De profetische rol van de staat Israël (2) Het Messiaanse Rijk: een bekend thema

Gert van de Weerd • 95 - 2019 • Uitgave: 8
Het toekomstige Godsrijk1 is een bekend thema in de Bijbel, vooral in het Oude Testament. In het vorige Zoeklicht hadden we het over on-Bijbelse theorieën die in de loop van de geschiedenis ontstaan zijn met betrekking tot Israël en het duizendjarig vrederijk. Dit keer gaan we meer in op dat komende rijk.

In het Nieuwe Testament getuigt Jezus van dat komende rijk in Lukas 10:9 en Markus 1:15: ‘Hij zei: De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen; bekeer u en geloof het Evangelie’. Velen zijn van mening dat Jezus over een hemels koninkrijk spreekt – geen aards. Dat is onwaarschijnlijk. In die tijd leefde er onder de Joden namelijk een sterke verwachting dat de Messias zou komen en het rijk van David en Salomo hersteld zou worden2.

Richten tot de heidenen
Als gesproken werd over een toekomstig Godsrijk, dan betrof dat het Messiaanse Rijk; een ander toekomstig Godsrijk kende men niet! Als Jezus een hemels rijk bedoelde, had hij dat beslist duidelijk uitgelegd, maar dat deed Hij niet. Elke ware Jood keek uit naar dat Messiaanse Rijk. In die fase van Jezus’ bediening was Zijn prediking daarom exclusief gericht op het volk Israël. ‘U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël. En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen’ (Mattheüs 10:5-7). Pas later toen de Joden Jezus afwezen, sprak Hij van een ander rijk; van een koninkrijk dat niet van deze wereld is. ‘Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Als Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden overgeleverd zou worden, maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier’ (Johannes 18:36). Dat andere koninkrijk kreeg gestalte in de gemeente van Christus. Vandaar dat Jezus, vanaf het moment dat de beslissing viel om Zich tot de heidenen te richten, de discipelen verbood over dit koninkrijk te spreken (Mattheüs 16:20 en Lukas 9:21). Het was immers een geheimenis!3 (Romeinen 16:25-26, Efeze 3:2-6).

Een domme vraag
Dat komende Godsrijk komt ook ten sprake in Handelingen 1, waar de discipelen Jezus vragen: ‘Heere, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk3 weer herstellen?’ (vers 6). Veel verklaarders noemen dit een domme vraag, maar dat kan niet waar zijn. Want in Lukas 24:45 wordt over de discipelen gezegd: ‘Toen opende Hij (Jezus) hun verstand zodat zij de Schriften begrepen’. Vanaf die tijd waren Jezus’ discipelen Bijbelkenners. Dus stelden zij een legitieme vraag. Jezus bestraft hen ook niet, maar zegt dat de beslissing tot stichting van het Messiaanse Rijk bij Zijn Vader ligt en nog niet is gevallen (Handelingen 1:7).

We hebben nu een basis gelegd om de stap naar het oude volk in het heden te maken. Wat is hun huidige rol op weg naar de eindtijd? Wel, zij zijn de kanarie in de kolenmijn. Aan Israël kun je namelijk zien of de eindtijd voor de deur staat. Dat is eenvoudig hard te maken middels de profetie van Ezechiël 37 – Het Dal van de Dorre Doodsbeenderen.
God voert Ezechiël naar een dal vol beenderen (37:1). Daar is hij getuige van verbijsterende gebeurtenissen, want die beenderen voegen zich op Gods bevel samen tot mensen. Die beenderen typeren het volk Israël (37:11) dat verstrooid en geestelijk dood is (37:4). De opwekking van Israël gebeurt in fasen. Eerst voegen de beenderen zich aaneen, groeit er vlees op, pezen en huid (37:6). Hoewel in vers 6b de belofte klinkt dat God ook de levensadem (SV/HSV: ‘geest’) zal schenken, gebeurt dat nog niet. Het proces stopt (37:8b).

Nationale bekering
De herleving van dit dode volk ving aan in 1948, toen de staat Israël werd uitgeroepen. Dat gebeurt dus in onze tijd. Maar dat proces is niet ten einde, want Gods Geest is nog niet op Israël gevallen: zij kennen Christus niet. Er moet dus een nationale bekering volgen en daar spreekt Ezechiël 37:14 over: ‘Ik zal Mijn Geest in u geven, u zult tot leven komen en Ik zal u in uw land zetten. Dan zult u weten dat Ík, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE’. Het is natuurlijk onmogelijk Gods Geest te ontvangen zonder Jezus. Vers 14 is dus onvervulde profetie, maar het gaat gebeuren, aan het einde van de grote verdrukking, door de Geest van de genade en van de gebeden (Zacharia 12:10). Dan zullen ze Hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben – dus Jezus als hun Zaligmaker aannemen.

Grote scheiding in de eindtijd
We zitten nu in een soort tussentijd. Het lichaam – de staat Israël – is al opgestaan, maar mist Gods Geest en Die is onlosmakelijk verbonden met het geloof in Jezus Christus. Gebeurt er dan niets in deze periode? Jawel; het werk van de Geest gaat door, want de geestelijke aard van Israël verandert. Bij de stichting van Israël speelde de Joodse godsdienst een bijrol. De pioniers van het zionisme waren mensen die socialistische en communistische idealen aanhingen. In hun denken speelden God en de profeten geen rol van betekenis. In die beginjaren werd Israël dan ook een socialistische heilsstaat genoemd. Orthodoxe en ultraorthodoxe joden vormden een kleine minderheid van de bevolking. Maar zie: Het volk Israël keert terug tot het geloof der vaderen! Want heden hangt al een groot deel van de joden het oude geloof aan en dat proces is nog niet ten einde.

Zo verandert Israël en wordt het klaargemaakt voor de eindtijd. Maar, dat proces heeft twee kanten. Want er is ook een deel van Israël dat in toenemende mate liederlijke trekken begint te vertonen. Dat vinden we in en rond Tel Aviv, een stad waar nauwelijks nog morele remmingen bestaan. ‘Wie onrecht doet, laat hij nog meer onrecht doen. En wie vuil is, laat hij nog vuiler worden. En wie rechtvaardig is, laat hij nog meer gerechtvaardigd worden. En wie heilig is, laat hij nog meer geheiligd worden’ (Openbaring 22:11). Dat contrast – Jeruzalem versus Tel Aviv – is een voorbode voor de grote scheiding in de eindtijd. Daarover profeteert Zacharia 13:8-9: ‘Het zal gebeuren, spreekt de HEERE, dat in heel het land twee derde ervan uitgeroeid zal worden en de geest zal geven, en een derde ervan zal overblijven. Ik zal dat derde deel in het vuur brengen en het louteren, zoals men zilver loutert. Ik zal het beproeven, zoals men goud beproeft. Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God.’

Gods kalender
Wij leven vrij dicht bij de eindtijd. Hoe dicht, weet ik niet. Vijf, vijftig, honderd, tweehonderd jaar? Op Gods kalender zijn dat alle korte tijden. Toch denk ik niet dat we nog lang op de komst van Christus moeten wachten. Ik hou me vast aan de woorden van Jezus: ‘Wanneer u al deze dingen zult zien, weet dan dat het nabij is, voor de deur’ (Mattheüs 24:33). Ziet u die dingen ook?... of kijkt u weg?

Samenvattend: Let op Israël en bestrijd het antisemitisme dat weer overal de kop opsteekt. Dat volk is als de kanarie in de kolenmijn, waaraan je kunt aflezen hoe ver de Raad Gods is gevorderd. En, hoewel wij zonder kennis blijven betreffende het precieze moment van de vervulling, gaan we verder met de onwrikbare overtuiging, dat we Hem verwachten en dat God ons verwacht. De tijd zal komen: ‘Heden, indien gij Zijn stem hoort’ (Psalm 95:7).

Gert van de Weerd


1) Ook wel Godsrijk of Duizendjarig Rijk genoemd. 2) Lucas 2:25, 26, 38. 3) Het geheimenis betreft de gemeente, maar daar is het uitstel van het Messiaanse Rijk mee verbonden.