De profetieën spreken

ds. Jac. Schouten • 76 - 2000/01 • Uitgave: 18
In een vorig artikel hebben we beloofd dat we nog eens zouden vermelden hoe het profetisch gebeuren zich gaat voltrekken volgens het profetisch Woord. In deze richting hebben we al enkele artikelen geschreven over de opdracht om - van de afgoden bekeerd- Gods Zoon uit de hemel te verwachten. Dat is de grond van alle profetieën die te maken hebben met de wederkomst van onze Here Jezus Christus. Want heel het profetische gebeuren loopt daar op uit. Zo zien we het in het Nieuwe Testament, maar eigenlijk heel de Bijbel door. Uitzien naar de Verlosser die het grote herstel zal brengen.

Dit uitzien brengt mee dat men Gods Woord gaat bestuderen, om te zien of er al iets van die toekomst zichtbaar wordt. En dat is het nu waar wij ons mee bezighouden. Reeds eerder schreven we over de komende dag des Heren, maar we zullen daar nog op terug komen als we het gaan hebben over de grote verdrukking. Ook schreven we al over de opname van de gemeente.

Dit is een zaak die alle gelovigen moet bezighouden, want dat is het eerste grote profetische gebeuren wat we te wachten hebben. De scheidingslijn gaat dwars door Gods kerk heen, zo leert ons het verhaal van de tien maagden. Maar het loopt ook dwars door gezinnen en families, wat we kunnen lezen in de profetische rede van de Here Jezus (Matth.24). De een wordt aangenomen, de ander zal achtergelaten worden.

Veel van de ons bekende tekenen der tijden zullen pas tot hun volle inhoud komen, nadat de gemeente is opgenomen. Maar dat neemt niet weg dat we vandaag, het is immers de eindtijd, al de opmars naar dit alles meemaken. De ongerechtigheid, welke leidt naar de heerschappij van de antichrist, is alom aanwezig en neemt van dag tot dag toe. Daarnaast denken we aan het hele natuurgebeuren van onze tijd en zeker aan de politieke ontwikkelingen. Dit zijn allemaal zaken waarop we later terug zullen komen.

Maar eerst nu Israël.

"Eén gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat (Rom. 11 vs. 25).

Het belangrijkste teken voor onze tijd is echter het volk Israël, het herstel van dit volk in het land. Daarover staan zulke duidelijke berichten in het boek der profetie, dat eigenlijk al meer dan vijftig jaar het hart van Gods kinderen in gloed hoort te zetten, omdat we daaraan kunnen zien dat de komst des Heren nabij is. Nu wordt er vaak over Israël geschreven in ons blad, maar toch willen we in deze reeks er opnieuw aandacht aan schenken, daartoe gedwongen door de negatieve berichtgeving in sommige kranten.

In het verleden was het zo dat de kerk, in totaliteit, zich alle rechten van Israël toeëigende. Israël was uitgeschakeld en de kerk was daar voor in de plaats gekomen. Een aantal kerken zijn, zij het met enige schroom, daarvan teruggekomen. Maar het is beperkt. Eigenlijk laat men alles zo bestaan, zoals men het theologisch heeft uitgedacht. maar geeft men wel toe dat Israël "wellicht" toch nog een plaats heeft in Gods plan. Er zijn zelfs enkele kerken, en dat is de reden dat we er nu weer over schrijven, die halsstarrig blijven vasthouden dat zij het geestelijk Israël zijn. En al wat er met en om Israël vandaag gebeurt is niets anders dan een politieke zaak. Waar is het mee begonnen?

We zouden iets kunnen zeggen over de bijzondere woorden die Noach spreekt in zijn belangrijke zegen voor zijn zonen: "Geprezen zij de Here, de God van Sem", en even verder "God breide Jafeth uit en hij wone in de tenten van Sem" (Gen. 9 vs. 26.27). Hier wordt duidelijk dat de heilslijn bij Sem begint te lopen. Later, bij de roeping van Abraham wordt ook het land er bij betrokken (Gen. 13 vs. 14). "Want het gehele land, dat gij ziet, zal Ik u en uw nageslacht geven voor altoos". In Gen. 15 worden zelfs de grenzen van het land genoemd. Wat dit laatste betreft zullen, als de Messias komt, de volken rondom een stevig eind terug moeten, want de grenzen van het beloofde land beginnen bij de beek van Egypte, niet te verwarren met de Nijl, en strekken zich uit tot de grote rivier de Eufraat. En hier ligt nu de grond voor alle strijd rondom en met Israël. Een strijd, die al begonnen is in de tenten van Abraham, toen Ismaël, de zoon van Hagar, en de zonen van Ketura, de derde vrouw van Abraham, door Abraham de woestijn werden ingestuurd. God zal hen wel zegenen, maar zij zullen niet delen in de zegen van Abraham. De strijd en de haat van de volken rondom, vinden we omschreven in Ps. 83 vs. 5, waar wij lezen: "Zij zeggen: komt, laten wij hen als volk vernietigen, zodat aan de naam van Israël niet meer wordt gedacht". In deze zelfde psalm lezen we ook de namen van de volken, die dit bedenken. Het is niet zo moeilijk daarin de omliggende volken te zien. We horen in deze psalm ook hoe hun werkelijke streven is: Tegen U (de Here God) hebben zij een verbond gesloten".

Daarom is de strijd in het Midden-Oosten ook een dieper gebeuren dan alleen maar politiek. Deze zelfde volken komen we in de profetie betreffende het eindgebeuren weer tegen. In Zach. 12 vs. 2 zien we hoe de volken rondom bedwelmd zijn door hun grote en eeuwenlang gevoede haat. Maar in Joël 3 zien we hoe deze volken in het gericht zullen komen, vanwege hun houding tegenover Gods volk. Daar zijn trouwens veel meer volken bij betrokken, want er wordt daar gesproken door God "omdat zij mijn erfdeel Israël onder de volken verstrooid hebben, terwijl zij mijn land verdeelden".

Gaan wij nu verder onderzoeken, dan zien we dat de profetieën ten aanzien van het herstel van Israël, als volk en als land, heel de Bijbel door aanwezig zijn. Als zij nog maar nauwelijks tot een volk zijn geworden, verlost uit Egypte, spreekt Mozes hen heel duidelijk toe. In Deut. 28 wordt de zegen en de vloek hen bekend gemaakt. Als zij niet in de geboden des Heren blijven en niet zullen wandelen in Gods wegen, dan zullen zij uiteindelijk het bezit van het land verliezen en daaruit gedreven, tot ballingschap komen. We weten allemaal hoe het is gegaan. Na vele waarschuwingen vanuit de hemel bleef het volk ongehoorzaam aan Gods Woord en werden zij verdreven. Maar is daarmee het einde van Israël gekomen?

Helaas zijn er weinig mensen die doorlezen in het boek Deuteronomium. Want in hoofdstuk 30 staat al een geweldige belofte van terugkeer en herstel. God zal het volk weer terugbrengen in het land. En deze beloften komen we heel de Schrift door tegen, samengevoegd met beloften van herstel. En het eindigt niet bij het Oude Testament, de beloften gaan door in het Nieuwe Testament. In Rom. 11 lezen we dat als de volheid uit de heidenen (de gemeente) binnengaat, dan gaat God met Israël verder. Ook de rede van de Here Jezus in Matth. 24 stelt duidelijk Israël centraal. En als Paulus de vraag stelt of God zijn volk heeft verstoten, klinkt er een duidelijk antwoord: Volstrekt niet. Daarna zet de apostel uiteen hoe of het zal gaan. In hoofdstuk 11 wordt het gezegd dat een gedeeltelijke verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid uit de heidenen binnengaat. Anders gezegd: totdat de gemeente wordt opgenomen. Dan gaat God met Israël verder. En zoals in het begin van de gemeentetijd, toen het evangelie al wereldwijd bekend was, ook de tempeldienst nog steeds doorging en de offers werden gebracht, zo zien we hoe God nu reeds met Israël bezig is, terwijl de gemeente nog op aarde is. Als straks de gemeente is opgenomen, en hoe dichtbij zal dat moment zijn, zullen de bemoeienissen van God met Israël volledig duidelijk worden.

Temidden van dit alles neemt de stad Jeruzalem een grote plaats in. Het is niet voor niets dat de strijd harder wordt nu men in de Arabische landen, maar ook in de vergadering van de Verenigde Naties, over Jeruzalem gaat spreken. Het is op deze plaats meer malen geschreven dat zodra men gaat spreken over de verdeling van Jeruzalem de strijd pas goed begint.

Waarom is Israël zo belangrijk?
Waarom dit zo is lezen we op diverse plaatsen in de Bijbel, maar beslist niet onduidelijk. Bij de inwijding van de tempel in 2 Kron. 6 vs. 6 zegt de Here God: "Maar nu heb Ik Jeruzalem verkoren, opdat Mijn Naam daar zou zijn". En dit gaat zichtbaar worden in de Sjechina, de Goddelijke heerlijkheid, die nederdaalt in de tempel. Het huis van God wordt daarmee vervuld. Op deze wijze is Jeruzalem heel duidelijk aangewezen als de stad van God. Nu komt er ook een moment dat de heerlijkheid Gods zich van Jeruzalem terugtrekt. We lezen dat in Ezech. 10. Maar deze zelfde profeet ziet in hoofdstuk 43 hoe de heerlijkheid des Heren terugkeert. Dat zal zijn in de nieuwe tempel, die in Jeruzalem zal zijn tijdens het duizendjarig rijk. We kunnen wel proberen dit alles te vergeestelijken, maar dat lijkt wel erg moeilijk voor kerken en theologen die pretenderen bijbelgetrouw te zijn. Want, zo zegt Zach. 12 vs. 6 "Jeruzalem zal blijven voortbestaan, op zijn eigen plaats, te Jeruzalem". En de Here Jezus noemt deze stad de stad van de grote Koning. Jesaja zowel als Micha zeggen beiden dat in het komende vredesrijk, als er geen oorlog meer zal zijn en als de grote vrede deze aarde heeft vervuld, vanuit Jeruzalem des Heren Woord over deze aarde gaat en de wet des Heren uit Sion. Hier gaat het om Jeruzalem, het aardse Jeruzalem. Dat is de achtergrond van de strijd, die zich nu aandient. Nog een laatste tekst uit Zach. 1 vs. 17 "Wederom zullen Mijn steden nog overvloeien van het goede; nóg zal de Here Sion troosten, Jeruzalem nóg verkiezen". Nu weten we niet alles en we weten ook niet hoe de strijd zich verder zal ontwikkelen. Er komt nog een tijd dat er toch een soort van vrede komen zal. Maar dat zal slechts kort zijn. Maar dan zal de Here spoedig komen, om de troon van Zijn Vader David in bezit te nemen. Want tegen het Kerstfeest zal het alom weer klinken, de woorden, welke God tot Maria heeft gesproken: 'De Here God zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal als Koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en Zijn Koningschap zal geen einde nemen".

Hoe zal het allemaal gaan? Zo was de vraag welke bij ons kwam. Het is mogelijk voor iedereen die de Bijbel kent, om dit te weten, want de Here is bezig grote dingen te doen. En de gemeente? Wij mogen uitzien. Want spoedig zal de bazuin klinken en de aartsengel roepen. Dan gaan wij naar onze hemelse heerlijkheid om voor altijd bij de Here te zijn. Ziet u daarnaar uit?

ds. Jac. Schouten