De nieuwe kerkelijke trend: het zoeken naar verbinding

Yme Horjus • 94 - 2018 • Uitgave: 4
Er zijn woorden die op een zeker moment zo vaak gebruikt worden dat ze een vorm van allergie oproepen. Je krijgt er ‘jeuk’ van. ‘Genderneutraal’ is zo’n woord, maar ook ‘verbinding’. Burgemeester Eberhard van der Laan werd in Amsterdam herdacht als een mens met het vermogen om samen te binden. Hij verbond mensen van hoog tot laag, ongeacht positie, ras of gender.

Het eerste optreden van minister Carola Schouten leverde in mijn krant een geschreven portret op. De nieuwe minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit presenteerde zich in de Tweede Kamer als iemand die – zo stond er letterlijk – een verbinder wil zijn, die zich geen valse dilemma’s wil laten aanpraten. Aan het begin van haar urenlange betoog citeerde ze uit de Bijbel: ‘een voordeel voor het land bij dit alles is een koning die de akkerbouw begunstigt’ (Prediker 5:8). Ze maakte duidelijk dat zo’n koning zorg moet dragen voor de oogst en dat doet met wijsheid en besef van duurzaamheid. Mens en natuur zijn van elkaar afhankelijk.

Koning als verbindender
Ook koning Willem-Alexander had het in zijn kersttoespraak van 2017 over verbinding. Hij noemde het kerstfeest het feest dat mensen nadrukkelijk met elkaar verbindt. Hij toonde zich kritisch naar de samenleving: “Het lijkt steeds moeilijker te worden om elkaar in het dagelijkse leven te ontmoeten. De plaatsen waar heel uiteenlopende mensen elkaar van oudsher tegenkomen – kerk, kantoor, café, sportclub, school – verliezen die verbindende functie steeds meer.”
Onze koning pleit voor een houding van ‘niet zoeken naar een breder ik, maar naar een groter wij.’ Deze kersttoespraak zal goed zijn ontvangen bij heel veel Nederlanders. Dit verwacht je ook van een staatshoofd, dat de ‘boel bij elkaar wil houden’ om met Job Cohen te spreken, óók zo’n verbinder. De koning is er voor iedereen en heeft het algemeen belang op het oog. Met zo’n koning kunnen we ons één voelen! Hij staat boven de partijen en is een verbindende factor in het staatsbestel en het samenleven van de burgers. En zo moet het ook zijn! Onze koning kan geen groter compliment krijgen dan dat hij deze eretitel van het Nederlandse volk krijgt toebedeeld.

Dominee als verbinder
Dit woord verbinding heeft zijn weg ook gevonden naar de christelijke wereld. Zo werd ik anderhalf jaar geleden gevraagd om in een kerkelijke gemeente onderzoek te doen naar het profiel van de nieuw aan te stellen voorganger. Er werden vele interviews afgenomen om te bepalen wat voor een voorganger de gemeenteleden het liefste zagen functioneren. ‘Hij moest een verbinder zijn’, was het gevoelen dat dominant naar voren kwam.
Ik was eigenlijk niet verbaasd, omdat ik toen al het woord verbinding veel hoorde in kerkelijke kring. Het hing in de lucht. De atmosfeer in de samenleving was ervan doordrenkt en dus moet je niet vreemd opkijken dat dit in de kerk ook een populair begrip wordt. In sollicitatiebrieven scoorde je namelijk goed als je iets daarvan kon melden in je CV. Je was op mensen gericht, empathisch, kon goed luisteren, feedback geven en je was oplossingsgericht. Kortom: een mensenmens! Als je deze competentie in huis had, dan was je kostje gekocht!
De gemeente in kwestie zocht een verbinder en de kandidaat die men op het oog had, noemde datzelfde woord om daarmee zijn kernkwaliteit aan te geven. Het kon niet missen dat dit een match werd! Natuurlijk zal men zijn vaardigheden op de kansel hebben meegewogen en het vermogen om doelgericht leiding te geven aan de gemeente, maar ik kon toch niet aan de indruk ontkomen dat verbinden een uitermate belangrijke factor was in het zoekproces.

Verbinding versluiert?
En dan tóch een jeukwoord dat irritaties oproept? Ja, want het komt in een rijtje te staan met ‘genderneutraal’, ‘in je kracht staan’, ‘papadag’, en ‘ik heb zoiets van’. Het kan bijna niet anders dan dat dit jeuk veroorzaakt. Het lijkt wel of iedereen uit is op ‘verbinding’ en een ‘verbinder’ wil zijn. Het wordt een ideaalplaatje van onszelf.
Misschien is het ook wel een behoefte van mensen om overal de scherpe kantjes van af te halen. Vroeger waren we misschien geneigd om eerder tegenstellingen en verschillen te benadrukken, nu zoeken we de consensus en de harmonie. Geen antithese, maar synthese! Iemand als Krijn de Jong – jarenlang een vaste waarde voor de stichting Tot Heil des Volks in Amsterdam en een vaardig scribent in het blad De Oogst – schreef in een ingezonden stuk in het Nederlands Dagblad over een versluierend gebruik van het woord ‘verbinden’. Het moet iets verhullen van een vroegere opstelling die nu niet meer opportuun wordt geacht.
Krijn de Jong richt zich tot twee organisaties die hem lief en dierbaar waren, maar van kleur verschoten zijn. En misschien waren deze organisaties ooit in hun oorsprong profetisch en antithetisch en hebben zich toen ook wel eens vergaloppeerd in hun ongeclausuleerd radicaal enthousiasme, ze hadden zich nu daarvan verwijderd. Zijn vraag luidt: “Is verbinding misschien een prettig klinkend eufemisme voor van alles, behalve voor duidelijkheid?” Het woord wekt immers de suggestie dat men niet langer moeilijk wil doen, de vrede wil zoeken en meer van dit soort vaagheden, meent hij te moeten vaststellen.
Zijn kritiek snijdt naar mijn overtuiging hout. Want het evangelie is niet naar de mens, zegt de apostel Paulus en staat dwars op het leven van de seculiere mens. Je kunt het mensen niet altijd naar de zin maken. Je kunt de angel niet uit het evangelie halen en pogen er een salonfähige en voor ieder acceptabele boodschap van te maken. Het brengt Krijn de Jong tot de algemene uitspraak dat ‘het eerste dat op het altaar van de verbinding wordt geofferd, is het profetische geluid’. Ik denk dat ik erbij aan wil vullen: óók de waarheid. Die waarheid ligt immers vaak in het dwarse, in het ongemakkelijke en in datgene wat niet zonder meer naadloos bij ons mens-zijn aansluit.

Oordeelt niet…?
Ik merk zelf dat gemeenten het moeilijk vinden dat tegendraadse en ongemakkelijke evangelie aan de man te brengen. Men is besmet geraakt met het virus van de verbinding en maakt er een missionair uitgangspunt van. Men is het beu om in een situatie van confrontatie te komen met de eigen leden van de gemeente, of is bang voor de buitenwereld, die toch niet zo’n onbuigzame indruk van de kerk zou moeten krijgen. Ik hoor om mij heen gemeenteleden zeggen: “Wij moeten ophouden te oordelen over anderen, we moeten de liefde laten prevaleren en elkaar niet meer aan boord komen met verwijten, meningen en beoordelingen. We moeten elkaar respecteren. We moeten elkaar de ruimte geven een eigen gestalte te geven aan de navolging van de Here Jezus.” Men geeft dan aan de woorden van Here Jezus ‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt’ een eigen inkleuring en betekenis.
Hebben we niet als christenen door de eeuwen heen er een handje van gehad om elkaar langs een meetlat te leggen? En is daarmee niet heel veel leed en onheil over de kerk afgeroepen? Dit verwijt heeft een kern van waarheid in zich. Er is inderdaad veel narigheid en zonde het gevolg geweest van kortzichtigheid en hoogmoed. ‘Oordeelt niet,’ zegt de Here Jezus, ‘opdat gij niet geoordeeld wordt’. Van zo’n uitspraak kun je het warm krijgen. Hoe vaak bezondig je jezelf aan oordelen, al was het alleen maar in je gedachten.
Zo’n uitspraak kan je in verwarring brengen en je op een dwaalspoor zetten. Want bedoelt de Heer nu dat je niet ergens een mening erop na mag houden? Zegt Hij dat je je geen oordeel mag vormen over woorden, daden en situaties van mensen? Is vermaning en tucht dan eigenlijk ook uit de boze? Want dán heb je toch een oordeel over een ander en wie ben jij dat je dat zou mógen hebben?

Ieder z’n eigen waarheid
Als je de Bijbel goed leest, zie je dat er aan één stuk door geoordeeld wordt over mensen. Profeten als Jeremia winden er geen doekjes om en zeggen waar het op staat. In het Nieuwe Testament stuiten we op de granieten onverzettelijkheid van Johannes de Doper. Die wist het ook wel te zeggen: ‘jullie adderengebroed’ en hief zijn vinger waarschuwend op tegen de Farizeeën en Sadduceeën. Als dat geen oordelen is! Maar ook de Here Jezus zelf was lang niet mals in Zijn oordeel over Zijn tijdgenoten. Zijn woorden en niet minder Zijn daden hadden zo nu en dan een ongekende felheid. In Matteüs 23 spaart Jezus de Schriftgeleerden en Farizeeën niet en zegt hen ongezouten de waarheid.
Het wordt aanstonds duidelijk dat, waar wij in onze tijd zo ver mogelijk uit de buurt willen blijven van het ‘oordelen’, we de bedoelingen van Jezus niet hebben begrepen. Want onze neiging tot ‘niet-oordelen’ komt voort uit een postmoderne houding van ‘ieder in zijn eigen waarde laten’, ‘ieder zijn eigen waarheid gunnen’, of is er zelfs sprake van een vorm van sociale onverschilligheid ten aanzien van levenskeuzes van medegelovigen.
Als slotconclusie zou ik willen opmerken: ik ben vóór verbinding waar het mogelijk is en vóór confrontatie (dan wel oordelen) waar het nodig is! De Heer vraagt beide! Het is de kunst om beide met elkaar te… verbinden.

Yme Horjus