De profeet Amos (2)

Gert van de Weerd • 90 - 2014 • Uitgave: 10
De profeet Amos spreekt in hoofdstuk 1 en 2 een aantal oordelen van God uit. Die betreffen: Syrië, de bond van Filistijnse stadstaten (Gaza, Asdod, Askelon en Ekron), Tyrus, Edom, Ammon en Moab, Juda en Israël. In feite omvat dat het gehele gebied van het oude Israël onder koning David en de aangrenzende buurlanden. Schokkend is dat Israël en Juda in één adem met de heidense landen genoemd worden.

Dat was nieuw, want in de geschiedenis daarvoor werd Israël altijd apart behandeld en daaruit blijkt de uitverkoren status van dit volk. Is er dan wat veranderd? Jazeker, want de profetie van Amos markeert een belangrijk moment in de heilsgeschiedenis; het verbond tussen God en Zijn volk, dat op de Sinaï gesloten werd (Exodus 19:1-8), is verbroken.

De instelling van de zondaar
De oordeelsprofetie zet steeds op dezelfde manier in, bijvoorbeeld in Amos 1:3a (HSV-vertaling): ‘Zo zegt de HEERE: Vanwege drie overtredingen van Damascus, ja, vanwege vier, zal Ik er niet op terugkomen…’
Voorgaande tekst betreft geen telling van zonden die gepleegd zijn. De strekking van de profetie is dat niet het aantal zonden bepalend is, maar de instelling van de zondaar. Die blijkt uit zijn daden en één ervan wordt genoemd in Amos 1:3b (HSV) ‘omdat zij met ijzeren dorssleden Gilead gedorst hebben.’ Deze uitdrukking betekent dat Damascus (Syrië) het land Gilead met buitensporige wreedheid veroverd had. Gilead lag aan de oostzijde van de Jordaan en was oorspronkelijk aan Ruben, Gad en Manasse toegewezen. De profetie vervolgt: ‘Daarom zal Ik vuur werpen in het (konings)huis van Hazaël; dat zal de paleizen van Benhadad verteren’ (Amos 1:4). Deze profetie werd in 732 v.Chr. door de Assyriërs naar de letter vervuld.

Zij hebben God verworpen
In Amos 2:4 is Juda aan de beurt. De hoofdaanklacht is geen misdrijf tegen de menselijkheid, zoals de aanklachten daarvoor, maar tegen God: ‘omdat zij de wet van de HEERE verworpen hebben, Zijn verordeningen niet in acht genomen hebben’ (Amos 2:4b, HSV). Met deze aanklacht wordt duidelijk, dat niet de Hoogheilige het verbond verbroken heeft, maar Juda.
Is het verbond met Israël dan niet verbroken? Zeker wel. Voor God is het één volk, dat blijkt wel uit de verzen 9-16. In Juda wordt ook Israël aangesproken en omgekeerd, want de splitsing in twee volken, na de dood van koning Salomo, was onwettig; tegen Gods wil.

Maatschappelijke verloedering
In vers 6 volgt het oordeel over Israël, het Tienstammenrijk. Amos licht de maatschappij door zoals die toen was. Dat liegt er niet om. Corrupte rechtspraak (vers 6b); schaamteloze uitbuiting van de vele armen die er toen waren (vers 7a); seksuele verloedering (vers 7b); slemppartijen en drinkgelagen (vers 8).
Het oordeel is uitgesproken; Israël/Juda is schuldig en daarom is het Sinaïtische Verbond verbroken. Deze constatering wordt extra contouren gegeven in vers 9-11, waarin kort de grote daden van God worden gememoreerd. Amos 2 sluit met een vooruitblik op de komende catastrofes, de verwoesting van Israël door Assyrië en van Juda door Babel.

De breuk in het Verbond was een ramp!
Wij, mensen, meten de gebeurtenissen in de wereld af naar onze maatstaven. Op die lijst staat de breuk tussen God en het volk Israël niet hoog genoteerd. Ten onrechte. Het sterven van Jezus Christus, Zijn opstanding, de stichting van de Gemeente, de zondvloed, de verbondssluiting op Horeb en deze gebeurtenis zouden in de top zes moeten staan als diepte- en hoogtepunten in de relatie tussen God en de mens.
Deze gebeurtenis – het verbreken van het Sinaïtische Verbond – was een ramp. Niet alleen voor het volk Israël; het raakte alle mensen. Door de breuk tussen God en Israël wordt namelijk ook de relatie tussen God en de rest van de wereld beschadigd. Want in het volk Israël diende de hele wereld gezegend te worden en in dat proces was Israël een ‘voertuig van het heil’.
De breuk in het Sinaïtische Verbond wordt pas na eeuwen gerepareerd door een Nieuw Verbond. Dat wordt ingesteld door Jezus Christus (= Messias) en zichtbaar gemaakt in de stichting van Zijn Gemeente1 (Lucas 22:20, 1 Korintiërs 11:25, 2 Korintiërs 3:6) en – wat betreft het volk Israël – bij de wederkomst van de Messias, als het Messiaanse Rijk gevestigd wordt. Dan zal het Nieuwe Verbond ook voor hen van kracht worden:
‘Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE. Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken’ (Jeremia 31:31-34, HSV).

Wat heeft Amos ons te zeggen?
De mate van verloedering van de maatschappij die Amos schetst, is onthutsend. Gods wet heeft zijn kracht verloren. Die dient niet meer om een rechtvaardige maatschappij te bevorderen, maar wordt misbruikt door een rijke bovenlaag van de bevolking voor eigen genot.
Het conflict tussen de letter en de geest van de wet is een belangrijke graadmeter die aangeeft hoe een samenleving er voor staat. Indien de geest van de wet geëerbiedigd wordt, ontstaat rechtvaardigheid. In een dergelijke maatschappij zijn relatief weinig rechters en advocaten nodig om de wet te handhaven. Beide partijen zullen naar dezelfde wet luisteren, waardoor de meeste conflicten niet meer bij de rechter belanden. Bovendien werkt de wet dan preventief, want een snelle berechting (waarvan de uitslag meestal wel vaststaat) ontmoedigt de potentiële misdadiger.

Als de letter regeert…
Indien echter de letter van de wet regeert, dan is de doelstelling van de wet geen leidraad meer. De wet is dan een studieobject geworden om de mazen daarvan te ontdekken. Die worden vervolgens misbruikt om onrecht recht te buigen. In die maatschappij is de rechtsgang geconcentreerd op vergissingen, onduidelijkheden en slimme formuleringen, die de werking van de wet blokkeren. De interpretatie van de wet wordt dan bepaald door de tijdgeest, niet door de wet zelf.
Het is gemakkelijk meetbaar wanneer dat gebeurt. Want als dat het geval is, dan wordt een land overspoeld met advocaten en hebben rechtbanken altijd te veel werk. Gevolg is dat persoonlijke rijkdom – niet het recht – de sleutel wordt om een rechtszaak te winnen, want alleen de rijke kan zich dure advocaten permitteren. Zo verwordt wat recht was tot onrecht.

Hoe staat Nederland ervoor?
Het is onvermijdelijk dat we voorgaande overwegingen ook toepassen op de huidige maatschappij. Dan moeten we constateren, dat er in Nederland in de afgelopen 30 jaar een enorme groei van de advocatuur is geweest. En als we de verslagen van de vele geruchtmakende rechtszaken van de afgelopen jaren onder de loep nemen, dan blijkt dat nalatigheden, vergissingen en vormfouten een grote rol spelen. Dat staat een snelle en eerlijke rechtsgang in de weg. Want de hoge kosten van een rechtszaak weerhoudt de minder bedeelde om zijn recht op te eisen. U mag zelf de conclusie trekken, hoever wij reeds zijn afgedwaald.

Gert van de Weerd

1 Helaas vallen de zegening van het Nieuwe Verbond nu alleen toe aan de Gemeente, dus dienen Joden toe te treden tot de Gemeente om in dat verbond te worden opgenomen. Die toestand verandert bij hun bekering, als de Messias wederkomt (Zacharia 12:10-14).