De smeekbede van een stervende

P de Bruin • 76 - 2000/01 • Uitgave: 17
Hij was een man die was opgegroeid in een zeer orthodox milieu. In het gezin waaruit hij voortkwam waren de gesprekken die gingen over zaken van geloof somber van toon. Geloofszekerheid en blijheid kwamen in die gesprekken niet voor. Men durfde daar Gods beloften van verzoening en verlossing en van een eeuwig leven zich niet toe te eigenen. Als God die zaken niet voor je had bestemd dan kon je 'met een gestolen Jezus in de hel terechtkomen'. Een jongen die in dat gezin was geboren heb je leren kennen toen hij reeds lang volwassen was. Hij was iemand met een levensstijl die niet lag in het verlengde van zijn opvoeding. Sinds hij de ouderlijke woning had verlaten hadden Wijntje en Trijntje het panorama van zijn leven enthousiast ingetekend. Jarenlang leefde hij als een boekanier.

Hij werd ouder. Hij veranderde. Hij veranderde zelfs zo dat hij als een verloren zoon terugkeerde in het nest van zijn voorgeslacht. Het maakte hem niet vrolijker. De eens zo losbandig levende werd op den duur een sombere in zichzelf gekeerde man. Je kende hem heel goed. Je wist dat die somberheid werd veroorzaakt door zijn vrees de zonde tegen de Heilige Geest te hebben bedreven, de zonde waarvoor geen vergeving mogelijk is. Het is de zonde zoals bijvoorbeeld die farizeeën hebben begaan die Jezus hadden herkend als de beloofde Messias maar van Hem zeiden: "Hij heeft een onreine geest". De angst dat hij door zijn wijze van leven die vreselijke zonde zou hebben begaan verstikte zijn leven. Je vermoedde dat hij onbewust zijn zondige verleden onder de noemer van die zware zonde had gebracht.

Een dag voordat hij stierf had je hem in het ziekenhuis bezocht. Lichamelijk verzwakt lag hij hulpeloos in het bed dat zijn sterfbed zou worden. Zijn geestelijke nood was echter heel wat groter dan zijn lichamelijke nood. Hij wist dat zijn leven teneinde liep. Zijn angst de zonde tegen de Heilige Geest te hebben bedreven bleef hem tot zijn stervensuur achtervolgen. Die angst was zijn echte doodsnood. Hij hoopte op de hemel, maar vreesde de hel. Door ademnood en algehele lichaamszwakte kon hij alleen nog maar fluisteren en dat fluisteren was uitsluitend gericht tot God. Amper hoorbaar klonk het al maar door: "Genade Here… genade Here… genade Here".

Met een "Genade Here" eindigde de volgende dag zijn aardse leven. Iemand die de zonde tegen de Heilige Geest heeft bedreven bidt niet meer. Die stervende man bad.

Pé de Bruin