De obsessie naar geluk

Hans Frinsel • 94 - 2018 • Uitgave: 22
Onlangs stond op de CIP website (Christelijk Informatie Platform) een lezing van de Belgische psychiater Dirk De Wachter. De westerse mens, constateert hij, is geobsedeerd door de hang naar geluk, persoonlijk geluk, dat hij tot zijn absolute levensdoel heeft gemaakt, met alle kwalijke gevolgen van dien.

Voor zover ik kan nagaan is deze psychiater geen overtuigd christen. Toch werden zijn woorden door CIP – terecht –als ‘profetisch’ gekwalificeerd. De Wachter is bekend geworden door zijn boek Borderline Times, waarin hij de kenmerken van het psychiatrische ziektebeeld Borderline vergelijkt met onze huidige westerse maatschappij. Hij concludeert dat onze samenleving behept is met deze geestelijke aandoening en legt uit waar de oorzaak ligt.

Fata morgana
Vroeger geloofden mensen in een hemel na dit leven. Moeilijkheden en lijden konden worden gedragen, omdat er uitzicht was op een toekomst. In onze moderne maatschappij heeft de hemel afgedaan. Maar gevoelsmatig kan de moderne mens niet zonder en probeert hij zich een hemel op aarde te creëren.
Zolang de westerse mens hier een fantastisch gelukkig leven heeft, leeft hij in de illusie van die zelfgemaakte hemel. Maar daar zit ook het probleem. Die aardse hemel blijkt heel fragiel. Er zijn tal van kleine of grotere moeilijkheden die zo’n ‘fata morgana’ plotseling laten verdwijnen.
De Wachter wijst erop dat, ondanks onze ongelooflijke materiële welvaart en zoveel vermaak en genot, psychiaters en psychotherapeuten het nog nooit zo druk hebben gehad. Onze samenleving is ziek.
De laatste jaren zijn er steeds meer psychiaters, psychologen en filosofen, die net als De Wachter deze zorgelijke ontwikkeling constateren en suggereren dat de mens niet zonder zingeving van buitenaf kan leven. Sommigen gaan zelfs zover – zonder zelf gelovig te zijn – dat ze stellen dat de samenleving zonder ‘godsdienst’ niet goed kan functioneren.

Schijnreligie
Volgens cijfers van het CBS is het nu voor het eerst in de geschiedenis dat een meerderheid van Nederlanders zich niet tot een religieuze groepering rekent. Die meerderheid begroet zo’n constatering misschien met gejuich. Het weekblad Elsevier plaatste daar echter een belangrijke kanttekening bij: Welke effecten zal deze ontwikkeling op lange termijn hebben op ons beschavingsniveau? De meeste ongelovige Nederlanders zijn opgegroeid in een context van christelijke normen en waarden. “Het civiliserende effect van het christendom is nog niet uitgewerkt, maar de godsdienstige fundamenten zijn wel vermolmd.” Met andere woorden onze moderne cultuur ontwikkelt zich zonder betrouwbaar fundament.
Toch zijn er maar weinig ‘ongelovige’ Nederlanders die consequent leven vanuit het idee dat dit leven alles is wat er is. Onlangs was ik op een begrafenis waar geen enkele verwijzing naar God was, al had de overledene zich ooit christen genoemd. Als velen in onze generatie had hij ergens onderweg God als irrelevant aan de dijk gezet. Toch werden er tijdens de plechtigheid allerlei vage toespelingen gemaakt over een voortgaand bewustzijn en een toekomstige vreugdevolle hereniging met de achterblijvers. Is de hemel op aarde toch niet voldoende?

Genot als basisbehoefte
In onze samenleving weten we zelfs niet meer hoe we met een ‘klein beetje ongelukkigheid’ om moeten gaan, stelt De Wachter. De moderne mens ziet dat al snel als een aanslag op de ‘aardse hemel’ die hij nastreeft. De mens zoekt vermaak en genot om dat doel te bereiken. De entertainment, die eigenlijk slechts de ‘garnering bij de levensmaaltijd’ zou moeten zijn, is nu de hoofdschotel geworden. We werken om meer te genieten. We spannen ons in voor een groter huis, steeds mooiere vakantiereizen, meer luxe. We zoeken een constante stroom aan prikkels om het fantastische geluk te kunnen ervaren. Zevenentwintig tv-kanalen zijn beslist niet genoeg om onze gelukshonger te stillen. Netflix is absoluut onontbeerlijk. Ultiem genot is een basisbehoefte geworden.
Het ‘gewone geluk’ in de kleine dingen van alledag bevredigt niet meer.

Een aantal decennia geleden wezen cultuurfilosofen er op dat onze westerse samenleving overgegaan was van een ‘overlevingssamenleving’ naar een ‘belevingssamenleving.’ In tijden dat welvaart niet vanzelfsprekend was, vond de mens levensvervulling in het overleven. Overleven kostte inspanning, moeite en offers. Maar het gaf een diep gevoel van voldoening, als men in staat was honger te verdrijven, de kinderen te eten geven, of een ramp te boven te komen. Overleven deed je niet alleen. Je was op elkaar aangewezen, als gezin, in familieverband, of als gemeenschap.

Ik wil een kick
Overleven is geen issue meer. Mensen die toch in de problemen komen, kunnen we doorverwijzen naar het uitkeringsloket. Onze sociale voorzieningen vonden hun oorsprong in de solidariteitsgedachte. Nu faciliteren ze ons grenzeloos individualisme. We gaan voor onszelf.
We leven nu in een belevingssamenleving. Beleving is alles geworden. Daarin wordt de levensvervulling gezocht. Daarom zoeken we bijna dwangmatig naar een steeds heftiger kick, een achtbaan met twee loopings in plaats van één, een nog avontuurlijkere vakantie, een nog sterkere partydrug, een nog extremere ‘reality show’ die nog heftigere emoties laat zien. De ervaring moet steeds intenser zijn om nog een kick te geven, want net als bij drugs wordt de uitwerking zwakker naarmate je er langer gebruik van maakt. En het draait allemaal om de individuele beleving, om het ‘ik’.

Cultuur van egocentrisme
De Wachter typeert de westerse mens als egocentrisch en ziet daarin het grootste probleem. Hij is beslist niet de enige. In een interview in het blad Humo (6-9-2018) levert de Deense hoogleraar psychologie, Svend Brinkmann, forse kritiek op het egocentrisme dat onze samenleving kenmerkt. Hij ziet de overdaad aan zelfhulpboeken en methodes als symptoom van een problematische cultuur waarin we vooral op onszelf gericht worden. Die boeken dragen allemaal een filosofie uit die draait om jezelf, om je eigen ik. Je moet ‘je ware zelf’ zijn, ‘ontdekken wie je bent’ en ‘van jezelf leren te houden’. De enorme diversiteit aan zelfhulpmethodes ziet hij als bewijs dat ze veelal geen blijvende oplossing bieden en dat er iets mis is met de moderne mens. Het ego heeft de plaats van God ingenomen.

De moderne mens zoekt naar de zingeving in zichzelf, maar loopt daarin vast, waarschuwt De Wachter. Het leven is niet maakbaar en niet altijd even gelukkig. In een zeer goed artikel in De Waarheidsvriend bevestigt ook drs. Nico van der Voet dit punt: “Moderne mensen die denken dat de wereld om hun geluk draait, kunnen maar moeilijk accepteren dat er nog steeds zo’n groot deel van het bestaan niet maakbaar is.” In plaats dat hedendaagse christenen de wereld een alternatief voor deze schijnhemel laten zien, buigen wij vaak mee met dit maakbaarheidsdenken: “We zijn allemaal bezig om onze eigen pijn te vermijden en ons eigen geluk te maken.” Daarbij gebruikt men het gevoel als moreel kompas: wat maakt ons gelukkig? En als Gods Woord een andere weg wijst, ‘draaien we Zijn geboden net zolang’ tot ze ons vermeende levensgeluk niet meer in de weg staan. Het kruis dragen legt het af tegen ‘ieders individuele zoektocht naar geluk en we durven dat voor niemand te blokkeren’, aldus Van der Voet.

Welvaartsevangelie
De parelkoopman uit de gelijkenis die Jezus eens vertelde, verkocht alles wat hij had om die ene parel van grote waarde te kopen. Als moderne christenen begrijpen we die koopman niet meer. Waarom alles verkopen voor die éne parel? Waarom nam hij geen hypotheek op zijn bezittingen, zoals wij zouden doen? Dan haal je de toekomstige zegen naar het heden, zonder iets te missen van het huidige genot. Het kruis raakt buiten zicht.
Dat de moderne seculiere mens deze wereld tot schijnhemel wil maken, is begrijpelijk. Als dit leven alles is wat er is, dan is ons bestaan niet meer dan bellenblazen en spat elk leven, vroeg of laat, even zinloos uiteen.
Helaas gaan veel christenen mee in deze obsessie met tijdelijk geluk. Volmaakte gezondheid, welvaart en ontspanning worden gezien als basisbehoeften waar we ‘recht’ op hebben. Sommige hedendaagse geloofsbewegingen hebben dit tot hun handelsmerk gemaakt. Ze presenteren God als een God van succes Die vooral jouw materiële en fysieke welvaart op het oog heeft. Wil je deze hemel op aarde? Dan kan God je helpen! Zo paaien welvaartspredikers potentiële volgelingen. Tegelijkertijd wordt in veel kerken elke toekomstige hoop en nadruk op het hiernamaals als ‘escapisme’ verdacht gemaakt.

Geluk als bijproduct
God heeft de mens niet tot geluk geschapen, maar tot Zichzelf. Geluk is slechts een bijproduct van een leven dat de Schepper hervindt en waarin God alles wordt. Elk leven waarin dat niet zo is, is waardeloos en mist zijn doel. ‘Vuilnis’ noemde Paulus alles in zijn leven dat niet Christus tot doel had. Elk geluk dat buiten God om gaat, is schijngeluk. Ook veel christenen hebben dat tijdelijke geluk tot hoofddoel gemaakt en God mag meedoen om dat geluk nog wat te verhogen. Het schepsel is tegenover Zijn Schepper op zijn strepen gaan staan. Iedere eis tot offer en elke beperking van de kant van God, zien we als een aanslag op ons geluk.
Maar God heeft zich in Christus onbeperkt gegeven. In Zijn grote liefde biedt God ons Zijn Zoon aan, zodat wij ons met Hem laten verzoenen. Niet op onze voorwaarden, maar op Zijn voorwaarde. Niet als een soort extra dat dit leven nog aangenamer maakt. Nee, het is alles of niets.

Hans Frinsel