De schapen

Nol Esmeijer • 77 - 2001/02 • Uitgave: 17
Vier weken geleden schreef ik het een en ander over "De herder en de schapen". Veertien dagen geleden ging het over "De herders" alleen en nu is de beurt aan de schapen. Schapen zijn in de Bijbel heel vaak: de mensen van God. Zoals schapen behoren tot een kudde, zo vormen Gods kinderen een gemeenschap. En evenals schapen zonder een herder de kans hebben om te dwalen, hebben kinderen Gods leiding nodig. Al deze en nog veel meer zaken worden door de Here Jezus gezien als Hij zegt in o.a. Marcus 6:34: "En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote schare en werd met ontferming bewogen, omdat zij waren als schapen, die geen herder hebben,…".

DE SCHAPEN ZIJN WIJ
Er wordt nergens in de Bijbel geleerd/gezegd dat wij zo simpel zijn als schapen. De Bijbel geeft een heel ander beeld van ons mensen: wij hebben een eigen wil, wij worden nergens toe gedwongen, wij moeten keuzes maken voor de Here God. Schapen hebben deze en andere vrijheden niet. De vraag aan ons mensen is steeds: maken wij wel gebruik van de menselijke mogelijkheden. Er moet toch - als het hierboven staande waar is - een groot. een heel groot onderscheid zijn tussen schapen en mensen!

De tekst die ik in de inleiding gebruikte uit Marcus 6, maakt dit meteen reeds duidelijk: want Jezus zag een grote schare (van mensen) en die was als schapen, die geen herder hebben. Daarom kon Jesaja al zeggen: “Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg…". - Jesaja 53:6. Daar wordt geen enkel onderscheid gemaakt. Er zijn geen mensen, die een beetje meer op een eigen weg zijn gegaan dan anderen die het nog wel aardig deden. De wetten van het Koninkrijk der Nederlanden zijn niet hetzelfde als Gods Wet. Wij hebben erg vaak de gedachte: als we niet aan de buitenkant over de schreef zijn gegaan, valt het nog wel een beetje mee. Maar er staat in Jesaja, dat wij allen dwaalden. In Rom. 3:23 staat: "Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods." Wij zijn het allemaal.

Daarom staat er ook in Jesaja 53:6, dat de HERE ons aller ongerechtigheid op Hem heeft doen neerkomen. Daar was ook uw ongerechtigheid bij. De grote vraag is of wij dat hebben aangenomen, of wij dat vertrouwen en geloven?

DE SCHAPEN KENNEN DE HERDER
Er staat in Johannes 10, dat er twee oorzaken zijn waardoor schapen de herder kennen.
Allereerst is het, hoe de herder binnenkomt. "Maar wie door de deur binnenkomt, is de herder der schapen." - vers 2.
Weten doen wij het niet, hoe de schapen in de gaten hebben, dat de herder door de deur naar binnen komt. Maar de schapen weten het. Zij zijn gerust als ze hem maar zien.

En het tweede is een nog geweldiger boodschap: "De schapen volgen de herder, omdat ze zijn stem kennen."

Er staat in dit bijbeldeel, dat de herder zijn eigen schapen bij name kent. De schapen weten op de een of andere manier, dat zij door deze herder bij hun naam worden geroepen. En zij luisteren ernaar. Luisteren is niet alleen verstaan wat Hij zegt, luisteren is ook doen wat Hij zegt; opvolgen wat Hij wil. Daar zit ons grootste mankement. Misschien is daarom de bijbelse brief van Jacobus niet zo populair. Hij heeft het zeer vaak over 'het doen der dingen'. Wij kunnen wel erg veel weten, maar als het niet verder komt dan alleen 'weten', kunt u met alles wat u weet nog verloren gaan. U moet het doen en begin dan bij het begin, u moet de Heiland aannemen; dat is het begin.

DE SCHAPEN ZIJN OFFERDIEREN
Natuurlijk zijn er nog andere dieren, die in de voorschriften van Israël worden genoemd als offerdieren. Het is echter opmerkelijk dat veelal die andere dieren worden genoemd samen met het schaap. Maar de schapen worden ook vaak als enig offerdier genoemd. Lees eens wat er geschreven wordt in Numeri 28:1-10. Daar kunt u leren, dat één schaap als vuuroffer alles uit maakt.

Wij, Gods kinderen, zijn die offerdieren. "Maar ook indien ik word geplengd bij de offerande en eredienst van uw geloof, verblijd ik mij, en ik verblijd mij met u allen" (Filippenzen 2:17). En in 2 Timotheus 4:6? "Want wat mij (= Paulus) aangaat, reeds word ik als plengoffer geofferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur."

Dit laatste citaat maakt duidelijk dat Paulus op het punt staat te sterven. De offerande, die wij mogen brengen aan anderen, is ons leven. Wanneer wij denken dat er redding is door het citeren van bijbelteksten dan is dat helemaal mis. Wij moeten er ons leven naast leggen. U leest van Paulus: hij verblijdt zich over de offerande van zijn leven.

En u, waarover bent u verblijd? Bent u het al over de redding, over het behoud van de ander? Bent u een gelovige, die aan de redding van de ander denkt, ervoor bidt? Of bent u zelf nog niet zover?

Ga dan, nu het nog kan en… mag, tot de Here Jezus en neem Hem aan!

Nol Esmeijer