De Messiaanse beweging en de betekenis van de wet

Hugo Bouter • 92 - 2016 • Uitgave: 9
In de eerste gemeenten waren er al verschillen. Te denken valt aan het verschil tussen Joden en heidenen die tot geloof kwamen en samen de gemeente gingen vormen. In dit commentaar bespreekt Hugo Bouter de plaats van de wet in de gemeente.

‘Meent niet dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van de kleinste van deze geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan’ (Matteüs 5:17-20).

Het hart
Op verschillende plaatsen waarschuwt de Heere Jezus voor puur uiterlijke gerechtigheid van de Schriftgeleerden en Farizeeën. Zo moet het niet zijn met de discipelen van de Heer en van het koninkrijk der hemelen. De toestand van het hart moet beantwoorden aan het gebod, want de wet is geestelijk, zoals Paulus zegt in Romeinen 7. Het vervolg van Matteüs 5 laat dat ook duidelijk zien door de toelichting van de Heer op de geboden en Zijn uitwerking en verdieping van diverse geboden van de wet van Mozes.

Vervulling van wet en profetie
In de tweede plaats toont vers 17 dat de Heer zélf, de ware Wetgever, ook Degene is die gekomen is om de wet te vervullen. Hij vervulde de wet en de profeten door Zijn komst en Zijn kruis en opstanding. Zo vervulde Hij onder andere de levitische offerdienst en de voorzeggingen in de wet en de profeten over de komst van de Messias en Zijn werk.
Bij Zijn wederkomst zal pas alles worden vervuld met betrekking tot Gods plan ten aanzien van Israël, de Gemeente en de volken. Dan zullen alle voorzeggingen van de wet en de profeten over de heerlijkheid van de Messias en het Vrederijk in vervulling gaan, zelfs de kleinste profetie, elke jota en tittel.

Onder de genade
Ten derde is het niet aan ons om zelfs maar het geringste gebod te ontbinden (vers 19). Alles in de wet van Mozes heeft een diepe praktische en geestelijke betekenis en inhoud. Ook als christenen moeten wij daar telkens bij stilstaan en erover nadenken bij het lezen van de Schrift. Maar door de dood van Christus zijn wij gestorven aan de wet als het stelsel dat de mensen in slavernij hield tot op de komst van Christus (Galaten 4:3). De opgestane Heer is nu onze Leefregel geworden en Hij leidt ons door Zijn Geest.
Wij zijn niet onder de wet als systeem, maar onder de heerschappij van de genade (Romeinen 6:14). De geboden van de morele wet worden allemaal herhaald in het Nieuwe Testament (zie bijv. Efeziërs 6:1-3), echter met uitzondering van het sabbatsgebod.

Voor de Heer
Ten vierde blijft er wel verschil tussen bekeerde Joden en heidenen, ook na de dood van Christus. Wij moeten elkaar aannemen als de wetsbetrachting van gelovige Joden hen ertoe brengt dagen en maanden te onderhouden en de Joodse spijswetten te volgen (Romeinen 14-15). Maar zij moeten dat dan ook werkelijk doen 'voor de Heer', en niet om een eigengerechtigheid op te bouwen of zulke praktijken aan gelovigen uit de volken op te leggen. Dat laatste wordt sterk veroordeeld in Handelingen 15 en in de brief aan de Galaten.

Overgangssituatie
Ten vijfde moeten we rekening houden met de overgangstijd die we vinden in het boek Handelingen, kort na het ontstaan van de Gemeente door de uitstorting van de Heilige Geest (Handelingen 2). Zelfs Paulus hield zich nog aan de nazireeërgelofte (Handelingen 18:18). De tempeldienst bestond nog steeds en de Hebreeënbrief was ook nog niet geschreven. Na de verwoesting van de tempel en de verstrooiing van de Joden kreeg het ware en geestelijke karakter van de nieuwe bedeling duidelijker gestalte.

De Messiaanse beweging in onze tijd is tamelijk veelvormig, maar kent helaas ook vrijzinnigheid. Je ziet dat in diverse tijdschriften en Michael Brown noemt het ook in zijn boek over de opvattingen, gebruiken en tradities binnen het Jodendom. Het is nuttig om het boek van Brown te lezen (’60 Vragen van christenen over…’, een uitgave van Het Zoeklicht, € 22,50).

Hugo Bouter