De roeping van de bruidsgemeente

Hugo Bouter • 78 - 2002/03 • Uitgave: 19
Wie is die Man?

De ontmoeting tussen Isaäk en Rebekka vond plaats in het Zuiderland, d.i. de Negebwoestijn, niet ver van de put Lachai-Roï (zie hoofdstuk 3). Op de vraag van Rebekka: 'Wie is die man daar, die ons tegemoet komt in het veld?', gaf de knecht onomwonden te kennen: 'Dat is mijn heer'. Daarop nam Rebekka haar sluier
en bedekte zich (vs. 62-65).

De les voor ons is dat wij onder de leiding van de Heilige Geest onze Here ontmoeten 'bij de bron'. Als de Geest ons Zijn heerlijkheid toont vanuit het Woord, vindt er een 'ontmoeting' plaats waarbij wij ons voor Hem neerbuigen en ons geheel en al aan Hem toewijden. Dat gebeurt reeds tijdens ons leven hier op aarde, doordat wij Hem leren zien met het oog van het geloof. Wij realiseren ons dat wij Zijn eigendom zijn en dat wij voortaan alleen voor deze Man mogen leven (vgl. Rom. 7:4). Het bedekken met de sluier brengt dit op symbolische wijze tot uitdrukking.

De daadwerkelijke ontmoeting tussen Christus en de Gemeente vindt echter pas plaats aan het einde van deze bedeling. De Geest en de bruid worden dan weggenomen van deze aarde. Wij zullen straks van de aarde worden weggevoerd, 'de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen' (1 Thes. 4:15-18). Maar dat is niet het onderwijs van Genesis 24.

Het gaat bij de beelden van het Oude Testament steeds om de praktische kant van ons geestelijk leven. Wij 'ontmoeten' de Here op de plaats waar Hij ons samenbrengt rondom Hemzelf, waar Zijn Woord centraal staat. Dat bewerkt het verlangen om ons zonder enige reserve aan Hem toe te wijden. Het resultaat daarvan is een leven in Zijn dienst.

Wie dorst heeft, mag komen en drinken om niet!
Zo roepen de Geest en de bruid.
Slechts hij die zijn ziel met die stroom overgiet,
rust eens aan Gods Vaderhart uit.


Hugo Bouter