al de gelovigen aan het begin van de Grote Verdrukking voor geplaatst en beoordeeld worden. Nu letten we op wat we noemen `de troon Zijner heerlijkheid'. Dit is de troon van David (Lukas 1:31-33). We zijn dan inmiddels wat opgeschoven in de tijd en zijn aan het einde van de Grote Verdrukking gekomen. Dat is vlak voor het moment dat het vrederijk onder de heerschappij van onze Heiland aanbreekt. Hij komt om Zijn koninkrijk op te richten.
We lezen Mattheus 25:31-33: "Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand".
Rondom deze troon Zijner Heerlijkheid zien we de volken verzameld. Geen individuele mensen maar volken en deze volken worden geoordeeld, het scheiden van de bokken en de schapen. Er wordt gekeken naar de houding van deze volken. Hoe hebben ze zich opgesteld jegens `de minste mijner broeders' (Matth. 25:40, 45). Nu is het belangrijk te weten wie `die minste Mijner broeders' zijn. Gaat het hier om de gemeente? Sommigen zijn geneigd daar met ja op te antwoorden. Toch is dat mijns inziens niet juist. De gemeente immers zal met de Here Jezus van de hemel, waar het bruiloftsfeest heeft plaatsgevonden, mogen neerdalen en met Hem op tronen gezeten zullen zij heerschappij voeren. Openbaring 19 laat ons zien hoe de heerscharen die in de hemel zijn, de Here Jezus volgen naar de aarde en Openbaring 20:4 laat ons zien dat we ons met Christus op tronen mogen zetten.
Met de `minste Mijner broeders' doelt de Here Jezus op Zijn broeders naar het `vlees'. Het volk Israël heeft door de eeuwen heen ontzettend geleden. Wie iets van de politieke en geestelijke strijd van vandaag verstaat, begrijpt dat dit volk nog veel zorg en lijden staat te wachten. Daarom spreekt de Schrift over een korte periode, we noemden die al, de Grote Verdrukking. In Jeremia 30:7 wordt gesproken over `Jacobs benauwdheid'. Het volk zal doelwit worden van een ongekende haat en boosheid, velen zullen in die dagen omkomen. Maar er zal ook een Godvrezend overblijfsel zijn. Zij zullen hun Koning zien komen en zien `die zij doorstoken hebben'. Hoe de volken gehandeld hebben jegens dit volk, de `minste Mijner broeders' zal uitgangspunt voor het oordeel voor de troon Zijner heerlijkheid zijn.
Waarom wordt hier gesproken van de troon Zijner heerlijkheid? Omdat de Here Jezus gekend werd als de man van smarten, gebukt ging onder hoon en spot. Zowel Zijn volk als de overige volken hebben Hem niet gekend en geëerd, maar op dat aanstaande moment zal ieder Zijn heerlijkheid aanschouwen en Hem moeten erkennen als Koning en Heer.
Zoals geschreven, de volken zullen geoordeeld worden op grond van hun handelwijze t.a.v. Gods volk Israël. Tot hen die zich voor Zijn volk ingezet hebben, wordt gezegd: `Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af" (Matth. 25:34). Dit is het koninkrijk waar menig profeet van getuigde. Hier gaat het om het Vrederijk, dat nog niet is, maar dan in heerlijkheid openbaar zal worden. Hier denken we aan het Duizendjarig Vrederijk, waarover we in Openbaring 20 lezen. Het gaat dus niet om het eeuwige leven, maar om de toegang tot het Messiaanse rijk. We lezen ook: `Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur' (Matth. 25:41). Een vreselijk woord, daarom ook zo ernstig. Moeten we onszelf niet onderzoeken, wat is onze houding, wanneer het om Israël of beter om de Israëliet en de Jood gaat?
Straks daalt Koning Jezus, op de wolken neer
Ieder zal dan belijden: Hij alleen is Heer
Als zij Hem aanschouwen in Zijn heerlijkheid
Buigt een elk zich neder, voor Zijn majesteit.
(Bundel Joh. de Heer 907:1)
ds. Henk Schouten