De nederlaag bij Ai

F.B. Meyer / vert. Herman de Heus • 78 - 2002/03 • Uitgave: 25
Tijdens de zeven jaar durende verovering van Kanaan verloor Israël slechts één gevecht. De nederlaag bij Ai, waar zesendertig mannen vielen, bevat ook voor ons lessen van onschatbare waarde. Want ook wij kennen nederlagen in ons leven, verslagen als wij worden door inwonende zonden en aanvallen van Satan. Het gevaar bestaat dat wij wennen aan het leven in de nederlaag en deze niet langer voor Gods troon brengen. Hoe kunnen wij zo ooit de ware oorzaak ervan achterhalen? Moge het ons gegeven zijn samen met Israel lering te trekken uit de nederlaag bij Ai.

Israël vertrouwde op zichzelf
Jericho smeulde nog, toen Jozua zijn blik reeds voorwaarts richtte. Verkenners kwamen terug met de mededeling dat Ai weinig strijdbare mannen telde en dat slechts een beperkt aantal Israëlieten nodig was om Ai te verslaan. Maar hoe vergisten zij zich! Het advies dat zij aan Jozua gaven verraadt hun ongeloof. Zij meenden dat Jericho door henzelf was ingenomen, en niet door de Here God, terwijl er slechts omheen gelopen was. Maar de gedachte Jericho eigenhandig te hebben veroverd, maakte Ai, zoveel kleiner dan Jericho, in hun ogen een gemakkelijke prooi.

In het christenleven is geen uur zó hachelijk als het uur na een overwinning. Dan voelen wij ons oppermachtig en eisen wij meer eer op dan ons toekomt. Wat deed Elia echter, na de triomf bij de berg Karmel? Toen het gehele volk zich op het aangezicht wierp en het bloed der priesters de rivier Kishon voedde? Toen klom Elia naar de hoogte van de Karmel, boog zich ter aarde en legde zijn aangezicht tussen zijn knieën.

Ai werd beschouwd als een kleinigheid. Maar kleinigheden bestaan niet. Niet in Israël en niet in ons leven. Niets is zo klein dat we het kunnen bevechten in eigen kracht. Zonder God zijn wij geen partij voor zelfs de geringste verleiding. Wat wij dagelijks behoeven teneinde in de overwinning te leven, is geloof, waakzaamheid en gemeenschap met God.

Israël wachtte niet op God
Toen Jozua smeekte: "Wat zult Gij doen voor uw grote naam?", had de Here God al geantwoord in de nederlaag bij Ai. Die nederlaag maakte zijn naam groot. Was Jozua in gemeenschap met God gebleven, dan zou de Geest Gods hem hebben gewezen op het kwaad in hun midden, zodat Achan en zijn zonde weggedaan waren vóór de opmars naar Ai.

Wat Achan was voor Israël, waren Ananias en zijn vrouw voor de jonge gemeente. Als dat kwaad niet was weggedaan door Petrus, verlicht als hij was door de Heilige Geest, dan zou de Geest uitgedoofd en de gemeente verkommerd kunnen zijn. Maar God zij dank, het gevaar werd tijdig opgemerkt en de Heilige Geest bleef onverminderd spreken.

De apostel Paulus waarschuwt: Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen. God kent ons beter dan wijzelf. Hij ziet het begin van het rotte plekje in onze vruchten en herkent er een mogelijke nederlaag in. En Hij verzuimt niet ons, keer op keer, te waarschuwen. Maar als wij doof blijven, zoals Jozua was na de overwinning op Jericho, voor Gods Woord en Gods Geest, levert Hij ons aan onze onreine geest over. Het is goed om, voordat we voorwaarts trekken, ook al is het doel een Ai, eerst terug te keren naar Gilgal. Opdat de Heer de smaad van ons afwentelt en wij ons opnieuw aan Hem zullen toewijden en geen Achan in ons hart gevonden wordt.

Israël vergreep zich
Jozua werd verleid om God de schuld te geven, alsof de Almachtige hen in die moeilijke situatie had gebracht. Hij sprak als iemand wiens geloof verdwenen was, en dat terwijl de Here zijn volk zo genadevol terzijde had gestaan. Ook in ons leven zijn er tijden dat wij God de schuld van onze omstandigheden geven. Wanneer wij ons eens zo rustige leven vaarwel zeggen, op aangeven van de Heilige Geest, om de Here op een andere wijze dan voorheen te dienen, vergeten wij in het rumoer licht dat onze Vader ons naar de overzijde van de Jordaan brengt om zijn onmetelijke rijkdom aan ons te kunnen schenken.

De nederlagen die wij in het Beloofde Land lijden, zijn niet nodig. Er is geen reden om in de nederlaag te leven. Zegt Paulus niet dat wij in dit alles meer dan overwinnaars zijn, door Hem die ons heeft liefgehad? Maar wij staan niet op onszelf. Eén Israëliet had de overtreding begaan, toch staat er: de Israëlieten vergrepen zich aan het gebannene. Zondigt de één dan brengt hij de anderen ook schade toe. Want niemand onzer leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf. Als één lid lijdt, lijden alle leden mede, als één lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde. Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods.

Dat deze woorden gelezen worden door ieder die zich bewust is een Achan in de gemeente te zijn! Laat hij zolang het Vandaag is: belijden, herstellen en berouwen. Niet slechts om zelf het oordeel te ontlopen, maar ook om anderen niet mee te slepen in zijn val. Het bloed van de zesendertig mannen kleefde aan de handen van Achan.

Hoe onzorgvuldig ging Israël om met Gods geboden. Het verbod dat God uitvaardigde op het aanraken van het gebannene was helder. Jericho en alles wat erin was moest verbrand worden met vuur, behalve het zilver, het goud en de koperen en ijzeren voorwerpen die aan de schat van het huis des Heren toegevoegd moesten worden. En het volk diende zich te onthouden van plundering.

Maar laten wij niet te streng oordelen. Zegt de Bijbel niet op vele plaatsen dat wij ons vertrouwen moeten stellen op God alleen, en niet op onzelf, op de wereld, op geld of eer van mensen? Toch zijn er velen onder ons die in volstrekte ongehoorzaamheid leven, alsof Gods Woord lucht was. Daarom mogen wij ons aangesproken weten wanneer God zegt: Israël heeft gezondigd en zij hebben mijn verbond, dat Ik hun geboden had, overtreden, en ook iets van het gebannene weggenomen. Daarom kunnen de Israëlieten geen stand houden tegen hun vijanden. Ik zal voortaan niet meer met u zijn, indien gij niet de ban uit uw midden uitdelgt.

F.B. Meyer
Vertaling: Herman de Heus