De openbaring van Gods Naam (2)

Ton Stier • 94 - 2018 • Uitgave: 14
In Exodus 3 onthult de Heere Zijn Wezen vanuit een brandende doornstruik, die door Zijn aanwezigheid niet door het vuur wordt verteerd. Dit is ook een prachtig beeld van Israël als volk, dat ondanks alle pogingen tot genocide, door Hem werd en zal worden bewaard.

De Heere gaat als het ware met Zijn volk door dat vuur heen en zegt: ‘Ik ken hun leed’ (vers 3), of zoals er staat in Jesaja 63: ‘In al hun benauwdheid was Hij benauwd’ (vers 9).

Ik ben Die Ik ben
Als Mozes vervolgens door de HEERE naar de farao gezonden wordt, brengt hem dat in verlegenheid: ‘Wie ben ik, dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ (vers 11). Is het niet mooi dat Mozes met zijn identiteitsvraag ‘Wie ben ik?’ rust mag vinden in de daarop volgende Godsopenbaring: “Ik ben Die Ik ben” (vers 14)? Daarmee mogen en kunnen Mozes, het volk Israël en overdrachtelijk ook wij het mee doen! Hij is de Eeuwige, de Onveranderlijke, de In-Zichzelf-Bestaande, de Oorsprong, de Verlosser, de Onderhouder en de Voleinder voor al Zijn raadsbesluiten.
De Engel van de HEERE, Die aan Mozes (zichtbaar) verscheen en Zich bekendmaakte als de ‘IK BEN’, is in feite Christus voor Zijn vleeswording. Met name het Johannes-evangelie onthult vanaf het eerste vers Zijn goddelijkheid: ‘In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God’ (Johannes 1:1). En dan schrijft Johannes in vers 18: ‘Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.’ Die verklaring van Gods wezen begint eigenlijk al in Exodus 3 en vindt z’n volle openbaring in Zijn vleeswording. Denk aan Jezus’ woorden tot Filippus: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’ (Johannes 14:9b).
Dat volgens Micha 5 ‘Zijn oorsprongen van oudsher, van eeuwige dagen af’ (vers 1) zijn, vinden we prachtig bevestigd in de woorden van Johannes de Doper: ‘Hij Die na mij komt, is vóór mij geworden, want Hij was er eerder dan ik’ (Johannes 1:15,27,30). En uiteindelijk horen we de Heere in Johannes 8:58 expliciet Zich als de IK BEN bekendmaken: ‘Ik zeg u: Vóór Abraham geboren was, ben Ik’. Hoe essentieel de erkenning van Hem als de IK BEN is, blijkt uit Zijn ernstige waarschuwing: ‘Ik heb u dan gezegd dat u in uw zonden zult sterven, want als u niet gelooft dat Ik het ben (letterlijk: Ik, Ik ben), zult u in uw zonden sterven’ (Johannes 8:24).

De zeven IK-BEN-uitspraken
Evenals in de nu volgende zeven IK-BEN-uitspraken in het Johannes-evangelie, is het goed te beseffen dat er in het Grieks telkens letterlijk staat: Ik, Ik ben. De werkwoordsvorm ‘eimi’ heeft in het Grieks al de persoonsvorm ‘ik’ ingesloten. Desalniettemin wordt ‘eimi’ steeds voorafgegaan door ‘ego’ (ik), wat dus eigenlijk vertaald zou moeten worden met Ik, Ik ben. Ter verduidelijking zullen we dat in de weergave van de volgende teksten ook laten terugkomen.

1. ‘Ik, Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben’ (Johannes 6:35).
2. ‘Ik, Ik ben het Licht der wereld; wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben’ (Johannes 8:12).
3. ‘Ik, Ik ben de Deur; als iemand door Mij naar binnen gaat, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden’ (Johannes 10:9).
4. ‘Ik, Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen’ (Johannes 10:11).
5. ‘Ik, Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven’ (Johannes 11:25).
6. ‘Ik, Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij’ (Johannes 14:6).
7. ‘Ik, Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Wijngaardenier’ (Johannes 15:1,5).

JHWH
Terug naar de openbaring van Gods Naam, lezen we in Exodus 3: ‘Toen zei God verder tegen Mozes: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: De HEERE, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob, heeft mij naar u toe gezonden. Dit is voor eeuwig Mijn Naam, dit is Mijn Naam ter gedachtenis, van generatie op generatie’ (vers 15).
De naam HEERE, in de NBG aangeduid als HERE, is het zogenoemde Tetragrammaton (Grieks voor ‘4 letters’) en wordt in het Hebreeuws met vier medeklinkers geschreven: jod, hee, waw, hee. Nu bestaat de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament nagenoeg alleen uit medeklinkers en moeten de klinkers er dus bij worden bedacht. In de tijd dat het Bijbels Hebreeuws nog volop werd gesproken, was dat geen probleem. Echter, toen het Hebreeuws als actieve taal gaandeweg door onder andere het Aramees in onbruik raakte, werd het wenselijk, zo niet noodzakelijk, om de oorspronkelijke tekst voor de volgende generaties te bewaren. Vanaf ongeveer de 6e tot de 8e eeuw na Chr. heeft men daarom aan de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament klinkers toegevoegd, door middel van kleine puntjes en streepjes, die men boven, tussen en onder de letters plaatste. Zo bleven de oorspronkelijke letters onaangetast, maar kon de uitspraak en betekenis bewaard blijven. Een geniaal systeem dat tot stand werd gebracht door de Masoreten, afgeleid van een Hebreeuws woord masora, dat ‘overlevering’ betekent. We spreken daarom over de Masoretische vocalisatie.

Heilige Naam uitspreken
Voor wat betreft de Naam JHWH is er echter nog een ander probleem. Deze werd en wordt namelijk niet uitgesproken, uit angst het derde gebod te overtreden: ‘U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt’ (Exodus 20:7). Wanneer men is gestopt de Naam van de HEERE uit te spreken is niet bekend, maar in de eerste eeuw na Chr. werd de Naam nog slechts één keer per jaar op Jom Kippoer door de hogepriester in de Tempel uitgesproken. In plaats daarvan gebruikt men onder andere de woorden Ha Sjem (de Naam) of Adonai (Mijn Heer) of Haqqadosj baroech hoe (de Heilige, geprezen zij Hij).
De Masoreten plaatsten de klinkers van Adonai onder de medeklinkers JHWH, dat de lezer er voor moest behoeden de heilige Naam uit te spreken, maar daarvoor in de plaats Adonai ‘Mijn Heer’ kon gebruiken.
Toch weten we dat eens de profetie van Joël in vervulling zal gaan: ‘Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn, die de HEERE roepen zal’ (Joël 2:32).
Wat een dag zal dat zijn! Want het zal niet in de eerste plaats de klank van de Naam zijn, maar het besef Wie die Naam vertegenwoordigt, namelijk Degene Die zei: ‘Ik, Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij’ (Johannes 14:6).

Ton Stier