‘De psalmen lees ik iedere dag’

Marianne Glashouwer-van der Lugt • 81 - 2005/06 • Uitgave: 10
‘Dietrich Bonhoeffer in een brief aan Eberhard Bethge vanuit zijn gevangeniscel 15 mei 1943

”Op de morgen tussen 5 en 6 uur werden de gevangenen uit hun cellen gehaald. Door de halfgeopende deur van de cel zag ik ds. Bonhoeffer in innig gebed voor zijn God knielen. De volkomen overgave in gebed van deze buitengewoon sympathieke man heeft me helemaal van mijn stuk gebracht. Ook bij de plaats van terechtstelling bad hij nogmaals, en toen stapte hij moedig en kalm de trap op naar de galg. De dood volgde na enkele seconden. Ik heb in mijn bijna 50 jarige arbeid als arts nog nooit een man zo volkomen overgegeven aan God zien sterven”.
Het is 60 jaar geleden dat Dietrich Bonhoeffer zijn verzet tegen Hitler met de dood moest bekopen. In de vroege ochtend van 9 april werd hij opgehangen in concentratiekamp Flossenbürg. De kamparts was erbij aanwezig en hij getuigt er later van. Het gebeurde vlak voor het einde van de oorlog. Ze konden de kanonnen van de Russische bevrijders al in de verte horen. Dietrich Bonhoeffer is een zeer krachtig mens met ‘een sterk lijf en sterke ziel’ zoals voor komt in zijn gedicht ‘Stemmen in de nacht’. Hij zet zich met volle overgave in voor de kerk, zijn studenten, zijn jongensgroep uit een achterstandswijk in Berlijn en de oecumene.
Daarnaast is hij ook een diepgelovig mens, een man van gebed, maar ook van de daad. Dat blijkt als hij zich tijdens de Tweede Wereldoorlog inzet voor de Bekennende Kirche en de vervolgde Joden. In het gebed vindt hij de kracht om te handelen en er ‘te zijn voor de naaste’. Deze houding zal hem uiteindelijk op het schavot brengen.
Zijn leven was diep verweven met de Psalmen. Hij schrijft in zijn ‘Gebetbuch der Bibel’ (Het Gebedenboek van de Bijbel) dat het aller belangrijkste is dat we ‘de Psalmen iedere keer weer opnieuw in de Naam van Jezus Christus gaan bidden’. We moeten stil worden voor God en als het ware Gods wil inademen. De enige manier om de Psalmen te lezen is in gebed. Hij geeft daarbij zelf het goede voorbeeld. Vanuit zijn gevangeniscel in Tegel, Berlijn schrijft hij op 15 mei 1943 aan zijn vriend Eberhard Bethge: ‘De Psalmen lees ik iedere dag, zoals ik al jaren doe; er is geen boek dat ik zo goed ken en waaraan ik zo gehecht ben.’
Hij schrijft speciaal aan Eberhard en Renathe Bethge, een meditatie over Psalm 54:6: ‘Zie, God is mij een helper, de Here is het, die mij schraagt.’ Hij schrijft dat het voor de ander een troost is om te weten dat de Here helpt. ‘Kunnen wij elkaar beter troosten, kunnen wij elkaar beter bijstaan dan wanneer wij elkaar zó bemoedigend toespreken: maak je geen zorgen om mij, er wordt voor mij gezorgd! Wees niet bang, ik word niet alleen gelaten! Kijk maar, God is mij een helper, een bijstand. Wees getroost, dan word ik ook getroost…. Wat is de bedoeling van dit alles? Om ons voor te bereiden op de dag van Jezus Christus, de dag van zijn toekomst’.
Hij heeft zich zeer verdiept in Psalm 119. Hij schrijft erover in zijn ‘Gebedenboek van de Bijbel’: ‘Bijzonder moeilijk vinden we misschien Psalm 119. Hier helpt ons een heel langzaam, stil, geduldig lezen, woord voor woord, zin voor zin. Dan zien we dat de schijnbare herhalingen toch steeds opnieuw om hetzelfde gaan: de liefde voor Gods Woord. De woorden van de Psalm willen ons een leven lang begeleiden, en in hun eenvoud worden ze tot een gebed voor ons’.
Bonhoeffer leefde vanuit de Psalmen. Het is symbolisch dat zijn ‘Gebetbuch der Bibel’ het laatste boek is dat tijdens zijn leven is uitgegeven in 1939. Daarna kreeg hij een schrijfverbod. Ook is het tekenend voor de manier waarop hij de Psalmen ‘doorbad’ dat hij zijn boekje besluit met ‘de zegen van het morgengebed’. Hij schrijft dat het gebed in de morgen van beslissende betekenis is voor de hele verdere dag. ‘Verzoekingen die de werkdag met zich meebrengt, worden overwonnen als we ze God voorleggen. Beslissingen die ons werk soms van ons vraagt, worden gemakkelijker, als ze niet uit vrees voor mensen, maar alleen voor Gods aangezicht genomen worden. “Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here en niet voor mensen;” Kol.3: 23. We krijgen kracht om te werken, als we God daarom bidden.’

Marianne Glashouwer-Van der Lugt