De profetieën spreken

ds. Jac. Schouten • 76 - 2000/01 • Uitgave: 9
In het dal van zal de troon der heerlijkheid worden opgericht en daar zal de Koning het oordeel uitspreken over de volken. Een oordeel terzake van het volk Israël, dat Zij onder de volken verstrooid hebben,het niet voor bedoeld. Het is terwijl zij Mijn (Gods) land verdeelden. We weten wanneer de verdeling begonnen is, en nog is het niet voorbij, want binnen korte tijd zullen de volken opnieuw aantreden om het land te verdelen. De conferenties daarover komen weer in het zicht. Maar God zal intreden voor Zin oogappel Israël. En het oordeel komt omdat zij Gods land verdeelden.

Het is een merkwaardig profetisch gegeven. Middenin het evangelie van Mattheüs, tussen de verhalen van de aardse belevenissen van de Here Jezus Christus en de verslagen van het lijden, sterven en de opstanding, zien wij deze profetische lijn. Het zijn de hoofdstukken 23 tot 25.

Het begint met het afscheid van de Here Jezus van het volk Israël, meer nog van de leiders van het volk Israël. Aangrijpend is het om hier te lezen hoe de leiders, de geestelijke leiders, van het volk Israël, bestraft worden. Geestelijk leiderschap is heel belangrijk, en het is een heerlijke genade als de Here daartoe mensen roept. Maar tegelijk is het een belangrijke en ernstige zaak, want de dag komt dat van dit geestelijk leiderschap verantwoording zal moeten worden afgelegd. Hoe staat het met de geestelijk leiders van onze tijd? Wat zullen zij van de Here te horen krijgen? Deze afstraffing van de leiders van Israël krijgt een vervolg in een gesprek van de Here met de discipelen over de prachtige tempelgebouwen. Daarbij maakt de Here bekend dat van die prachtige tempel geen steen op de andere zal blijven. Dit zal een schokkende zaak zijn geweest voor deze door-en-door Joodse mannen. En de vraag brandt op hun lippen wannéér dat zal geschieden. En dan volgt de beroemde, maar ook ernstige, redevoering van de Here Jezus, waarbij Hij de geheimen van de toekomst voor deze discipelen ontsluit.

De Here begint met het vermelden van de verwoesting van Jeruzalem, die enkele tientallen jaren later zal plaatsvinden, om dan door te gaan met een hele reeks gebeurtenissen, die in de eindtijd zullen geschieden. Uiteindelijk wordt hier ook verwezen naar de opname van de gemeente, doordat de Here heel duidelijk zegt dat de een zal worden aangenomen, de ander zal worden achtergelaten. Als treffend voorbeeld vertelt de Here hier de gelijkenis van de tien maagden. Als de Bruidegom komt en de roep klinkt om Hem tegemoet te gaan, blijkt er een kloof dwars door Gods kerk te lopen. Hoe ernstig klinkt het woord: "Vijf waren wijs, vijf waren dwaas". De Here eindigt deze gelijkenis met de woorden: "Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur".

In dat alles wat de Here bekend maakt gaat het steeds meer naar het einde. De grote verdrukking wordt door de Here aangekondigd. Maar dan, als deze voorbij is, of wellicht ten einde loopt, verschijnt de Here in alle kracht en volheid.

Dat is de dag van Zijn wederkomst als Zijn voeten zullen staan op de Olijfberg. Het volk Israël is dan in grote benauwdheid. De profeet Jeremia zegt: "een tijd van benauwdheid is het voor Jakob; maar daaruit zal hij gered worden". Als de benauwdheid zo groot is dat er sprake is van een dieptepunt (Zach. 14) zal de Here verschijnen om het volk te redden en hen vrede te brengen.

DAN KOMT HET VOLKERENGERICHT
Hier doet zich een moeilijkheid voor. Er zijn mensen die denken dat dit het laatste oordeel is, waarvan de Bijbel spreekt in meerdere profetieën. Toch is er een duidelijk verschil met wat Openbaring 20 schrijft. Daar zijn het de doden die voor de grote witte troon staan. Doden die door het dodenrijk, de dood en de zee zijn teruggegeven. Maar dit zijn individuen. Mensen die verantwoording moeten afleggen van hun leven. De boeken worden dan geopend en ook het boek des levens.

In Mattheüs 25 is het anders. Hier is het de troon der heerlijkheid die wordt opgericht, als de Zoon des mensen komt in Zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem. Het oordeel betreft hier geen individuen, maar volken. Totale volken vallen hier onder het oordeel van de Zoon des mensen. Reeds het noemen van de titel van de Here Jezus, Zoon des mensen, in Daniël 7 genoemd, maakt ons duidelijk dat het hier om de Koning van Israël gaat, de Koning-Messias. Er volgt dan een merkwaardige omschrijving. De Koning spreekt hier in de Ik-vorm. Om het duidelijker te zeggen: De Here vereenzelvigt zich hier met het volk Israël. Koning en volk zijn één. Deze koning van Israël zal de volken oordelen.

De zaak waar het om gaat, is deze: "Wat gij de minste Mijner broeders hebt gedaan (of: niet gedaan), hebt gij Mij gedaan (of: niet gedaan). Er zal grote verbazing zijn onder de volken. Want wanneer is dat geschied? De vraag is of dit bedoeld is over de laatste periode, waar de volken zullen optrekken naar Jeruzalem, en alles wat daaraan vooraf gaat, zoals wij in deze tijd zien of dat wellicht de hele geschiedenis wordt bedoeld. Er is, in de loop der eeuwen Israël onnoemelijk veel leed toegebracht. Vanaf ongeveer de tweede eeuw tot in onze tijd toe.

Daarvoor worden de volken geoordeeld. Israël is immers Gods oogappel.

Ten aanzien van deze zaken zegt de Here God in Zach. 1 vs. 15: "Maar Ik ben zeer toornig op de overmoedige volken, die, terwijl Ik maar een weinig vertoornd was, meehielpen ten kwade". God had gezegd dat Israël, als zij ongehoorzaam zouden zijn aan de geboden en de wet, de zegen van het land zou verliezen. Ze zouden er uit gedreven worden. Maar de volken hebben, zonder dat zij daartoe van God opdracht hebben gekregen, meegeholpen ten kwade. Zij hebben Israël al dat leed, dat in de loop der eeuwen tot een zware last is geworden voor Israël, over dit volk heen gebracht. Daarom worden volken geoordeeld. We komen dit zelfde oordeel ook tegen in Joël 3. We lezen daar dat de volken afgevoerd zullen worden naar het dal van Josafat. Let wel, dat is iets wat nog moet gebeuren en wat spoedig zal gebeuren.

In het dal van Josafat zal de troon der heerlijkheid worden opgericht en daar zal de Koning het oordeel uitspreken over de volken. Een oordeel terzake van het volk Israël, dat zij onder de volken verstrooid hebben, "terwijl zij Mijn (Gods) land verdeelden". We weten wanneer de verdeling begonnen is, en nog is het niet voorbij, want binnen korte tijd zullen de volken opnieuw aantreden om het land te verdelen. De conferenties daarover komen weer in het zicht. Maar God zal intreden voor Zijn oogappel Israël. En het oordeel komt omdat zij Gods land verdeelden. Het land dat God geschonken heeft tot een eeuwige bezitting aan het volk Israël.

Toch zijn er ook volken die de toets kunnen doorstaan. We hebben de indruk dat dit zelfs onwetend en misschien wel onbewust is gebeurd. Zij zullen mogen binnentreden in het Koninkrijk. Het Koninkrijk is het Koninkrijk van Christus dat straks zal verschijnen op deze aarde. Het Duizendjarig Vrederijk. Een periode van ongekend geluk en heerlijkheid. Dan zal Christus Koning zijn.

De andere volken zullen van dat rijk uitgesloten worden en de eeuwige straf ondergaan. Dit gedeelte uit Matth. 25 wordt ook wel eens gebruikt als het thema voor de prediking en ook voor evangelisatietoespraken. Maar daar is het niet voor bedoeld. Het is een profetische gegeven, waarin de Here geweldige dingen duidelijk maakt. In deze tijd zal niemand behouden worden omdat hij of zij voor anderen goed is geweest en hen verzorgd heeft in alle moeilijke zaken in Matth. 25 genoemd. Sommige mensen zoeken deze minste broeders van de Here in allerlei mensen die het moeilijk hebben, zoals zieken, berooiden, gevangenen en vluchtelingen. Hoewel we niet willen ontkennen dat dit een goed werk is en zelfs een Christelijk werk, gaat het in dit gedeelte daar niet over. Niemand wordt op grond van deze zaken behouden voor de eeuwigheid. Daartoe is maar één weg, het verzoeningswerk van de Here Jezus Christus, verricht aan het kruis van Golgotha.

Met deze profetie eindigt de Here Jezus deze geweldige dingen, die beginnen zijn afscheid van Israël, in Matth. 23, maar uitlopend op Zijn terugkomst in Israël, in Matth. 25.

En vol verbazing, maar ook vol berouw, zo laat Zacharia 12 ons zien zal Israël zijn Koning ontvangen. Zij zullen Hem zien, Die zij doorstoken hebben, en zich voor Hem buigen. En onder leiding van deze Koning zal Israël gevoerd worden tot de top der naties. En vanuit Jeruzalem zal het woord des Heren klinken over de ganse aarde en Gods wet zal vanuit Sion weer verkondigd worden. En dan zal de ganse aarde vol zijn van de kennis der Heren. Want de ware Vredevorst zal regeren.

ds. Jac. Schouten